ECLI:NL:RBHAA:2012:BV9762

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
183553 / HA ZA 11-874
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevelen van de Ontvanger in belastingkwestie

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure van de besloten vennootschappen Helemaal Goed Holding B.V. en Hanson Bedrijfsmakelaardij B.V. tegen dwangbevelen die zijn uitgevaardigd door de Ontvanger van de Belastingdienst Holland-Midden. De rechtbank Haarlem heeft op 18 januari 2012 uitspraak gedaan in deze procedure. De eiseressen, die zich in een financieel moeilijke situatie bevonden, vorderden dat de dwangbevelen buiten werking zouden worden gesteld. Ze stelden dat ze in staat waren om hun belastingschulden op korte termijn te voldoen, maar de rechtbank oordeelde dat de Ontvanger een zwaarwegend belang heeft bij de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. De rechtbank concludeerde dat het verzet van Helemaal Goed c.s. evident kansloos was, omdat de eiseressen niet aan hun betalingsverplichtingen hadden voldaan en er geen concrete aanwijzingen waren dat zij in de nabije toekomst in staat zouden zijn om hun schulden te voldoen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en wees de vorderingen van de eiseressen af. Tevens werd de proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij de kosten aan de zijde van de Ontvanger werden begroot op € 1.464,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 183553 / HA ZA 11-874
Vonnis van 18 januari 2012
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HELEMAAL GOED HOLDING B.V.,
gevestigd te Haarlem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANSON BEDRIJFSMAKELAARDIJ B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseressen in het verzet,
advocaat mr. B.J.G.L. Jaeger te Amsterdam,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST HOLLAND-MIDDEN,
(mede) kantoorhoudende te Haarlem,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. drs. J.C.G. Vestjens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds respectievelijk Helemaal Goed en Hanson dan wel (gezamenlijk) Helemaal Goed c.s. en anderzijds de Ontvanger genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Hanson is een onderneming die zich – kort gezegd – bezighoudt met (bedrijfs)makelaardij. Helemaal Goed is middellijk enig aandeelhouder en bestuurder van Hanson. De ondernemingen van Helemaal Goed en Hanson worden gedreven vanuit hetzelfde bedrijfspand, met gebruikmaking door beide van dezelfde inventaris.
2.2. Over de maanden april tot en met augustus 2010 heeft Helemaal Goed de haar door de Ontvanger opgelegde aanslagen Loonheffing niet (volledig) betaald, waarna de Ontvanger op respectievelijk 9 juni 2010, 7 juli 2010, 4 augustus 2010, 1 september 2010 en 6 oktober 2010 een vijftal dwangbevelen over de aldus openstaande belastingschuld tegen Helemaal Goed heeft uitgevaardigd.
2.3. Over de maanden mei en augustus 2010 heeft Hanson de haar door de Ontvanger opgelegde aanslagen Omzetbelasting niet (volledig) betaald, waarna de Ontvanger op 7 juli 2010 respectievelijk 6 oktober 2010 een tweetal dwangbevelen over de aldus openstaande belastingschuld tegen Hanson heeft uitgevaardigd.
2.4. Op 17 november 2010 heeft de Ontvanger uit hoofde van de in 2.2 en 2.3 bedoelde dwangbevelen executoriaal (bodem)beslag gelegd op de inventaris die zich bevond in het door Helemaal Goed en Hanson gebruikte bedrijfspand. De executieverkoop werd daarbij bepaald op 27 januari 2011.
2.5. Op 19 januari 2011 hebben Hanson en Helemaal Goed ieder een Overeenkomst tot opschorting van een executoriale verkoop gesloten met de Ontvanger, waarin onder meer is opgenomen dat Helemaal Goed c.s. (1) de door Helemaal Goed en Hanson verschuldigde loon- en omzetbelasting over december 2010 uiterlijk vóór 1 februari 2011 zou voldoen, (2) het restant van de openstaande belastingschulden van Helemaal Goed en Hanson vóór 1 juni 2011 zou voldoen en (3) de lopende verplichtingen voor Helemaal Goed en Hanson vanaf tijdvak december 2010 zou bijhouden. Bij voornoemde overeenkomst werd de eerder aangezegde executoriale verkoop opgeschort tot 16 juni 2011.
