2. Overwegingen
2.1 Eiser ontving bijstand tezamen met [naam]. Van de uitkering werd blijkens de uitkeringsspecificaties de premie voor de ziektekostenverzekering en aanvullende verzekering door verweerder ingehouden en betaald aan de ziektekostenverzekeraar.
2.2 Eiser heeft in december 2009 tandartskosten gemaakt, in totaal € 576,20. De ziektekostenverzekeraar heeft eiser meegedeeld dat geweigerd wordt deze kosten te vergoeden omdat eiser een betalingsachterstand heeft.
2.3 Eiser heeft vervolgens verweerder verzocht hem bijzondere bijstand te verstrekken voor deze tandartskosten. In bezwaar is verweerder daartoe (uiteindelijk) overgegaan, maar heeft de bijstand verstrekt in de vorm van een lening. Verweerder heeft daartoe overwogen dat ervan uitgegaan wordt dat de ziektekostenverzekeraar tot vergoeding van de kosten zal overgaan.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het probleem dat eiser ondervindt met de ziektekostenverzekeraar buiten de omvang van dit geding valt. De rechtbank onderschrijft dit standpunt niet. Eiser heeft gevraagd om bijzondere bijstand voor kosten, waarvan zowel eiser als verweerder menen dat die (deels) onder de aanvullende verzekering van eiser vallen. Omdat verweerder ervan uitgaat dat de ziektekostenverzekeraar alsnog zal vergoeden, heeft hij besloten bijstand in de vorm van een lening te verstrekken. De vraag of die motivering van het bestreden besluit feitelijk juist is, dient dan ook in deze procedure te worden beantwoord.
2.6 Eiser heeft aangevoerd dat de ziektekostenverzekeraar niet geneigd zal zijn te betalen, nu deze zich op het standpunt blijft stellen dat er een betalingsachterstand bestaat en hij niet langer aanvullend verzekerd is voor onder andere tandartskosten. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij dwangbevelen ontvangt wegens achterstallige betalingen.
2.7 Op de uitkeringsspecificaties van eiser is vermeld dat een bedrag van € 109,47 wordt ingehouden voor doorbetaling premie ziektekostenverzekering. Tussen partijen is overigens ook niet in geschil dat verweerder gehouden was de ziektekostenpremie voor eiser te betalen.
2.8 Ter zitting van 21 januari 2011 heeft verweerder niet duidelijk kunnen maken dat de ziektekostenverzekeraar ten onrechte meent dat geen betaling van de premie ten name van eiser heeft plaatsgevonden, waardoor de verzekering is beëindigd. Het lag in de macht van verweerder hierover klaarheid te krijgen en de rechtbank heeft verweerder daarom in de gelegenheid gesteld een en ander uit te zoeken. Verweerder heeft vervolgens enige stukken overgelegd, maar daaruit is niet op te maken dat ten name van eiser premies betaald zijn aan de ziektekostenverzekeraar.
2.9 Nu verweerder geen duidelijkheid had verschaft, heeft de rechtbank besloten de ziektekostenverzekeraar op te roepen ter zitting te verschijnen om uitleg te verstrekken over de al dan niet betaalde premie. Ter zitting van 19 december 2011 hebben medewerkers van de ziektekostenverzekeraar de gewenste duidelijkheid verschaft.
2.10 De door de ziektekostenverzekeraar ter zitting verstrekte uitleg (voorzien van uitdraaien en overzichten van de betalingen, die aan deze uitspraak gehecht zijn) komt er – kort samengevat – op neer dat betalingen die door verweerder - naar hij meende kennelijk ten behoeve van eiser - aan de ziektekostenverzekeraar werden verricht op naam en geboortedatum van [naam], met vermelding van het BSN van eiser, meestal geboekt zijn als betaling voor achterstanden die [naam] had. Hierdoor bleef de premie voor de ziektekostenverzekering van eiser grotendeels onbetaald, ook al werd het bedrag voor de premie wel ingehouden op de bijstandsuitkering van eiser.
2.11 Nu verweerder er geen blijk van heeft gegeven een bijdrage te willen leveren aan de oplossing van het probleem waarvoor eiser zich door het – onzorgvuldig – handelen van verweerder gesteld ziet, bestaat geen aanleiding de bijzondere bijstand voor tandartskosten in de vorm van een lening te verstrekken.
2.12 Het besluit zal dan ook worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 Awb. De rechtbank ziet aanleiding – mede gelet op de opstelling van eiser in deze procedure – op voet van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt.
2.13 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling ter hoogte van in totaal € 1529,50 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor de zitting, 1 punt voor de nadere zitting en ½ punt voor de reactie).