Zaaknummer: 190628 / HA RK 12-31
datum beslissing: 24 april 2012
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ([land]),
wonende te [adres],
hierna: verzoeker
1.1 Bij schriftelijk gemotiveerd verzoek van 13 maart 2012 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [X], hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met [parketnummer], hierna te noemen: de hoofdzaak .Van het verhandelde ter terechtzitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt dat aan verzoeker is uitgereikt.
1.2 De politierechter heeft niet in de wraking berust.
1.3 De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de politierechter op de in het openbaar gehouden terechtzitting van 17 april 2012 behandeld. Verzoeker en de politierechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker en de politierechter alsmede, op verzoek van de voorzitter van de wrakingskamer, de griffier zijn ter terechtzitting verschenen en hebben hun zienswijze op het verzoek gegeven. De officier van justitie heeft schriftelijk gereageerd en is overeenkomstig haar bericht niet ter terechtzitting verschenen.
2. Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
2.1 Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek te komen dient vastgesteld te worden of het wrakingsverzoek ontvankelijk is. Op grond van artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient een wrakingsverzoek gedaan te worden zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Uit genoemd verkort proces-verbaal van de terechtzitting op alsmede de verklaringen van betrokkenen ter terechtzitting van de wrakingskamer leidt de wrakingskamer de volgende gang van zaken af. Ter terechtzitting in de hoofdzaak is verzoeker na het requisitoir opgestaan, was hij kennelijk voornemens de zittingszaal te verlaten en heeft hij, lopend in de richting van de uitgang van de zittingzaal onder meer 2 keer geroepen ‘ik wraak’. Nadat verzoeker was teruggelopen, wederom plaats had genomen in de zittingszaal en in de gelegenheid was gesteld te reageren op hetgeen de officier van justitie naar voren had gebracht, is door de politierechter het onderzoek ter terechtzitting gesloten en is deze begonnen met de uitspraak. Tijdens de uitspraak is verzoeker wederom opgestaan, heeft hij naar zijn zeggen opnieuw geroepen dat hij de rechter wil wraken en is weggegaan. Door de politierechter is, terwijl verzoeker de zittingzaal uitliep, uitspraak gedaan in de zaak tegen verzoeker.
2.2 Naar het oordeel van de wrakingskamer moet uit de hiervoor omschreven gang van zaken worden afgeleid dat verzoeker de politierechter ter terechtzitting heeft gewraakt, en wel zodra de feiten of omstandigheden die tot dat verzoek leidden hem bekend waren geworden en voor sluiting van het onderzoek ter terechtzitting. Door niet te informeren naar de feiten of omstandigheden die verzoeker tot dit verzoek brachten maar voort te gaan met de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de politierechter ten onrechte het wrakingsverzoek naast zich neergelegd. Weliswaar heeft de politierechter ter zitting van de wrakingskamer verklaard dat zij de uitroepen van verzoeker niet heeft opgevat als een wraking maar als een emotionele uiting als gevolg van bij verzoeker kennelijk levend ongenoegen over de behandeling van zijn zaak. Nu vaststaat dat verzoek tot tweemaal toe “ik wraak” heeft geroepen, had het op de weg van de politierechter gelegen verzoeker naar de bedoeling van zijn uitingen te vragen en nu de rechter dat heeft nagelaten, gaat de wrakingskamer er in het belang van verzoeker van uit dat verzoeker heeft bedoeld wat hij heeft gezegd. Naar het oordeel van de wrakingskamer is verzoeker dan ook ontvankelijk in zijn verzoek, waarbij de wrakingskamer dit verzoek zal behandelen als zijnde gedaan ter terechtzitting waarbij de feiten of omstandigheden die aan dit verzoek ten grondslag liggen middels zijn schrijven van 13 maart 2012 door verzoeker alsnog uiteen zijn gezet.
3. Het standpunt van verzoeker
3.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aangevoerd, dat de politierechter in de zaak vooringenomen was en de zaak partijdig beoordeelde. Door verzoeker is een aantal voorbeelden genoemd van uitlatingen van de rechter die zijns inziens tot voornoemde conclusie moeten leiden. Zo zou de rechter tegen verzoeker hebben gezegd dat zij het vreemd vond dat hij geen andere zaken op zijn strafblad heeft dan voor rijden onder invloed, heeft de rechter tegen verzoeker gezegd dat hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij ten tijde van het plegen van het vermeende delict twee liter whisky had gedronken, terwijl de douane dit ten onrechte in het rapport had geschreven en heeft de rechter verzoeker aangegeven dat hij ter terechtzitting heeft gezegd dat hij de Nederlandse staat zat was. Tenslotte heeft verzoeker over de bejegening door de politierechter gesteld dat die hem voortdurend ‘afsnauwde’ en waarbij hij niet de gelegenheid heeft gekregen zijn standpunt naar voren te brengen.
3.2 Ter terechtzitting van de wrakingskamer heeft verzoeker er voorts op gewezen dat de rechter volgens verzoeker heeft gezegd dat ze het bij de douane niet iedereen privé naar de zin kunnen maken.
3.3 De politierechter heeft ter zitting van de wrakingskamer van 17 april 2012 aangegeven dat het wrakingsverzoek naar haar mening ten onrechte is gedaan. De politierechter heeft toegelicht dat ter terechtzitting van 13 maart 2012 verzoeker zeer emotioneel en geagiteerd was. Teneinde de inhoudelijke bespreking van de zaak mogelijk te maken heeft zij verzoeker enkele malen moeten onderbreken wanneer hij te zeer uitwijdde. Daarnaast heeft de politierechter er op gewezen dat de gewraakte uitlatingen niet zijn gedaan als zijnde haar persoonlijke standpunt over deze zaak, maar dat dit de inhoud van stukken uit het dossier betreft die zij heeft voorgehouden en waar verzoeker op heeft kunnen reageren.
4.1. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets).
4.3. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
4.4 Gesteld noch gebleken is dat de politierechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.5. Uit het onderzoek ter terechtzitting van de wrakingskamer en hetgeen daar door partijen naar voren is gebracht, alsmede uit eerdergenoemd verkort proces-verbaal is duidelijk geworden dat verzoeker tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak zeer emotioneel was. Ook bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer waargenomen dat verzoeker bij tijd en wijle zeer emotioneel reageerde. Door deze, overigens begrijpelijke, emotie acht de wrakingskamer het zeer wel voorstelbaar dat verzoeker eenvoudigweg niet goed heeft kunnen luisteren naar hetgeen de politierechter bij de behandeling van zijn strafzaak tegen hem heeft gezegd. Ten gevolge van de daar uit voortvloeiende miscommunicatie heeft verzoeker gemeend in de gewraakte uitspraken het standpunt van de politierechter te vernemen, terwijl hem door deze stukken uit het dossier werden voorgehouden waar hij zijn visie op kon geven. Deze conclusie wordt bovendien ingegeven door het feit dat verzoeker, zoals hij tegenover de wrakingskamer heeft verklaard, het onderliggende strafdossier en de inhoud van de daarin vervatte processen-verbaal niet kent.
4.6 De feiten en omstandigheden die door verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren zijn gebracht, leveren aldus geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de politierechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
4.7 De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
5.1 wijst het verzoek tot wraking van de politierechter af.
5.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de politierechter en de officier van justitie een eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is op 24 april 2012 gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, mr. M.J. Smit en mr. M. Daalmeijer, leden van de wrakingskamer, en in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Klerk als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.