2.6. Aan de in 2.5 bedoelde overeenkomst heeft Helemaal Goed c.s. niet (volledig) voldaan. Daags voor de (uitgestelde) executoriale verkoop heeft Helemaal Goed c.s. de onderhavige verzetprocedure aanhangig gemaakt.
3. Het geschil
3.1. Helemaal Goed c.s. vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om:
- Helemaal Goed c.s. tot goed opposant te verklaren en de dwangbevelen buiten werking te stellen, alsmede de beslagen op te heffen;
- de Ontvanger te veroordelen Helemaal Goed c.s. in de gelegenheid te stellen de betalingsachterstand binnen maximaal drie maanden in te lopen en zich gedurende die periode te onthouden van invorderingsmaatregelen jegens Helemaal Goed c.s.;
- de Ontvanger te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en
– voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2. Aan haar vorderingen legt Helemaal Goed c.s. ten grondslag dat de Ontvanger geen rechtens te respecteren belang heeft om thans tot tenuitvoerlegging en executie over te gaan. Daartoe voert zij – kort gezegd – aan dat de uitstaande belastingschuld op korte termijn betaald zal kunnen worden, omdat een aantal lucratieve transacties nagenoeg rond zijn, als gevolg waarvan zicht is op ontvangst van aanzienlijke commissies. Het belang van Helemaal Goed c.s. bij het inlopen van de betalingsachterstanden – en daarmee tot continuering van de bedrijfsvoering van Helemaal Goed en Hanson – dient dan ook zwaarder te wegen dan het belang van de Ontvanger bij executie, temeer omdat dat laatste tot het faillissement van Helemaal Goed en Hanson zou leiden, terwijl executie van de beslagen goederen niet voldoende oplevert voor volledige inlossing van de belastingschuld aan de Ontvanger, aldus nog steeds Helemaal Goed c.s.
3.3. De Ontvanger voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voorop wordt gesteld dat het verzet geacht kan worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat Helemaal Goed c.s. in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen. Voorts is de rechtbank Haarlem bevoegd van de onderhavige zaak kennis te nemen.
4.2. Dat Helemaal Goed c.s. een aanzienlijke schuld aan de Ontvanger heeft, is tussen partijen niet in geschil. Aan (alle onderdelen van) haar verzet legt Helemaal Goed c.s., zoals gezegd, slechts ten grondslag dat de Ontvanger geen belang heeft om tot tenuitvoerlegging en executie over te gaan, althans dat het belang van Helemaal Goed c.s. zwaarder dient te wegen dan het belang van de Ontvanger. Hoewel zulks naar het oordeel van de rechtbank onder omstandigheden aanleiding zou kunnen geven voor gegrondverklaring van het verzet, is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Het volgende is voor dat oordeel redengevend.
4.3. Als uitgangspunt dient te gelden dat de bevoegdheid van de Ontvanger om tot uitwinning over te gaan een zwaarwegend belang vertegenwoordigt, dat slechts in uitzonderingsgevallen zal mogen wijken voor de – op zichzelf mogelijk eveneens aanzienlijke – belangen van de belastingschuldige. Het belang dat de Ontvanger bij tenuitvoerlegging en executie heeft, gaat verder dan alleen de te verwachten geldelijke opbrengst. Het betreft hier immers een voor de Ontvanger onmisbaar instrument tot invordering, ten behoeve van de schatkist en daarmee van het algemeen belang. De enkele omstandigheid dat tenuitvoerlegging en executie in het onderhavige geval als mogelijk neveneffect kan hebben dat Helemaal Goed en/of Hanson haar bedrijf zal moeten beëindigen, zoals Helemaal Goed c.s. ter comparitie heeft aangevoerd, maakt de door de Ontvanger voorgenomen tenuitvoerlegging en executie niet reeds daarom onrechtmatig.
4.4. Van een uitzonderingsgeval als hierboven in 4.3 bedoeld, waarin de belangen van de Ontvanger moeten wijken voor die van de belastingplichtige, is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Weliswaar heeft Helemaal Goed c.s. gesteld dat zij haar uitstaande belastingschulden op korte termijn zal kunnen betalen uit de door haar te ontvangen bemiddelingscourtage van een op handen zijnde verkooptransactie, maar de Ontvanger heeft daar onweersproken tegenin gebracht dat Helemaal Goed c.s. al sinds 19 januari 2011 heeft toegezegd de gehele openstaande schuld vóór 1 juni 2011 te voldoen, waarna (volledige) betaling is uitgebleven. Hoewel Helemaal Goed c.s. daarnaast reeds bij dagvaarding van 10 juni 2011 heeft aangekondigd dat er tóen al goede vooruitzichten waren op betaling op korte termijn – naar eigen zeggen binnen 8 tot 10 weken na die datum – , zijn die verwachtingen tot op heden niet uitgekomen. Evenmin heeft Helemaal Goed c.s. stukken overgelegd waaruit thans (wèl) van op handen zijnde betalingen blijkt.
