ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3319

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/3
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met gebrekkige communicatie

Op 19 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in persoon verscheen en werd bijgestaan door zijn advocaat mr. W.G. Fischer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, dat zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de veronderstelling dat verzoeker een gezamenlijke huishouding voerde met de hoofdbewoner van het adres waar hij stond ingeschreven.

Tijdens de zitting constateerde de voorzieningenrechter dat verzoeker niet in staat was om de gang van zaken te volgen, wat leidde tot twijfels over zijn communicatievaardigheden. Dit was ook zichtbaar tijdens het huisbezoek op 28 november 2011, waar verzoeker geen administratie kon tonen, terwijl hij wel over documenten beschikte. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet zonder meer kon concluderen dat verzoeker niet op het opgegeven adres woonde, gezien de gebrekkige communicatie en het ontbreken van een gesprek met een tolk.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst per 30 december 2011, en verweerder opgedragen om verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm, vermeerderd met een toeslag van 10%. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 874,-- en is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 3 WWB
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
19 januari 2012
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [naam]
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.H. Kruseman, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier.
Zitting: 19 januari 2012
Verschenen: Verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, als zijn gemachtigde.
Verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Dijkman Dulkes-Wan, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
Bij besluit van 15 december 2011 heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb), afgewezen, omdat verzoeker een gezamenlijke huishouding voert met de hoofdbewoner [naam]
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 30 december 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van eveneens 30 december 2011 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 19 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter:
- het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen;
- het bestreden besluit geschorst per 30 december 2011 tot een week na verzending van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
- verweerder opgedragen om per 30 december 2011 aan verzoeker voorschotten toe te kennen ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm, met een toeslag van 10%;
- verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- verweerder gelast het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem te vergoeden.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat verzoeker al geruime tijd staat ingeschreven op het adres [straatnaam] te [woonplaats].
Verzoeker ontving aanvankelijk een WW-uitkering, nadat zijn werkzaamheden waren beëindigd. Na afloop van deze uitkering heeft verzoeker een Wwb-uitkering aangevraagd.
Omdat er op voormeld adres veel mensen stonden ingeschreven, heeft verweerder besloten op dat adres een huisbezoek af te leggen. Dat huisbezoek heeft plaatsgevonden op 28 november 2011, nadat een gesprek met verzoeker had plaatsgevonden op 25 november 2011. Tijdens het huisbezoek waren er, afgezien van verzoeker, geen andere huisgenoten aanwezig.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter uit eigen waarneming geconstateerd, dat verzoeker niet in staat lijkt te zijn om te volgen wat er ter zitting gebeurde. Dit leidt de voorzieningenrechter onder meer af uit het feit dat verzoeker op de vraag: ‘Vertelt u eens wat verweerder zojuist heeft gezegd’ volstrekt geen antwoord gaf. Ook kon hij vragen van zijn gemachtigde niet beantwoorden.
Ten tijde van het huisbezoek kon verzoeker geen administratie tonen, terwijl het toch in de rede lag dat hij wel over administratie beschikte (bijvoorbeeld: brieven van het UWV).
Ter zitting is gebleken dat verzoeker – althans een deel van - zijn administratie (zoals ongeopende brieven van de gemachtigde en van de belastingdienst) in zijn jas bewaart. Eerder had verzoekers gemachtigde ter zitting aangegeven dat hij had waargenomen dat verzoeker zijn administratie in een jas (een andere jas dan de jas die verzoeker ter zitting droeg) bewaarde.
Gelet op het feit dat verzoeker op een uiterst gebrekkige wijze blijkt te communiceren, heeft verweerder, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet zonder meer uit de bevindingen van het huisbezoek kunnen concluderen dat verzoeker niet zijn hoofdverblijf heeft op het adres [straatnaam] te [woonplaats]. Het had in de rede gelegen dat verweerder, na afloop van het huisbezoek, met verzoeker een gesprek zou hebben gevoerd in het bijzijn van een tolk of een derde die verzoekers taal spreekt.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. In dit geval is het belang van verzoeker dat hij weer over een uitkering kan beschikken groter dan verweerders belang bij handhaving van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding het bestreden besluit te schorsen per 30 december 2011 en verweerder op te dragen aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm, vermeerderd met een toeslag van 10%.
Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de voorzieningenrechter in dit geval twee punten toe: een punt voor het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. Het gewicht van de zaak is gemiddeld. Nu ten behoeve van verzoeker een toevoeging is afgegeven op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
Tot slot zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.