ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7311

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
188458 / FA RK 12-14
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij en gezagsoefening door moeder in detentie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 13 januari 2012, betreft het een verzoek tot voorlopige voogdij over een minderjarige, die verblijft in een pleeggezin. De moeder van het kind, die in detentie verblijft, verzet zich tegen de voorlopige voogdij die op 4 januari 2012 door de kinderrechter was opgelegd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Ch. Hoetmer, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting NIDOS aanwezig waren.

De moeder heeft aangevoerd dat haar detentie niet automatisch betekent dat zij haar gezag niet kan uitoefenen. Ze is in staat om telefonisch contact op te nemen met de verzorgers van haar kind en heeft geen bijzondere omstandigheden die haar gezag zouden belemmeren. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van de minderjarige niet vergelijkbaar is met eerdere uitspraken, omdat het kind niet bij de vader verblijft, maar bij pleegouders, en de moeder een tolk nodig heeft om met hen te communiceren.

De kinderrechter heeft de beschikking van 4 januari 2012 bekrachtigd, waarbij de Stichting NIDOS voorlopig belast werd met de voogdij over de minderjarige voor een periode van zes maanden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het gezag over de minderjarige in principe bij de moeder ligt, maar dat de omstandigheden van de detentie en de communicatie met de pleegouders in deze situatie van belang zijn.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
voorlopige voogdij op grond van artikel 1:241 BW
zaak-/rekestnr.: 188458 / FA RK 12-14
beschikking van de kinderrechter van 13 januari 2012
naar aanleiding van een verzoek van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
met betrekking tot de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2007 te [plaats] (Turkije),
verblijvende in een pleeggezin,
kind van
[naam moeder],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te [plaats],
hierna te noemen: de moeder.
Het gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de moeder.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 4 januari 2012 en de daarin vermelde stukken.
1.2 De kinderrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting met gesloten deuren van 13 januari 2012.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Ch. Hoetmer;
- de Raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. van Doorn;
- de Stichting NIDOS, hierna te noemen: de Stichting, vertegenwoordigd door de heer A. Varikat.
Op de zitting is bijstand verleend door een tolk in de Arabische taal.
2 Verdere beoordeling
2.1 Op 4 januari 2012 heeft de kinderrechter de Stichting belast met de voorlopige voogdij over voornoemde minderjarige voor de duur van zes maanden. Dit is vastgelegd bij beschikking van 4 januari 2012, waarin de behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 13 januari 2012, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
2.2 De moeder verzet zich tegen de voorlopige voogdij. De raadsvrouwe heeft (onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 juli 2007, LJN BB0055)
aangevoerd dat het enkele feit van detentie niet met zich brengt dat de moeder het gezag niet kan uitoefenen; daar moeten bijzondere omstandigheden bijkomen. De moeder is vanuit [plaats detentie] goed in staat haar gezag uit te oefenen, en kan daartoe (telefonisch) contact opnemen met de verzorgers van haar kind.
2.3 In hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 4 januari 2012 geformuleerde oordeel te wijzigen. De onderhavige situatie is niet vergelijkbaar met die in de door de raadsvrouwe aangehaalde beslissing, reeds omdat de minderjarige niet bij zijn vader maar bij pleegouders verblijft, en de moeder een tolk nodig heeft om met hen te communiceren.
De beschikking zal dan ook worden bekrachtigd.
3 Beslissing
De kinderrechter:
Bekrachtigt de beschikking van 4 januari 2012.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W. van den Bergh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2012.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.