ECLI:NL:RBHAA:2012:BW5690

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5331
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van wapenverloven en persoonsgegevens in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, een verzoek ingediend om een afschrift van alle wapenverloven die verweerder in 2009 heeft verstrekt, inclusief de wijzigingen die in dat jaar hebben plaatsgevonden. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.M. Vinjé, heeft het verzoek gedeeltelijk afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarna verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond heeft verklaard en enkele gegevens heeft verstrekt, maar niet alle gevraagde informatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 maart 2012.

De rechtbank overweegt dat verweerder bij het primaire besluit gedeeltelijk heeft voldaan aan het verzoek, maar bepaalde gegevens, zoals het geboortejaar en de woonplaats van verlofhouders in kleine gemeenschappen, niet heeft verstrekt. Verweerder heeft zich beroepen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), en heeft gesteld dat openbaarmaking van deze gegevens een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zou vormen. Eiseres betoogde dat verweerder onterecht de woonplaatsen van de verlofhouders niet openbaar heeft gemaakt, en dat dit haar recht op informatie schendt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat openbaarmaking van de woonplaats van verlofhouders in kleine gemeenschappen kan leiden tot identificatie van deze personen, wat een inbreuk op hun privacy zou betekenen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van de persoonlijke levenssfeer en de veiligheid van de betrokkenen zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid. De beroepsgrond van eiseres is dan ook afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 5331
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 april 2012
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H. van Drunen, juridisch adviseur te Utrecht,
tegen:
de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.M. Vinjé, werkzaam bij de politieregio Zaanstreek-Waterland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een afschrift van alle wapenverloven die verweerder in 2009 heeft verstrekt en de wijzigingen die zich in dat jaar hebben voorgedaan, gedeeltelijk afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 september 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het
bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, nog enkele gegevens aan eiseres verstrekt en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder (deels) verwezen naar het advies van de Interregionale Bezwarenadviescommissie.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een
verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 2 februari 2011 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van de vertrouwelijk overgelegde stukken of inlichtingen gerechtvaardigd is.
Eiseres heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 maart 2012. Eiseres heeft zich laten
vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam].
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft bij het primaire besluit gedeeltelijk voldaan aan het verzoek van eiseres om een afschrift van alle wapenverloven die verweerder in 2009 heeft verstrekt en de wijzigingen die zich in dat jaar hebben voorgedaan. Hij heeft in de vorm van een overzicht uit het registratiesysteem Verona een aantal gegevens, inclusief wijzigingen, van de verloven over 2009 openbaar gemaakt. Verweerder heeft, voor zover van belang, geweigerd de volgende gegevens te verstrekken:
- het geboortejaar van de verlofhouders die in een woonplaats met minder dan duizend inwoners wonen;
- de woonplaats van alle beheerders met een verlof als bedoeld in artikel 6 van de Wet wapens en munitie (Wwm);
- de gegevens van de verloven van verenigingen;
- de gegevens van de verloven van wapenverzamelaars.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog de volgende gegevens aan eiseres verstrekt:
- de gegevens van de verloven van instellingen die tot doel hebben het verzamelen en tentoonstellen van vuurwapens, met uitzondering van de woonplaats van de vergunninghouder en de namen, adressen en vestigingsplaatsen van de instellingen;
- de gegevens van de verloven van wapenverzamelaars, met uitzondering van de woonplaats, geboortejaar, wapensoort, wapenmerk, wapentype en kaliber.
2.3 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
In artikel 3, vijfde lid, van de Wob is bepaald dat een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
Artikel 10, tweede lid, van de Wob luidt, voor zover van belang:
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
In artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp is bepaald dat in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder persoonsgegeven wordt verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
2.4 Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb van de vertrouwelijke documenten kennis te hebben genomen, overweegt de rechtbank als volgt.