4.5. Bij die stand van zaken heeft Helemaal Goed c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de Ontvanger geen belang heeft om tot tenuitvoerlegging en executie over te gaan, noch dat haar belang zwaarder dient te wegen dan het belang van de Ontvanger. Vast staat immers dat Helemaal Goed c.s. niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. Het uitvaardigen van een dwangbevel is onder die omstandigheden een gebruikelijk en noodzakelijk middel voor de Ontvanger om in te vorderen wat de belastingplichtige schuldig is. Gelet op het tijdsverloop sinds het uitbrengen van de dagvaarding, alsmede het gebrek aan onderbouwende bescheiden omtrent aanstaande inkomsten voor Helemaal Goed c.s., is er bovendien geen concrete aanwijzing dat diens goede verwachtingen – dat zij de belastingschulden aan de Ontvanger zal kunnen inlossen – op korte termijn bewaarheid zullen worden. Daar komt bij dat met iedere dag dat de openstaande hoofdschuld onbetaald blijft deze als gevolg van de daarover verschuldigde wettelijke rente alleen maar groter wordt.
4.6. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Helemaal Goed c.s. niet kunnen slagen en het verzet derhalve ongegrond zal worden verklaard.
4.7. De Ontvanger heeft verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, opdat de schorsende werking van het verzet niet herleeft indien Helemaal Goed c.s. een rechtsmiddel tegen dit vonnis mocht aanwenden. De Ontvanger heeft daartoe aangevoerd dat het verzet in het onderhavige geval evident kansloos is en heeft zich aldus op het standpunt gesteld dat Helemaal Goed c.s. door verzet aan te tekenen misbruik heeft gemaakt van bevoegdheid. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.8. Voorop wordt gesteld dat ingevolge artikel 17 lid 2 Invorderingswet 1990, verzet de tenuitvoerlegging van het dwangbevel schorst. Alleen een zwaarwegend belang van de Ontvanger kan rechtvaardigen dat de schorsende werking van het verzet wordt opzijgezet (Hoge Raad 8 juni 2007, NJ 2008, 368) Doorbreking van de schorsende werking van het verzet is in beginsel slechts mogelijk indien een beroep van de belastingschuldige op de schorsende werking van het verzet misbruik van bevoegdheid oplevert. Daarvan is sprake als het verzet, gelet op hetgeen de belastingschuldige ter ondersteuning daarvan heeft aangevoerd, zo duidelijk kansloos is dat het belang van de belastingschuldige bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging (vgl. HR 7 oktober 1994, NJ 1995, 411). Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in het onderhavige geval sprake. De verschuldigdheid door Helemaal Goed c.s. van de belastingschulden waarvoor de Ontvanger de dwangbevelen heeft uitgevaardigd en uit hoofde waarvan zij het bodembeslag heeft doen leggen, is immers niet in geschil tussen partijen. Met betrekking tot die schulden heeft Helemaal Goed c.s. de Ontvanger telkenmale een op handen zijnde betaling voorgehouden, terwijl zij de eigenlijke voldoening daarvan steeds tot nader orde heeft opgeschort. Als gevolg daarvan is de openstaande schuld van Helemaal Goed c.s. bovendien steeds groter geworden, terwijl de Ontvanger nooit méér zekerheid werd verschaft dan een steeds herhaalde belofte van (zicht op) betaling door Helemaal Goed c.s. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van Helemaal Goed c.s. dan ook zo duidelijk kansloos dat het belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger bij voortzetting daarvan. Het verzoek van de Ontvanger zal dan ook worden toegewezen.
4.9. Helemaal Goed c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- griffierecht 560,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.464,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart het verzet ongegrond,
5.2. wijst de vorderingen af,
5.3. veroordeelt Helemaal Goed c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 1.464,00,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2012.?