ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9001

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/591 en 12/640
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten inzake Wwb-uitkering wegens onzorgvuldige voorbereiding en taalproblemen verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 24 februari 2012 uitspraak gedaan over de voorlopige voorzieningen die door verzoekster zijn aangevraagd. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H. Kruseman, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, die haar Wwb-uitkering op 21 december 2011 had opgeschort en per 4 januari 2012 had beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten op onzorgvuldige wijze waren voorbereid en genomen. Verzoekster ontkende dat zij tijdens een gesprek op 20 december 2011 had verklaard regelmatig in Amsterdam of Rotterdam te verblijven. Dit gesprek vond plaats zonder tolk, terwijl verzoekster de Nederlandse taal zeer matig beheerst. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet aannemelijk was dat verzoekster de vragen tijdens het gesprek had begrepen.

De voorzieningenrechter schorste beide besluiten en droeg verweerder op om met ingang van 3 februari 2012 aan verzoekster een Wwb-uitkering te verstrekken op basis van de geldende bijstandsnorm. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 874,-- bedroegen, en tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 83,--. De uitspraak was mondeling gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter benadrukte dat de feitelijke grondslag voor de besluiten onvoldoende zorgvuldig was onderbouwd, vooral gezien het gebrek aan bewijs dat verzoekster de gestelde vragen had begrepen en de inhoud van het gesprek correct was weergegeven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 591 en 12-640 WWB
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
24 februari 2012
in de zaken van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.H. Kruseman, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier.
Zitting: 24 februari 2012
Verschenen: Verzoekster in persoon, bijgestaan door mr. J. Klaas, advocaat te Haarlem, als haar gemachtigde. Ook was er een tolk aanwezig.
Verweerder, vertegenwoordigd door R. de Vos, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
Bij besluit van 21 december 2011 heeft verweerder de uitkering die verzoekster in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) ontving, opgeschort, omdat verzoekster tijdens een gesprek op 20 december 2011 aangaf dat zij regelmatig verblijft op adressen in Amsterdam of Rotterdam en dat haar woonadres in [woonplaats] een briefadres is.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 24 januari 2012 bezwaar gemaakt. Bij brief van 3 februari 2012 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 3 januari 2012 heeft verweerder de Wwb-uitkering van verzoekster per 4 januari 2012 beëindigd en per 21 december 2011 ingetrokken, omdat verzoekster niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht. Zij heeft verzuimd helderheid te verschaffen over haar feitelijke verblijfplaats.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 9 februari 2012 bezwaar gemaakt. Bij brief van eveneens 9 februari 2012 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 24 februari 2012 heeft de voorzieningenrechter:
- beide verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen;
- de bestreden besluiten van respectievelijk 21 december 2011 en 3 januari 2012 geschorst tot zes weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissingen op bezwaar;
- verweerder opgedragen om met ingang van 3 februari 2012 aan verzoekster een Wwb-uitkering te verstrekken op basis van de voor haar geldende bijstandsnorm;
- verweerder veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- verweerder opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht tot een bedrag van in totaal € 83,-- aan haar te vergoeden.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zowel het opschortingsbesluit als het beëindigingsbesluit op onzorgvuldige wijze is voorbereid en genomen. Allereerst acht de voorzieningenrechter verweerders beslissing om verzoekster uit de categorie van de bijzondere doelgroepen te verwijderen niet zorgvuldig. Zij stelt vast dat de beslissing dat er geen sprake is van een psychiatrische grondslag tot stand is gekomen in een ‘driegesprek met een arbeidsdeskundige’ en - naar moet worden aangenomen – de toenmalige casemanager en verzoekster. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan noch de arbeidskundige noch de casemanager worden aangemerkt als een deskundige die in staat is te beoordelen of bij verzoekster sprake is van een psychiatrische grondslag.
Doordat verzoekster is ingedeeld bij de gewone Wwb-doelgroep, kreeg verzoekster te maken met een reguliere casemanager die ervan uit is gegaan dat verzoekster in staat was een normaal intakegesprek te voeren en te begrijpen. Hij is er voorts van uitgegaan dat verzoekster voldoende Nederlands sprak. Hij heeft in het ‘diagnoseformulier intern’ opgenomen dat verzoekster heeft verklaard dat zij regelmatig op adressen in Amsterdam of Rotterdam verblijft en dat haar woonadres in [woonplaats] een briefadres is. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat verzoekster het Nederlands zeer matig beheerst, waardoor de communicatie met haar zeer moeizaam verloopt.
In bezwaar en ook ter zitting heeft verzoekster uitdrukkelijk ontkend dat zij in het gesprek met de casemanager op 20 december 2011 de, in het eerdergenoemde formulier opgenomen, verklaring heeft afgelegd. De voorzieningenrechter constateert dat zich bij de stukken geen woordelijk verslag van het gesprek op 20 december 2011 bevindt. Evenmin is sprake van een door verzoekster ondertekende verklaring dan wel van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal waarin verzoeksters verklaring is neergelegd. Voorts heeft verweerder ter zitting bevestigd dat bij het gesprek op 20 december 2011 geen tolk aanwezig was.
Nu verzoekster de inhoud van het gesprek van 20 december 2011 betwist, dient verweerder voldoende aannemelijk te maken dat verzoekster de door de casemanager gestelde vragen heeft begrepen en de door hem weergegeven inhoud van het gesprek met verzoekster de juiste is. Hierin is verweerder vooralsnog niet geslaagd. Het ‘diagnoseformulier intern’ alleen kan als zodanig bewijs niet dienen.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voor verweerder een onvoldoende zorgvuldig onderbouwde feitelijke grondslag bestond om de Wwb-uitkering van verzoekster op te schorsten en vervolgens te beëindigen. Gelet hierop bestaat aanleiding beide verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen en beide besluiten te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissingen op bezwaar.
De voorzieningenrechter zal verweerder voorts gelasten met ingang van 3 februari 2012 aan verzoekster een Wwb-uitkering te verstrekken op basis van de voor haar geldende bijstandsnorm.
Verder bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de voorzieningenrechter voor beide (samenhangende) verzoeken een punt toe, alsmede voor het verschijnen ter zitting. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. Nu ten behoeve van verzoekster een toevoeging is afgegeven ingevolge de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
Tot slot zal de voorzieningenrechter bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van in totaal € 83,-- aan haar vergoedt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.