ECLI:NL:RBHAA:2012:BV8481

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
519109 \ CV EXPL 11-9101
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiekostenvergoeding en openstaande facturen na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde [X.] van zijn voormalige werkgever, de naamloze vennootschap VanOoijen Accountants N.V., betaling van openstaande studiekosten na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. [X.] was van 1 januari 2009 tot 31 december 2010 in dienst bij VanOoijen, waarbij was afgesproken dat de werkgever de studiekosten van [X.] bij Universiteit Nyenrode zou overnemen. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bleken er echter nog openstaande facturen te zijn, die VanOoijen volgens [X.] diende te betalen. De kantonrechter oordeelde dat VanOoijen aansprakelijk was voor de openstaande facturen, ondanks dat er een finale kwijting was overeengekomen in de beëindigingsovereenkomst. De rechter stelde vast dat de openstaande facturen betrekking hadden op kosten die VanOoijen had beloofd te betalen en dat [X.] geen terugbetalingsverplichting had, aangezien hij niet zelf ontslag had genomen en er geen dringende reden voor ontslag was. De vordering van [X.] werd toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. VanOoijen werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 519109 \ CV EXPL 11-9101
datum uitspraak: 7 maart 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[X.]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [X.]
gemachtigde mr. F. Teuben
tegen
de naamloze vennootschap VanOoijen Accountants N.V.
te Haarlem
gedaagde partij
hierna te noemen VanOoijen
gemachtigde mr. N.M.N. Klazinga
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juli 2011, met producties,
- de conclusie van antwoord, met één productie,
- de door de kantonrechter tussen partijen gege¬ven en op 19 oktober 2011 uitgesproken rolbeschikking,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek.
De feiten
a. [X.] is bij VanOoijen in dienstbetrekking werkzaam geweest van 1 januari 2009 tot 31 december 2010.
b. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat VanOoijen de studieschuld van [X.] bij Universiteit Nyenrode (hierna: Nyenrode) zou overnemen en dat VanOoijen de aan de voortzetting van de opleiding van [X.] bij Nyenrode verbonden kosten voor haar rekening zou nemen.
c. Artikel 6 van het tussen partijen geldende arbeidreglement bevat de volgende bepalingen:
“6.1 De werknemers zijn verplicht om op verzoek van de werkgever periodiek her- en bijscholingscursussen te volgen. (…)
6.3 De uit artikel 6.1 voortvloeiende kosten ter zake van lesgelden, voorgeschreven lesmateriaal, reiskosten en examengelden komen voor rekening van werkgever.
6.4 De werknemer is gehouden tot integrale terugbetaling van de studiekosten indien hij/zij tijdens de duur van de studie en/of binnen één jaar na het voltooien van de studie/cursus de arbeidsovereenkomst op eigen initiatief doet eindigen, dan wel indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever binnen voornoemde periode wegens dringende redenen wordt opgezegd.”
d. Bij e-mailbericht van 7 september 2010 heeft Nyenrode [X.] ervan in kennis gesteld dat er openstaande facturen zijn, waarvoor reeds meerdere herinneringen waren gestuurd.
e. In antwoord op dat bericht heeft [X.] per e-mail 12 september 2010 aan Nyenrode geschreven dat het overzicht hem niet duidelijk is en dat hij verdere berichten van Nyenrode afwacht.
f. Daarop heeft Nyenrode bij e-mailbericht van 15 september 2010 aan [X.] medegedeeld dat de huidige en onduidelijke situatie “naar alle waarschijnlijkheid is ontstaan doordat er, zoals tevens zichtbaar in de betaalinformatie, niet conform de afspraken wordt betaald met een correcte vermelding van een factuurnummer.” Nyenrode heeft in dat bericht tevens om nadere informatie omtrent de gedane betalingen van [X.] verzocht.
g. Vervolgens heeft [X.] per e-mailbericht van 20 september 2010 aan Nyenrode om een transactieoverzicht en verdere uitleg verzocht.
h. Bij e-mailbericht van 1 oktober 2010 heeft Nyenrode aan [X.] een uitdraai van de “oude” administratie gezonden waarin zichtbaar is welke facturen er zijn opgevoerd en welke betalingen door Nyenrode zijn ontvangen.
i. De arbeidsrelatie tussen partijen is per 31 december 2010 door middel van een door partijen op 18 november 2010 ondertekende beëindigingsovereenkomst ten einde gekomen.
j. In die onder i. genoemde beëindigingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Beëindiging van de arbeidsovereenkomst is thans onafwendbaar wegens gewichtige redenen, gelegen in veranderingen in de omstandigheden (…).
