ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3379

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5572
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.A. van Hoof, en verweerder, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. M.R. Mol. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een boete van € 8.000,00 die haar was opgelegd wegens vermeende overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de boete vernietigd.

De rechtbank oordeelde dat het boeterapport, dat was opgesteld door inspecteurs van de Arbeidsinspectie, onvoldoende bewijs bood voor de conclusie dat de vreemdeling arbeid had verricht ten behoeve van eiseres. De rechtbank stelde vast dat de vreemdeling op het moment van controle bezig was met het repareren van een lamp en niet met werkzaamheden voor de onderneming van eiseres. Eiseres had aangevoerd dat de vreemdeling geen arbeid verrichtte voor haar, maar voor zichzelf, en dat de werkzaamheden niet gerelateerd waren aan haar bedrijfsvoering.

De rechtbank benadrukte dat aan de bewijsvoering van de overtreding strenge eisen moeten worden gesteld, vooral omdat het hier om een bestraffende sanctie gaat. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had aangetoond dat de vreemdeling voor eiseres had gewerkt, en dat het besluit tot boeteoplegging daarom niet kon standhouden. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vergoed en het door haar betaalde griffierecht teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 10 - 5572
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 januari 2012
in de zaken van:
[eiseres]
gevestigd te [plaatsnaam]
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. van Hoof, advocaat te Opperdoes,
tegen:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.R. Mol, werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2010 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 8.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
Tegen de besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 september 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 november 2011. Gelijktijdig is ook het beroep van eiseres geregistreerd onder AWB 10 - 5573 behandeld. Partijen zijn ter zitting vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
2. Overwegingen
2.1 Twee inspecteurs van de Arbeidsinspectie hebben op 26 januari 2010 op ambtsbelofte een boeterapport opgemaakt. Daarin is vermeld dat ambtenaren van de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en de Vreemdelingenpolitie Kennemerland, tijdens een controle op 11 november 2009 op het adres waar eiseres is gevestigd, een persoon met de Srilankaanse nationaliteit (hierna: de vreemdeling) aantroffen. In de opslagplaats/werkruimte van de onderneming van eiseres stond de vreemdeling achter een werkbank en verrichtte werkzaamheden, bestaande uit het monteren van een elektriciteitsdraad aan een plastic lampenkap.
2.2 Op dit geding is de Wav van toepassing zoals die wet luidde na de inwerkingtreding van de wet van 25 juni 2009 (Stb. 2009, 265) op 1 juli 2009.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 1º, van de Wav wordt onder werkgever verstaan: degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wav, wordt het niet naleven van artikel 2, eerste lid van de Wav als een overtreding aangemerkt.
Volgens artikel 1 en 2 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav en de daarbij behorende Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav, zoals die ten tijde hier van belang luidden, bedraagt de bestuurlijke boete voor een rechtspersoon € 8.000,00 per overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav.
2.3 Eiseres heeft aangevoerd dat de verklaring van de vreemdeling in het op ambtsbelofte opgemaakte inlichtingen- en verhoorformulier niet kan worden gebruikt omdat dit formulier valselijk is opgemaakt. Op het formulier staat namelijk aangegeven dat de vreemdeling is gehoord in de Nederlandse taal met behulp van een tolk, terwijl het horen in de Engelse taal, zonder tolk, heeft plaatsgevonden. Voorts heeft eiseres uitdrukkelijk ontkend dat de vreemdeling heeft verklaard zoals in het formulier staat opgetekend. Daarbij heeft eiseres verwezen naar de bij het bezwaarschrift gevoegde schriftelijke verklaring van de vreemdeling van 20 april 2010. Het bevreemdt eiseres voorts dat de vreemdeling dezelfde woorden gebruikt als de ambtenaar die het rapport heeft opgemaakt. Het was immers geen plastic lampenkap maar een looplamp.
2.4 Volgens vaste jurisprudentie dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van een ambtsedig dan wel op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend boeterapport alsmede van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. Dit is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van dit uitgangspunt.
2.5 Volgens het inlichtingen- en verhoorformulier, als bijlage bij het boeterapport, is de vreemdeling op 11 november 2009 gehoord met tolk in de Nederlandse taal. Nadat eiseres verweerder erop heeft gewezen dat dit niet juist is, heeft de bewuste inspecteur een aanvullend boeterapport opgesteld. Daarin is neergelegd dat de vreemdeling in de Engelse taal is gehoord, zonder tolk, en dat per abuis is vermeld dat de vreemdeling met tolk in de Nederlandse taal is gehoord. De rechtbank acht dit geen omstandigheid die per definitie tot twijfel aan de juistheid van de opgetekende verklaring in het inlichtingen en verhoorformulier leidt. Het feit dat de vreemdeling verklaart over een lampenkap in plaats van een looplamp is mogelijk terug te voeren op de vertaling van het Engels in het Nederlands. Daarbij betrekt de rechtbank dat de vreemdeling in de verklaring van 20 april 2010 aangeeft dat hij op het moment van de controle bezig was een elektrische draad aan een fitting te monteren. De verklaring over de werkzaamheden op het inlichtingen- en verhoorformulier verschilt derhalve in essentie niet van de verklaring over de werkzaamheden van de vreemdeling op 20 april 2010.
