ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3394

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4765
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsverlening en premiebetalingen voor ziektekostenverzekering in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Faber, en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor tandartskosten, die hij had gemaakt in december 2009, maar de gemeente had deze aanvraag buiten behandeling gesteld. De eiser ontving bijstand en de premie voor de ziektekostenverzekering werd door de gemeente ingehouden en betaald aan de ziektekostenverzekeraar. Echter, de ziektekostenverzekeraar weigerde de tandartskosten te vergoeden vanwege een betalingsachterstand.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van een lening had verleend, in de veronderstelling dat de ziektekostenverzekeraar de kosten zou vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende duidelijkheid had verschaft over de betalingen aan de ziektekostenverzekeraar, wat leidde tot de betalingsachterstand van de eiser. Tijdens de zittingen heeft de ziektekostenverzekeraar uiteengezet dat de betalingen door de gemeente niet correct waren verwerkt, waardoor de premie voor de ziektekostenverzekering van de eiser grotendeels onbetaald bleef.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bijzondere bijstand om niet dient te worden verleend, en heeft het besluit van de gemeente vernietigd. De rechtbank heeft de gemeente ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 4765 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2012
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
gemachtigde: mr. S. Faber, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit, verzonden op 20 april 2010, heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor tandartskosten buiten behandeling gesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 4 mei 2010 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, in die zin dat aan eiser een bedrag van € 576,20 als bijzondere bijstand in de vorm van een lening heeft verstrekt.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 12 september 2010, aangevuld bij brief van 11 oktober 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 januari 2011, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, voornoemd, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door R. de Vos.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen ten behoeve van eiser het probleem met de ziektekostenverzekeraar op te lossen. Tevens is aangekondigd dat indien dat niet tot oplossing leidt, de rechtbank het voornemen heeft om Zilveren Kruis Achmea ambtshalve als getuige op te roepen voor de voortgezette behandeling van deze zaak.
Bij brief van 16 juni 2011 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het geschil inzake de vermeende premieachterstand bij de ziektekostenverzekeraar los staat van de onderhavige procedure.
Eiser heeft daarop bij brief van 6 juli 2011 gereageerd.
Bij brief van 26 augustus 2011 heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor een zitting op 27 september 2011. In deze uitnodiging heeft de griffier geschreven dat en waarom de rechtbank vooralsnog niet inziet dat het probleem van de premieachterstand buiten de omvang van het geding valt.
Naar aanleiding van telefonisch contact tussen de griffier en de gemachtigde van verweerder op 22 september is duidelijk geworden dat verweerder niet ter zitting zou verschijnen. Hierop is partijen bericht dat de zitting geen doorgang zou vinden.
Het beroep is opnieuw ter zitting behandeld op 19 december 2011, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich, hoewel daartoe opgeroepen, niet doen vertegenwoordigen. Als getuigen zijn namens de ziektekostenverzekeraar Zilveren Kruis Achmea verschenen [naam] en [naam]. Tevens was aanwezig [naam].
2. Overwegingen
2.1 Eiser ontving bijstand tezamen met [naam]. Van de uitkering werd blijkens de uitkeringsspecificaties de premie voor de ziektekostenverzekering en aanvullende verzekering door verweerder ingehouden en betaald aan de ziektekostenverzekeraar.
2.2 Eiser heeft in december 2009 tandartskosten gemaakt, in totaal € 576,20. De ziektekostenverzekeraar heeft eiser meegedeeld dat geweigerd wordt deze kosten te vergoeden omdat eiser een betalingsachterstand heeft.