De woonplaats van de verlofhouders die wonen in een plaats met minder dan duizend inwoners
2.5 Verweerder heeft, anders dan hij in het primaire besluit had vermeld, niet de woonplaats maar het geboortejaar openbaar gemaakt van de verlofhouders die wonen in een plaats met minder dan duizend inwoners. In het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd alsnog de woonplaats openbaar te maken. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het geboortejaar en de woonplaats persoonsgegevens zijn in de zin van de Wbp en dat openbaarmaking daarvan op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob achterwege dient te blijven. Subsidiair heeft verweerder het standpunt ingenomen dat openbaarmaking van de woonplaats, naast het reeds verstrekte geboortejaar, leidt tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betreffende verlofhouders of derden en tot een onevenredige benadeling van de (veiligheid) van de betrokken personen of derden. Bij openbaarmaking van het geboortejaar, naast de al openbaar gemaakte gegevens, bestaat een zeer grote kans op identificatie van de betrokkenen met behulp van zoekmachines en het raadplegen van algemeen toegankelijke websites met persoonlijke gegevens, aldus verweerder.
2.6 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder in strijd met het primaire besluit niet de woonplaatsen van de betreffende verlofhouders heeft openbaar gemaakt. Het gaat eiseres om de geografische spreiding van de verlofhouders en verweerder is hiermee bekend. Eiseres vindt het onterecht dat haar deze openbare gegevens door een fout van verweerder worden onthouden. Verweerder heeft bovendien op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaatsen leidt tot identificatie van de verlofhouders, aldus eiseres.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank kan het enkele feit dat verweerder in weerwil van het primaire besluit niet de woonplaats maar het geboortejaar openbaar heeft gemaakt, niet ertoe leiden dat verweerder bij het bestreden besluit was gehouden de woonplaats alsnog openbaar te maken. Het bestreden besluit bevat immers een volledige heroverweging van het primaire besluit op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden.
2.8 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 8 juli 2009, LJN: BJ1889) is het ten aanzien van het besluit om al dan niet de woonplaats van een verlofhouder openbaar te maken mogelijk dat onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine gemeenschappen. Het is evenwel noodzakelijk dat verweerder dit onderscheid motiveert en hierbij betrekt welke andere gegevens hij wel openbaar maakt en hoe deze gegevens, in combinatie met de woonplaats, tot identificatie van de verlofhouder zouden kunnen leiden.
2.9 Verweerder heeft (onder meer) de volgende gegevens openbaar gemaakt: de afgiftedatum van het verlof, de datum waarop het verlof expireert, de reden van de aanvraag, het geboortejaar van de vergunninghouder, de wapensoort, het wapenmerk, het wapentype, het kaliber en het aantal wapens waarvoor de vergunning is verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaats van verlofhouders die wonen in een woonplaats met minder dan duizend inwoners, in combinatie met de reeds verstrekte gegevens, kan leiden tot identificatie van de verlofhouders, en daarom een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is. Gelet op het veiligheidsrisico dat verbonden is aan openbaarmaking van gegevens aan de hand waarvan identificatie van verlofhouders mogelijk is, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van de hier aan de orde zijnde gegevens het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. De beroepsgrond faalt dus.
De woonplaats van de beheerders van schietverenigingen
2.10 Eiseres heeft betoogd dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaats van de beheerders kan leiden tot identificatie van deze categorie verlofhouders en dat daarmee zou zijn te achterhalen waar wapens liggen opgeslagen.