Werkgever heeft daarom het initiatief genomen om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Werkgever benadrukt dat werknemer geen enkel verwijt treft voor de ontstane situatie en er ligt geen dringende reden aan de beëindiging ten grondslag. (…)
Met betrekking tot de studiekosten wordt verwezen naar hetgeen is opgenomen in artikel 6.4 van het arbeidsreglement: de reeds door werkgever betaalde studiekosten hoeven niet te worden terugbetaald. (...)
Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst en na voldoening van alle verplichtingen uit hoofde van deze beëindigingsregeling, verlenen partijen elkaar over een weer finale kwijting.”
De vordering
[X.] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, VanOoijen zal veroordelen om aan [X.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- € 4.932,61, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening,
- een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten, subsidiair een vergoeding van de door het incassobureau in rekening gebrachte incassokosten;
met veroordeling van VanOoijen in de proceskosten, vermeerderd met € 131,00 (€ 199,00 in geval van betekening) aan nakosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis.
[X.] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Bij Nyenrode staat nog een totaalbedrag aan facturen open van € 3.850,00. Dit bedrag is ver-hoogd met € 743,75 wegens incassokosten. Voorts loopt over dit bedrag de wettelijke rente. Deze rente bedroeg op 24 juni 2011 € 338,86.
Op 24 juni 2011 beliep de vordering van Nyenrode in totaal € 4.932,61.
Er bestaat voor [X.] geen verplichting om de kosten van de cursussen die hij tijdens zijn dienstverband met VanOoijen heeft gevolgd te betalen. Er bestaat slechts een verplichting tot terugbetaling indien [X.] zelf ontslag zou hebben genomen of indien hij door VanOoijen wegens een dringende reden zou zijn ontslagen. Uit de beëindigingsovereenkomst blijkt dat van beide gevallen geen sprake is.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft VanOoijen [X.] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [X.] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten.VanOoijen dient deze kosten ten bedrage van € 768,00 aan [X.] te voldoen.
Voorts is VanOoijen de wettelijke rente verschuldigd geworden.
Het verweer
VanOoijen betwist de vordering. Het verweer van VanOoijen valt uiteen in de volgende onderdelen:
a. Op 18 november 2010 hebben partijen de beëindigingsovereenkomst getekend. In het kader van deze overeenkomst is de studiekostenregeling aan de orde geweest. Partijen hebben expliciet met elkaar besproken dat [X.] geen terugbetalingsverplichting had ter zake van de op dat moment door VanOoijen betaalde rekeningen. Voor het overige hebben partijen elkaar finale kwijting verleend. Wanneer [X.] had gewild dat de nog niet betaalde facturen ook door VanOoijen betaald zouden worden, had dat in de regeling moeten worden opgenomen ten einde niet onder de finale kwijting te vallen.
b. Uit hoofde van de studiekostenregeling is VanOoijen gehouden om onder meer lesgelden voor door haar voorgeschreven cursussen aan [X.] te betalen. De door [X.] gevorderde bedragen voldoen niet aan dat criterium. Uit hoofde van de studiekostenregeling bestaat er geen betalingsverplichting voor studiekosten die niet op verzoek van VanOoijen zijn gemaakt.
c. De door het incassobureau van Nyenrode in rekening gebrachte incassokosten ten bedrage van € 743,75 zijn geen kosten die [X.] heeft moeten maken om zijn vordering op VanOoijen te gelde te maken.
d. VanOoijen is aan [X.] rente verschuldigd vanaf het moment dat zij jegens hem in verzuim is met betrekking tot haar betalingsverplichtingen. De rente is bovendien verschuldigd over € 3.850,00 en niet over het gevorderde bedrag van € 4.932,61. VanOoijen is pas in verzuim nadat [X.] haar in gebreke heeft gesteld. [X.] heeft VanOoijen evenwel niet in gebreke gesteld.
e. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voert VanOoijen aan dat zij ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet in verzuim verkeerde. Daarom is VanOoijen geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Subsidiair voert VanOoijen tegen deze kosten aan dat [X.] geen buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten in het kader van de vordering tot betaling aan hem.