2.6 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de vreemdeling geen arbeid verrichtte ten behoeve van eiseres, maar een looplamp van zijn vader repareerde in de werkplaats van eiseres. Eiseres voert dergelijke lampen niet in haar assortiment en gebruikt deze ook niet omdat de looplamp ongeschikt is voor haar werkzaamheden. Uit de foto’s blijkt ook dat de betreffende looplamp een goedkoop model is dat verkrijgbaar is bij bouwmarkten. Deze lezing wordt ook bevestigd door de verklaring van de vreemdeling van 20 april 2010, aldus eiseres.
2.7 Deze beroepsgrond treft doel. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 23 juli 2008, LJN: BD8353) aan de bewijsvoering van de overtreding en de motivering van het boetebesluit strenge eisen dienen te worden gesteld. Het gaat hier immers om een bestraffende sanctie. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het boeterapport met daarin opgenomen processen-verbaal onvoldoende grond voor verweerders conclusie dat de vreemdeling ten behoeve van eiseres arbeid heeft verricht in de zin van de Wav. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.8 Tussen partijen is niet in geschil dat de vreemdeling bezig was met reparatie van een lamp. Het boeterapport bevat onder meer de feitelijke waarnemingen van de verbalisanten en de verklaringen opgenomen van de betrokkenen. In de verklaringen van de verbalisanten is het volgende vermeld ten aanzien van de aangetroffen vreemdeling en de door hem verrichte werkzaamheden. “Een van deze manspersonen stond achter een werkbank en verrichtte arbeid door het monteren van een elektriciteitsdraad aan een plastic lampenkap, ten behoeve van de onderneming.” De vreemdeling heeft blijkens het inlichtingen- en verhoorformulier het volgende verklaard: “Ik ben vandaag om 10 uur begonnen met werken. De baas is een vriend van mij. Hij is genaamd [naam]. Ik ben hier eerder tijdens een controle werkend aangetroffen. Dit is de tweede dag dat ik hier ben. Het is toevallig dat ik nu weer tijdens een controle aan het werk ben. Toen u binnen kwam was ik bezig om een elektriciteitsdraad in een plastic lampenkap te bevestigen. Ik ben in procedure voor een verblijfsvergunning. Ik mag niet werken in Nederland.” Voorts bevat het dossier een verklaring van de vreemdeling gedateerd 20 april 2010. Deze verklaring is in bezwaar door eiseres ingebracht. Deze verklaring luidt: “Sometimes I repair the things from my fathers house for my self. I repair and make the things from wood also for myself. I do these things with the permission of mr. [naam] in his workplace without disturbing anybody. That’s what happened when the control came (that time it was connecting the orange wire to the bulp holder. I answered in English to them for their question but I never said to them (two lady officers) mr. [naam] is my boss or I worked there, and I never worked there and never get any single money from mr. [naam]”.
2.9 Vast staat dat het bedrijf van eiseres werkzaamheden verricht in de import en export van, alsmede groothandel in winkel- en horeca inventarissen, tevens het inrichten en aanleggen van bovenstaande inventarissen. In het assortiment van eiseres worden geen plastic lampen/lampenkappen dan wel looplampen gevoerd. De rechtbank constateert dat verweerder niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van feitelijke waarnemingen, foto- of ander beeldmateriaal en/of verklaringen van betrokkenen, dat de montagewerkzaamheden van de vreemdeling gerelateerd zijn aan de bedrijfsvoering van eiseres. De conclusie in het boeterapport dat het een werkzaamheid ten behoeve van de onderneming betrof is niet nader toegelicht of geconcretiseerd. Uit de verklaring van de vreemdeling in het inlichtingen- en verhoorformulier valt dit ook niet zonder meer op te maken. Die verklaring is vaag en kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Uit het feit dat de vreemdeling spreekt over “de” baas kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat [naam] (hiermee doelt de vreemdeling op [naam]) “zijn” baas is. Ook het feit dat de vreemdeling spreekt over “werken” wettigt niet zonder meer de conclusie dat hij montagewerkzaamheden verrichtte ten behoeve van de onderneming in plaats van voor hem zelf. Daarom valt niet uit te sluiten dat sprake was van een situatie zoals weergeven in de verklaring van de vreemdeling van 20 april 2010.
2.10 De rechtbank is dan ook van oordeel dat de boeterapportage het besluit tot boeteoplegging niet kan dragen. Verweerder is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de vreemdeling voor of ten behoeve van eiseres werkzaamheden heeft verricht. Dit betekent dat eiseres niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav. Het bestreden besluit kan dan ook geen stand houden en zal worden vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep van eiseres zal hierom gegrond worden verklaard.
2.11 Tevens zal de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 8:72a van de Awb, om dezelfde reden het primaire besluit herroepen.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in aanmerking de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 1748,-- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is afgegeven op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
2.13 De rechtbank zal verweerder voorts gelasten het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
2.14 verklaart het beroep gegrond;
2.15 vernietigt het bestreden besluit van 13 september 2010;
2.16 herroept het primaire besluit van 19 maart 2010;
2.17 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1748,- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
2.18 gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. G. Guinau en S.I.A.C. Angenent, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.