ECLI:NL:RBHAA:2012:BV6202

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700371-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een gewapende overval. De verdachte had aan de veroordeelde verteld dat het slachtoffer veel geld en/of oude munten in zijn woning had en gaf hem de sleutels van die woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de veroordeelde ging inbreken op het moment dat zij de sleutels overhandigde. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat niet was aangetoond dat de verdachte zich in een zodanig bedreigende situatie bevond dat zij niet anders kon handelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen had verschaft voor de gewapende overval, die plaatsvond in de nacht van 9 februari 2010. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 159 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de medeplichtigheid van de verdachte bijzonder ernstig was, gezien haar kennis van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de overval op hem. De rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid in de eigen woning en de psychische schade die het slachtoffer had geleden door het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700371-10
Uitspraakdatum: 17 februari 2012
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 februari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[veroordeelde] en/of een of meer anderen op of omstreeks 09 februari 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die aan verdachte en/of die andere of anderen, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (met bijbehorende pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die ander of anderen of verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die ander of anderen
- een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- (vervolgens) een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd, van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt/gezet en/of
- (daarbij/vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd :"Geld, geld" en/of : Ik schiet je door je hoofd als je geen geld geeft" en/of "Ik wil je pinpas en pincode hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een stroomstootwapen, althans met een wapen, die [slachtoffer] één of meer electrische stroomsto(o)t(en) heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer] gedreigd heeft/hebben een bierflesje op zijn hoofd kapot te slaan als hij zijn geld niet zou geven en/of
- (terwijl die [slachtoffer] zijn bankpas (met bijbehorende pincode) reeds had afgegeven en die ander of anderen reeds in het bezit waren van het geld) een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of (vervolgens) met die revolver, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij geen aangifte mocht doen en/of dat zij [slachtoffer] door zijn kop zouden schieten als zij door hem vast kwamen te zitten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge had (te weten: een schotwond in zijn (rechter)bovenbeen),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 09 februari 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- die [veroordeelde] en/of die ander(en) te tippen, danwel hem/hen mede te delen dat die [slachtoffer] (veel) geld en/of oude munten in zijn woning/kamer heeft en/of
- de sleutel(s) van het pand waarin die [slachtoffer] woonachtig is (die zij als oud-bewoner van dat pand nog in haar bezit had)aan die [veroordeelde] en/of ander(en) ter beschikking te stellen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot (zakelijk weergegeven) een gevangenisstraf voor de duur van 159 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde (kort gezegd) verplicht reclasseringstoezicht. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren geëist subsidiair 120 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
4. Bewijs
4.1. Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
[veroordeelde] op 9 februari 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas met bijbehorende pincode, toebehorende aan [slachtoffer],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [veroordeelde] en die ander
- een revolver aan die [slachtoffer] hebben getoond en
- een revolver tegen het hoofd van die [slachtoffer] hebben gezet en
- (daarbij/vervolgens) meermalen tegen die [slachtoffer] hebben geroepen: "Geld, geld" en “Ik schiet je door je hoofd als je geen geld geeft" en "Ik wil je pinpas en pincode hebben" en
- met een stroomstootwapen die [slachtoffer] elektrische stroomstoten hebben gegeven en
- die [slachtoffer] gedreigd hebben een bierflesje op zijn hoofd kapot te slaan als hij zijn geld niet zou geven en
- (terwijl die [slachtoffer] zijn bankpas met bijbehorende pincode reeds had afgegeven en die [veroordeelde] en die ander reeds in het bezit waren van het geld) een revolver op het rechterbovenbeen van die [slachtoffer] hebben gezet en vervolgens met die revolver in het rechterbovenbeen van die [slachtoffer] hebben geschoten en
- tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij geen aangifte mocht doen en dat zij [slachtoffer] door zijn kop zouden schieten als zij door hem vast kwamen te zitten,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten een schotwond in zijn rechterbovenbeen,
met dien verstande dat de laatste twee gedachtenstreepjes alsmede het gevolg enkel voor de gekwalificeerde diefstal (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) gelden,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2009 tot en met 9 februari 2010 te Krommenie, gemeente Zaanstad, opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft door
- die [veroordeelde] mede te delen dat die [slachtoffer] (veel) geld en/of oude munten in zijn woning/kamer heeft en
- de sleutels van het pand waarin die [slachtoffer] woonachtig is (die zij als oud-bewoner van dat pand nog in haar bezit had) aan die [veroordeelde] ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot het geldbedrag:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen en zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Met betrekking tot de bankpas met bijbehorende pincode:
Medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Door en namens verdachte is ter terechtzitting betoogd dat verdachte weliswaar de sleutels van haar voormalige woning aan [veroordeelde] heeft gegeven en dat zij, als gevolg daarvan, medeplichtig is geweest aan de brute overval, maar dat zij hiertoe door psychische overmacht was gedwongen. Verdachte was blootgesteld aan bedreigingen door [veroordeelde], gericht tegen haar en haar dochter, en zij kon daardoor redelijkerwijs geen weerstand bieden aan het – herhaalde – verzoek van [veroordeelde] de sleutels af te geven. Gelet hierop dient een ontslag van alle rechtsvervolging te volgen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit beroep en overweegt daartoe het volgende. Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet aannemelijk zijn dat verdachte zich in een zodanig bedreigende situatie bevond dat van haar in redelijkheid niet gevergd kon worden dat zij zich onthield van de afgifte van de sleutels. Van een dergelijke situatie is in dit geval niet gebleken. Verdachte heeft verklaard dat zij en haar dochter door [veroordeelde] zijn bedreigd. De rechtbank overweegt in dit verband dat [veroordeelde] bij vonnis van deze rechtbank van 20 april 2011 weliswaar is veroordeeld wegens bedreigingen van verdachte en haar dochter, doch dat deze bedreigingen eerst na de overval op [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, niet aannemelijk geworden dat dergelijke bedreigingen ook al plaatsvonden in de bewezen verklaarde periode van 1 december 2009 tot en met 9 februari 2010. Integendeel lijkt uit het dossier te moeten volgen dat verdachte in deze tijd goed in staat was haar mannetje te staan ten opzichte van [veroordeelde], onder meer wat betreft de (latere) betaling van de huur. Voorts is niet aannemelijk geworden dat verdachte niet de mogelijkheid had anders te handelen dan zij heeft gedaan, bijvoorbeeld door zich tot de politie te wenden. Verdachte heeft, desgevraagd ter terechtzitting, ook zelf verklaard dat zij – achteraf beschouwd – anders had dienen te handelen. Verdachte had een keuzemogelijkheid en redelijkerwijs mocht van haar gevergd worden dat zij een andere keuze had gemaakt dan de sleutels aan [veroordeelde] af te geven. Van psychische overmacht is dan ook geen sprake.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medeplichtig geweest aan het plegen van een gewapende overval door [veroordeelde] en een ander op [slachtoffer]. De medeplichtigheid bestond eruit dat verdachte aan [veroordeelde] heeft verteld dat [slachtoffer] (veel) geld en/of oude munten in zijn woning had liggen en dat zij hem de sleutels van die woning heeft gegeven. Toen verdachte de sleutels gaf, wist zij – naar zij bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting heeft verklaard – dat [veroordeelde] ging inbreken. De rechtbank rekent verdachte haar handelen bijzonder ernstig aan. Verdachte had in hetzelfde wooncomplex als [slachtoffer] gewoond en zij wist dat hij een kwetsbare, weerloze, jongeman met psychische problemen was. Dit heeft haar er niet van weerhouden om [veroordeelde] voornoemde informatie en sleutels te geven.
[slachtoffer] is in de nacht in zijn eigen woning door twee mannen overvallen, waarbij een hoeveelheid geld en een pinpas met bijbehorende pincode zijn buitgemaakt. Aldus is er naast materiële schade, vooral ook psychische schade aan het slachtoffer toegebracht. Het gevoel van veiligheid in de eigen woning is op grove wijze aangetast. Voorts is algemeen bekend dat de slachtoffers van feiten als het onderhavige nog gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Voor [slachtoffer] is de overval bijzonder traumatisch geweest, getuige het buitensporige geweld dat die nacht op hem is toegepast.
Over dit geweld overweegt de rechtbank dat zij bij de strafbepaling van verdachte – gelet op artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht – geen acht zal slaan op het gebruik van een stroomstootwapen en het met een revolver schieten in het rechterbovenbeen van [slachtoffer], nu het opzet van verdachte daarop niet, ook niet in voorwaardelijke zin, was gericht.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een deels ook onvoorwaardelijke gevangenisstraf als straf in aanmerking. Daarbij betrekt de rechtbank tevens dat verdachte zichzelf kennelijk meer slachtoffer van de onderhavige situatie voelt dan [slachtoffer]. Verdachte lijkt weinig compassie te hebben met de man die daadwerkelijk – en mede door toedoen van verdachte – slachtoffer is. Dit gebrek aan empathie blijkt niet alleen uit de bewezen verklaarde handelingen van verdachte, maar tevens uit het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat verdachte tot op de dag van vandaag haar geldlening van [slachtoffer] nog niet aan deze heeft terugbetaald. De rechtbank acht dit ronduit stuitend.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld, alsmede op het reclasseringsrapport van 24 januari 2011.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straffen alleszins passend en geboden zijn. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.826,15, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens materië¬le en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot na te noemen bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit en voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op het feit dat verdachte ter zake van medeplichtigheid aan de overval wordt veroordeeld, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in de vordering ontvangen.
De rechtbank ziet aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 159 (zegge: honderd en negenenvijftig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 (zegge: honderd en twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tevens tot het verrichten van 240 (zegge: tweehonderd en veertig) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (zegge: honderd en twintig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit dit bedrag vanaf 9 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit materiële en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [nummer bankrekening], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 20 (zegge: twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J.M. Uitermark, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en A. Lubbers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2012.