De beoordeling
De finale kwijting
1. Uitgangspunt bij de beoordeling moet zijn de afspraak die partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst hebben gemaakt, te weten: dat VanOoijen de kosten van de voortzetting van de opleiding van [X.] bij Nyenrode voor haar rekening zou nemen. Gedurende de arbeidsovereenkomst heeft VanOoijen die kosten inderdaad voor haar rekening genomen.
2. Uit het door [X.] in het geding gebrachte overzicht van de openstaande facturen blijkt dat het om facturen gaat die alle dateren van voor 31 december 2010.
3. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de thans nog openstaande facturen niet geacht worden onder het bereik van de finale kwijting te vallen. De betalingen van de facturen werden immers telkens door VanOoijen gedaan en gingen buiten [X.] om. [X.] mocht ervan uitgaan dat de openstaande facturen onder de afspraak met betrekking tot de reeds betaalde facturen vallen. Het feit dat [X.] op 18 november 2010 op de hoogte was van het bestaan van openstaande facturen, ontslaat VanOoijen niet van haar eigen verplichting om daarnaar te informeren tijdens de besprekingen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zij had immers op zich genomen de kosten van de voortgezette opleiding te voldoen en zij had als betalende instantie inzicht in de facturen en de betaling daarvan. Zij kan zich er niet achter verschuilen dat [X.] de openstaande facturen niet voor of op 18 november 2010 ter sprake heeft gebracht.
4. Op grond van het vorenstaande verwerpt de kantonrechter het beroep van VanOoijen op de finale kwijting.
De openstaande facturen
5. VanOoijen beroept zich erop dat de openstaande facturen geen betrekking hebben op door haar voorgeschreven cursussen, zoals vermeldt in artikel 6.1 van het arbeidsreglement. Dat beroept faalt. Tussen partijen geldt immers dat VanOoijen de kosten van de voortzetting van de opleiding bij Nyenrode voor haar rekening zou nemen. Voor zover dit al niet moet worden gezien als een door VanOoijen voorgeschreven cursus, dan geldt dat gesteld noch gebleken is dat VanOoijen bij het maken van de afspraak met [X.] een voorbehoud heeft gemaakt voor slechts door haar voorgeschreven cursussen.
6. VanOoijen is daarom gehouden de nog openstaande facturen te voldoen.
De gevorderde incassokosten ad € 743,75
7. Gebleken is dat VanOoijen ondanks de gemaakte afspraak niet alle facturen van Nyenrode heeft voldaan. Daarom is zij aansprakelijk voor de door Nyenrode gemaakte incassokosten die aan [X.] in rekening zijn gebracht. Dit geldt temeer nu als onweersproken vast staat dat [X.] de facturen telkens ter betaling aan VanOoijen heeft afgegeven.
De buitengerechtelijke incassokosten
8. Voorts is voldoende gebleken dat [X.] op zijn beurt buitengerechtelijke incassokosten heeft moeten maken om zijn vordering tegen VanOoijen te gelde te maken. Daarom zal ter zake van die kosten conform de staffel bij rapport Voorwerk II een bedrag van € 714,00 inclusief omzetbelasting worden toegewezen.
De gevorderde rente
9. Uit het vorenstaande vloeit voort dat VanOoijen ook aansprakelijk is voor de door Nyenrode en thans door [X.] gevorderde rente.
De slotsom
10. Op grond van het vorenstaande zal de vordering worden toegewezen met inachtneming van het onder 9. genoemde bedrag van € 714,00 in plaats van het gevorderde bedrag van € 768,00.
11. VanOoijen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt VanOoijen om aan [X.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- € 4.932,61, vermeerderd met de wettelijke rente over de onderscheidenlijke facturen vanaf 25 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 714,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
Veroordeelt VanOoijen in de proceskosten, aan de zijde van [X.] tot op heden vastgesteld op de volgende bedragen:
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 71,00
salaris gemachtigde € 500,00,
alsmede in de nakosten ten bedrage van € 131,00 of € 199,00 in geval van betekening van dit vonnis, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis.
Bepaalt dat VanOoijen de verschotten voor advertenties, exploten en/of oproepingen die de griffier heeft betaald, voldoet aan de griffier door overmaking op rekeningnummer RBS 56.99.90.629 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.