2.3 Eiser heeft vervolgens verweerder verzocht hem bijzondere bijstand te verstrekken voor deze tandartskosten. In bezwaar is verweerder daartoe (uiteindelijk) overgegaan, maar heeft de bijstand verstrekt in de vorm van een lening. Verweerder heeft daartoe overwogen dat ervan uitgegaan wordt dat de ziektekostenverzekeraar tot vergoeding van de kosten zal overgaan.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het probleem dat eiser ondervindt met de ziektekostenverzekeraar buiten de omvang van dit geding valt. De rechtbank onderschrijft dit standpunt niet. Eiser heeft gevraagd om bijzondere bijstand voor kosten, waarvan zowel eiser als verweerder menen dat die (deels) onder de aanvullende verzekering van eiser vallen. Omdat verweerder ervan uitgaat dat de ziektekostenverzekeraar alsnog zal vergoeden, heeft hij besloten bijstand in de vorm van een lening te verstrekken. De vraag of die motivering van het bestreden besluit feitelijk juist is, dient dan ook in deze procedure te worden beantwoord.
2.6 Eiser heeft aangevoerd dat de ziektekostenverzekeraar niet geneigd zal zijn te betalen, nu deze zich op het standpunt blijft stellen dat er een betalingsachterstand bestaat en hij niet langer aanvullend verzekerd is voor onder andere tandartskosten. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij dwangbevelen ontvangt wegens achterstallige betalingen.
2.7 Op de uitkeringsspecificaties van eiser is vermeld dat een bedrag van € 109,47 wordt ingehouden voor doorbetaling premie ziektekostenverzekering. Tussen partijen is overigens ook niet in geschil dat verweerder gehouden was de ziektekostenpremie voor eiser te betalen.
2.8 Ter zitting van 21 januari 2011 heeft verweerder niet duidelijk kunnen maken dat de ziektekostenverzekeraar ten onrechte meent dat geen betaling van de premie ten name van eiser heeft plaatsgevonden, waardoor de verzekering is beëindigd. Het lag in de macht van verweerder hierover klaarheid te krijgen en de rechtbank heeft verweerder daarom in de gelegenheid gesteld een en ander uit te zoeken. Verweerder heeft vervolgens enige stukken overgelegd, maar daaruit is niet op te maken dat ten name van eiser premies betaald zijn aan de ziektekostenverzekeraar.
2.9 Nu verweerder geen duidelijkheid had verschaft, heeft de rechtbank besloten de ziektekostenverzekeraar op te roepen ter zitting te verschijnen om uitleg te verstrekken over de al dan niet betaalde premie. Ter zitting van 19 december 2011 hebben medewerkers van de ziektekostenverzekeraar de gewenste duidelijkheid verschaft.
2.10 De door de ziektekostenverzekeraar ter zitting verstrekte uitleg (voorzien van uitdraaien en overzichten van de betalingen, die aan deze uitspraak gehecht zijn) komt er – kort samengevat – op neer dat betalingen die door verweerder - naar hij meende kennelijk ten behoeve van eiser - aan de ziektekostenverzekeraar werden verricht op naam en geboortedatum van [naam], met vermelding van het BSN van eiser, meestal geboekt zijn als betaling voor achterstanden die [naam] had. Hierdoor bleef de premie voor de ziektekostenverzekering van eiser grotendeels onbetaald, ook al werd het bedrag voor de premie wel ingehouden op de bijstandsuitkering van eiser.
2.11 Nu verweerder er geen blijk van heeft gegeven een bijdrage te willen leveren aan de oplossing van het probleem waarvoor eiser zich door het – onzorgvuldig – handelen van verweerder gesteld ziet, bestaat geen aanleiding de bijzondere bijstand voor tandartskosten in de vorm van een lening te verstrekken.
2.12 Het besluit zal dan ook worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 Awb. De rechtbank ziet aanleiding – mede gelet op de opstelling van eiser in deze procedure – op voet van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt.
2.13 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling ter hoogte van in totaal € 1529,50 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor de zitting, 1 punt voor de nadere zitting en ½ punt voor de reactie).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 19 augustus 2010;
3.3 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.4 herroept het besluit van 20 april 2010 en bepaalt dat aan eiser bijzondere bijstand voor tandartskosten ten bedrage van € 576,20 om niet wordt verleend;
3.5 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1529,50, te betalen aan de griffier van de rechtbank;
3.6 gelast dat de gemeente Haarlem het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.