ECLI:NL:RBHAA:2012:BW0069

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4658
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigheid van kandidaatstelling en gevolgen voor belastingaanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord, [P]. De zaak betreft de gevolgen van een ongeldig verklaarde kandidaatstelling voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Eiser had zich kandidaat gesteld, maar zijn kandidaatstelling werd ongeldig verklaard omdat niet alle handtekeningen van ondersteuners voldeden aan de eisen van het Kiesreglement. De rechtbank oordeelde dat het indienen van een opgave tot kandidaatstelling in de wetenschap dat niet alle handtekeningen geldig waren, zo onverantwoord was dat dit niet als een uitoefening van zijn werkzaamheden kon worden beschouwd. Dit had gevolgen voor de belastingaanslag die eiser had ontvangen, waarin hij een bedrag aan schadevergoeding en uitgaven voor rechtsbijstand had opgegeven als kosten van resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat deze kosten niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden konden worden gebracht, omdat de handelingen van eiser niet in het kader van zijn werkzaamheden plaatsvonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummer: AWB 11/4658
Uitspraakdatum: 22 maart 2012
Uitspraak in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 10 december 2010 voor het jaar 2007 een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.609 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.824 (hierna: de aanslag), en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de daarin besloten liggende beschikking houdende vaststelling van het verlies uit werk en woning over het jaar 2007 op nihil. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 6.767, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.824 en heeft hij de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. In de uitspraak op bezwaar ligt - naar de rechtbank begrijpt - besloten de vaststelling van het verlies uit werk en woning op € 6.767.
1.3. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen E. Bloem en mr. M.L.M. Wassenaar.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. In de periode van 25 september 2004 tot 6 oktober 2004 hebben verkiezingen van de leden van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het Hoogheemraadschap) plaatsgevonden.
2.2. Op de verkiezingen was het Rijnlands Kiesreglement (hierna: het Kiesreglement) van toepassing. In artikel 16 van het Kiesreglement is bepaald dat per kandidaat een opgave tot kandidaatstelling wordt ingeleverd en dat die opgave is ondertekend door ten minste tien personen die bevoegd zijn tot kandidaatstelling (ondersteuners). In artikel 20 is opgenomen dat uiterlijk op de vierde werkdag na de dag van de kandidaatstelling, het stembureau een zitting houdt tot het onderzoeken van de opgaven tot kandidaatstelling. In artikel 61 van het Kiesreglement is bepaald dat het algemeen bestuur de geloofsbrief onderzoekt en beslist of de benoemde als lid wordt toegelaten. Daarbij gaat het na of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het omtrent de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de opgave van de kandidaatstelling. In artikel 69 van het Kiesreglement is bepaald dat, indien het algemeen bestuur besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming, de voorzitter terstond nadat het besluit onherroepelijk is geworden, daarvan onverwijld kennis geeft aan het dagelijks bestuur en dat zo spoedig mogelijk nadat deze kennisgeving is ontvangen, een nieuwe stemming plaatsvindt en de uitslag van de verkiezing opnieuw wordt vastgesteld.
2.3. Op 21 juni 2004 heeft eiser zich kandidaat gesteld voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap, categorie gebouwd, district Noord. Het stembureau van het Hoogheemraadschap heeft de kandidaatstelling van eiser onderzocht. Daarbij is gebleken dat van de dertien door eiser opgegeven ondersteuners vijf geen eigenaar waren van een gebouwde onroerende zaak en derhalve niet als ondersteuner konden worden meegeteld. Eiser is toen in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Op 30 juni 2004 heeft eiser een aanvullende lijst van vier ondersteuners ingediend, van wie – naar is gebleken – twee niet tot ondersteuning bevoegd bleken. In totaal bleven tien bevoegde ondersteuners over. Het stembureau heeft vervolgens op 2 juli 2004 vastgesteld dat de kandidatuur van eiser aan de voorwaarden voldeed.
2.4. Naar aanleiding van een in september 2004 gerezen vermoeden dat eiser fraude had gepleegd bij zijn kandidaatstelling doordat de handtekeningen van de ondersteuners niet (alle) door henzelf waren geplaatst, heeft het Hoogheemraadschap nader onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft opgeleverd dat twee van de tien handtekeningen van de ondersteuners vals of vervalst waren.
2.5. Op 23 september 2004 heeft het stembureau in een openbare vergadering beraadslaagd over de kandidaatstelling van eiser en ter zake proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal houdt onder meer in dat is gebleken dat de opgave niet is ondertekend door ten minste tien personen die bevoegd zijn tot kandidaatstelling, dat als de nu bekende feiten tijdens de zitting van 2 juli 2004 het stembureau bekend zouden zijn geweest, de opgave op grond van het Kiesreglement ongeldig zou zijn verklaard, en dat het stembureau op grond van het Kiesreglement niet is toegestaan de opgave ongeldig te verklaren, nu de kandidaatstellingsfase van de verkiezing reeds is afgesloten.
