ECLI:NL:RBHAA:2012:BW4878

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-740038-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met sociale uitkeringen door niet opgegeven werkzaamheden en inkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van meer dan acht jaar geen werkzaamheden en inkomsten uit arbeid heeft opgegeven aan de Sociale Dienst, terwijl zij een uitkering ontving. Dit heeft geleid tot een schadebedrag van € 85.000,- voor de gemeente. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en is nooit eerder met justitie in aanraking geweest. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische gesteldheid van de verdachte, die inmiddels zelf hulp heeft gezocht. Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel geïndiceerd was, heeft de rechtbank besloten om een werkstraf van 100 uren op te leggen, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank heeft de ernst van de fraude en de lange periode waarin deze heeft plaatsgevonden, meegewogen in haar beslissing. De verdachte is veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740038-11
Uitspraakdatum: 12 april 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 maart 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Almelo,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks tussen 1 juni 2002 tot en met 30 november 2010 te Haarlem, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk(e) voorschrift(en), te weten artikel 65 van de Algemene Bijstandswet en/of artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk verzwegen voor en/of nagelaten (volledig) te melden aan: de (Publieksdienst, afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid) Gemeente Haarlem dat zij, verdachte, in voornoemde periode (althans in delen daarvan):
- werkzaamheden verrichtte en/of heeft verricht en/of inkomsten genoot en/of heeft genoten (uit schoonmaakwerkzaamheden en/of als huishoudelijke hulp en/of als/voor oppas(sen) bij diverse mensen) en/of
- een of meer bankrekeningen op haar naam had of heeft gehad en/of
- (waarop zij) geldbedragen ontving en/of heeft ontvangen zoals giften en/of erfenis en/of schadevergoeding en/of prijzengeld
zulks terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachte's en/of eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand en/of voor de hoogte en/of de duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van de onder het derde gedachtestreepje genoemde 'erfenis' en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij niet naar behoren verrichten ervan te vervangen door 100 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand, geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door sociale rechercheurs, tevens buitengewoon opsporingsambtenaren d.d. 23 december 2010, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina's 98-109);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van ambtshalve aangifte van [naam aangever] d.d. 9 mei 2011 (dossierpagina 15);
- schriftelijke bescheiden, te weten inkomstenverklaringen van juni 2002 tot en met maart 2007 (dossierpagina's 50-95);
- schriftelijke bescheiden, te weten looninformatie van gastouderbureau [naam bureau 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 126-136);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] d.d. 17 januari 2011 (dossierpagina's 182-184);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 2] d.d. 16 februari 2011 (dossierpagina's 200-202);
- schriftelijke bescheiden, te weten looninformatie van gastouderbureau [naam bureau 2] d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina's 124-125);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 3] d.d. 27 januari 2011 (dossierpagina's 191-193);
- een schriftelijk bescheid, te weten totaaloverzicht benadelingsberekening d.d. 18 april 2011 (dossierpagina 210).
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij tussen 1 juni 2002 tot en met 30 november 2010 te Haarlem, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijke voorschriften, te weten artikel 65 van de Algemene Bijstandswet en artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opgelegde verplichtingen, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, immers heeft zij, verdachte, telkens opzettelijk verzwegen voor en nagelaten volledig te melden aan: de (Publieksdienst, afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid) Gemeente Haarlem dat zij, verdachte, in voornoemde periode (althans in delen daarvan):
- werkzaamheden verrichtte en/of heeft verricht en/of inkomsten genoot en/of
heeft genoten (uit schoonmaakwerkzaamheden en/of als huishoudelijke hulp en/of
als/voor oppas(sen) bij diverse mensen) en
- een of meer bankrekeningen op haar naam had of heeft gehad en
- (waarop zij) geldbedragen ontving en/of heeft ontvangen zoals giften en schadevergoeding en prijzengeld,
zulks terwijl deze feiten konden strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachte's recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming krachtens de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand en voor de hoogte en de duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
In strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf , en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft werkzaamheden en inkomsten uit arbeid, die zij naast haar uitkering genoot, niet opgegeven aan de sociale dienst. Verdachte heeft door haar handelen misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Zij heeft zichzelf bevoordeeld ten koste van de gemeenschap en heeft het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, daarmee geschaad.
De rechtbank acht misbruik van de sociale voorzieningen een ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ook gezien de lange periode, namelijk ruim acht jaar, waarin verdachte heeft gefraudeerd en het bruto schadebedrag van ongeveer € 85.000,-, zoals dat door de gemeente is berekend, is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd.
Echter, mede gezien het feit dat verdachte, zo blijkt uit een uittreksel uit het Documentatieregister van 23 februari 2012, niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van een strafbaar feit, acht de rechtbank termen aanwezig om, in plaats van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de verdachte te veroordelen tot het verrichten van een taakstraf in de vorm van een werkstraf en slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De rechtbank heeft bij deze keuze mede in aanmerking genomen dat verdachte door haar directe bekentenis blijk heeft gegeven het laakbare van haar handelen in te zien. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de psychische gesteldheid van verdachte, door welke gesteldheid zij niet in staat was verandering in haar situatie te brengen. Verdachte heeft inmiddels voor haar problemen zelf hulp gezocht en is onder behandeling bij een psycholoog. Door haar psychische gesteldheid acht de rechtbank verdachte weinig belastbaar op grond waarvan de rechtbank komt tot de oplegging van een werkstraf van een lager aantal uren dan door de officier van justitie is gevorderd. Wel acht de rechtbank daarnaast de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van iets langere duur op zijn plaats gelet op de ernst van het feit en de lange periode waarover de fraude van verdachte zich heeft uitgestrekt. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 57, 227b van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hiervoor onder 5. genoemde feit oplevert:
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Jansen, voorzitter,
mrs J.M. Sassenburg en M.P.J. Ruijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2012.
Parketnummer: 15/740038-11
Inzake: [verdachte] blad 2
vonnis