2.6. De stembiljetten zijn op 24 september 2004 aan de kiesgerechtigden van het Hoogheemraadschap verstuurd, waarna eiser is verkozen tot lid van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap.
2.7. De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft het Hoogheemraadschap op 26 oktober 2004 geadviseerd eiser niet toe te laten als lid van de verenigde vergadering. Op 27 oktober 2004 heeft de verenigde vergadering overeenkomstig dit advies besloten. Het algemeen bestuur vormt samen met het dagelijks bestuur de verenigde vergadering.
2.8. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). In de uitspraak van 10 november 2004 (LJN AR6411, AB 2004/426) heeft de Afdeling, samengevat, het volgende overwogen. Door aan de weigering eiser toe te laten ten grondslag te leggen dat zijn kandidaatstelling ongeldig was, heeft de verenigde vergadering in strijd gehandeld met artikel 61 van het Kiesreglement. In zoverre was eisers beroep gegrond. De Afdeling oordeelde voorts dat geen sprake is geweest van betrouwbare verkiezingen. Gelet hierop dient, aldus de Afdeling, de stemming in het Kiesdistrict Noord, categorie gebouwd, ongeldig te worden verklaard. Ingevolge artikel 69 van het Kiesreglement vindt bij niet-toelating van een lid wegens ongeldigheid van de stemming een nieuwe stemming plaats. Deze nieuwe stemming vindt plaats op basis van dezelfde kandidatenlijsten als de eerste. Nu de risico's voor verwarring en onzekerheid bij de kiesgerechtigden hun oorsprong vinden in hetgeen bekend is geworden omtrent de kandidaatstelling en bij enkele herstemming op basis van diezelfde kandidaatstelling zich dus vergelijkbare risico's zullen voordoen, kan daarmee, aldus de Afdeling, niet worden volstaan. In dit geval dienen in het kiesdistrict Noord voor de categorie gebouwd nieuwe verkiezingen te worden gehouden. In dit kader zal ook de kandidaatstellingsprocedure opnieuw moeten worden doorlopen, aldus nog steeds de Afdeling.
2.9. Het Hoogheemraadschap heeft hierna herverkiezingen gehouden voor district Noord, categorie gebouwd. Eiser heeft zich opnieuw verkiesbaar gesteld en is verkozen tot lid van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap.
2.10. Het Hoogheemraadschap heeft eiser bij dagvaarding van 28 september 2006 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd hem te veroordelen tot betaling van € 357.616,90. Aan deze vordering heeft het Hoogheemraadschap – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat eiser onrechtmatig jegens het Hoogheemraadschap heeft gehandeld door willens en wetens verkiezingsfraude te plegen. De gevorderde schade bestaat uit de extra kosten die zijn gemaakt tijdens de eerste verkiezing en de kosten voor de herverkiezing, alsmede buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld bij zijn kandidaatstelling voor de verkiezingen van het Hoogheemraadschap en de vordering toegewezen tot een bedrag van € 351.504,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Op het door eiser ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van de rechtbank Amsterdam bekrachtigd. Het door eiser ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad bij zijn arrest van 25 maart 2011 (LJN BP2310, NJ 2011, 139) verworpen.
2.11. In zijn aangifte ib/pvv voor het onderhavige jaar heeft eiser een bedrag van € 9.135 als bruto resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Dit bedrag beloopt het totaal van de door eiser ontvangen bedragen ter zake van de door hem vervulde bestuurslidmaatschappen van een drietal hoogheemraadschappen. Voorts heeft hij een totaalbedrag aan kosten van resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 399.826, bestaande uit € 13.757 aan uitgaven voor rechtsbijstand in verband met de de hiervoor genoemde procedures en € 386.069 aan door hem te betalen schadevergoeding inclusief de wettelijke rente in verband met de herverkiezingen.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of het door eiser te betalen bedrag aan schadevergoeding (€ 386.069) en de uitgaven in verband met rechtsbijstand (€ 13.757) ten laste van het (bruto) resultaat uit overige werkzaamheden kunnen worden gebracht.
3.2. Eiser beantwoordt deze vraag in bevestigende zin en voert daartoe – kort gezegd – aan dat de door hem verrichte werkzaamheden bestaande uit het vervullen van verscheidene bestuurslidmaatschappen van hoogheemraadschappen een bron van inkomen vormen als bedoeld in artikel 3.90 van de Wet IB 2001. Hieraan verbindt eiser de conclusie dat de hiervoor bedoelde bedragen, die onlosmakelijk samenhangen met die werkzaamheden, moeten worden aangemerkt als kosten die ten laste van het uit die werkzaamheden genoten resultaat strekken. Aan dit laatste kan, aldus eiser, niet afdoen de omstandigheid dat die kosten door zeer unieke en onverwachte omstandigheden veel hoger waren dan was te voorzien.
3.3. Verweerder beantwoordt de hiervoor bedoelde vraag ontkennend. Hij voert daartoe aan dat eiser door zijn handelwijze bij de kandidaatstelling voor de verkiezingen zodanig onverantwoord heeft gehandeld dat niet langer kan worden gesproken van kosten die zijn opgekomen in het kader van de door hem verrichte werkzaamheden. Het onrechtmatig handelen door eiser en de daaruit voortvloeiende schadeplichtigheid liggen, aldus verweerder, dusdanig ver buiten de kaders van een normale beroepsuitoefening dat van aftrekbaarheid van die kosten geen sprake kan zijn.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiser verrichte werkzaamheden een bron van inkomen vormen en dat de uit die werkzaamheden genoten resultaten ingevolge artikel 3.90 van de Wet IB 2001 tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden behoren. In geschil is slechts of de onder 3.1 genoemde lasten, namelijk de aan het Hoogheemraadschap te vergoeden schade, alsmede de uitgaven voor rechtsbijstand, zijn opgekomen in het kader van die werkzaamheden. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. Vast staat dat twee van de tien handtekeningen van de ondersteuners, voorkomend op de door eiser ingediende opgave bij zijn kandidaatstelling, vals waren. In de in 2.10 genoemde procedure is voorts komen vast te staan dat eiser jegens het Hoogheemraadschap onrechtmatig heeft gehandeld door zijn handelwijze bij de kandidaatstelling. Eiser heeft ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg verklaard:
“Ik heb destijds de handtekeningen verzameld onder andere op het station en daarna heb ik sommige ondersteuners overgeschreven, ook hun handtekeningen. Het klopt dus dat de handtekeningen op mijn opgave kandidaatstelling niet allemaal zijn gezet door de personen die daarop staan vermeld.”
Eiser heeft in de onderhavige procedure ter zitting van 9 februari 2012 over de toedracht van de opgave bij de kandidaatstelling verklaard dat hij uit tijdsgebrek op het station handtekeningen van ondersteuners heeft verzameld, dat hij ook wel wist dat die ondersteuners mogelijk niet allemaal voldeden aan de daaraan in het Kiesreglement gestelde eisen en dat hij het risico op een aantal onjuiste ondersteuners voor lief heeft genomen. Ook heeft eiser verklaard dat hij ondersteuners van de verzamelde lijst heeft overgeschreven op de opgave kandidaatstelling, inclusief de handtekeningen.
4.3. Het indienen van een opgave tot kandidaatstelling in de wetenschap dat niet alle handtekeningen voldoen aan de in het Kiesreglement gestelde eisen is naar het oordeel van de rechtbank zo zeer onverantwoord dat reeds om die reden het optreden van eiser in dezen niet in de uitoefening van zijn werkzaamheid heeft kunnen plaatsvinden. De uit dat optreden voortvloeiende lasten, bestaande uit de gewraakte schadevergoeding en de uitgaven voor rechtsbijstand, kunnen derhalve niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden worden gebracht. De door eiser aangevoerde klachten, die uitgaan van een andere opvatting, stuiten op dit een en ander in hun geheel af. Dit geldt ook voor zover eiser heeft betoogd dat de hier in geding zijnde lasten onvoorzienbaar waren aangezien de herverkiezingen naar de stelling van eiser niet zijn veroorzaakt doordat handtekeningen ongeldig waren maar doordat dat de kiezers door het Hoogheemraadschap onvoldoende en verwarrend waren geïnformeerd. Dat de hier in geding zijnde lasten voor eiser mogelijk onvoorzienbaar waren, doet immers niet aan af aan het oordeel dat zijn handelwijze bij de kandidaatstelling voor de verkiezingen niet in de uitoefening van zijn werkzaamheid plaatsvond.
4.4. Aan eisers subsidiaire verzoek ter zitting om de uitspraak aan te houden totdat alle lopende zaken zijn afgerond, wordt niet tegemoet gekomen. Eiser heeft als lopende zaken aangevoerd een civiele procedure waarbij Schieland aansprakelijk is gesteld voor het veroorzaken van herverkiezingen. De rechtbank ziet onvoldoende verband tussen die zaak en de onderhavige, zodat er geen reden is voor schorsing.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van Scharrenburg, voorzitter, mr. S.K.A. Efstratiades en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.