2.11 In het primaire besluit heeft verweerder geweigerd de woonplaats van beheerders openbaar te maken, omdat deze informatie, in combinatie met de reeds verstrekte gegevens, eenvoudig zou zijn te liëren aan de al geanonimiseerde vestigingsplaats van de schietvereniging, en daarmee aan het lokaliseren van waar welke wapens zijn opgeslagen. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd en als volgt nader gemotiveerd. De groep beheerders is relatief klein en de beheerder woont veelal in de vestigingsplaats van de schietvereniging. Verstrekking van de woonplaats van de beheerder zou daarmee betekenen verstrekking van de vestigingsplaats van de schietvereniging, waarmee in combinatie met de verstrekte informatie – of met al anderszins openbare informatie – de exacte locatie van de beheerde wapens openbaar zou worden. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat uit eerdere incidenten is gebleken dat criminelen interesse hebben in bepaalde wapens. De wapens worden bij de schietverenigingen bewaard. Omdat de meeste beheerders wonen in de plaats waar de schietverenging is gevestigd – de adressen daarvan zijn in openbare bronnen te vinden – is bij openbaarmaking van de woonplaats van de beheerders gemakkelijk te traceren waar welke wapens liggen. Het belang van het openbaar maken van de woonplaats van de verlofhouders-beheerders weegt volgens verweerder niet op tegen het belang van de verlofhouders en hun schietvereniging dat niet openbaar wordt waar welke wapens worden opgeslagen met het oog op het voorkomen van misbruik van die informatie (gerichte diefstal, veiligheid van personen en goederen).
2.12 De rechtbank is van oordeel dat verweerder, mede gelet op de nadere toelichting die ter zitting is gegeven, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaats van de beheerders, in combinatie met de reeds openbaar gemaakte gegevens, waaronder de wapensoort, het wapenmerk, wapentype, en het aantal wapens waarvoor het verlof is verleend en het geboortejaar van de beheerders, ertoe zou kunnen leiden dat beheerders geïdentificeerd worden. Gelet op het met identificatie samenhangende veiligheidsrisico heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij beheerders het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de onevenredige benadeling van de schietverenigingen waarvan zij beheerder zijn, zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid van de verzochte gegevens. De beroepsgrond slaagt dus niet.
De gegevens van instellingen die tot doel hebben het verzamelen en tentoonstellen van vuurwapens
2.13 Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiseres alsnog een aantal gegevens van de instellingen als bedoeld in artikel 8 van de Wwm openbaar gemaakt, waaronder de datum waarop het verlof is verleend, de datum tot wanneer dit geldig is, de geboortedatum van de vergunninghouder, het wapensoort, wapenmerk, wapentype, kaliber en het aantal wapens waarvoor de vergunning is verleend. Niet openbaar zijn gemaakt de woonplaats van de vergunninghouder en de namen, adressen en vestigingsplaatsen van de instellingen.
2.14 Volgens eiseres heeft verweerder deze laatste gegevens ten onrechte geweigerd, omdat musea tot doel hebben het tentoonstellen van hun collectie en dus ook de daarin opgenomen wapens. Eiseres ziet niet in waarom openbaarmaking van de gegevens leidt tot benadeling van de musea. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de wapennummers van de wapens die worden tentoongesteld geheim moeten blijven, aldus eiseres.
2.15 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij openbaarmaking van de geweigerde gegevens, de feitelijke wapenopslag exact is te lokaliseren. Het gaat om een klein aantal musea, dat als verlofhouder over grote aantallen wapens beschikt. Nu het merendeel van de wapens niet in het openbaar wordt tentoongesteld maar (op dezelfde locatie) in depot ligt, leidt openbaarmaking van de betreffende gegevens in combinatie met de reeds verstrekte gegevens tot een onevenredige inbreuk op de veiligheid van de instellingen en de daarin werkzame personen. Verweerder vindt dat bij openbaarmaking van de informatie de kwaadwillenden in de samenleving die met geweld deze wapens willen ontvreemden, zodanig worden gefaciliteerd dat dit kan leiden tot benadeling van de instellingen. Dit belang weegt volgens verweerder zwaarder dan het belang van openbaarmaking van de gevraagde gegevens.
2.16 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat openbaarmaking van de woonplaats van de vergunninghouder en de namen, adressen en vestigingsplaatsen van de instellingen, in combinatie met de reeds openbaar gemaakte gegevens, kan leiden tot lokalisatie van de opslagplaats van de wapens. Gelet op het daaraan verbonden veiligheidsrisico heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit kan leiden tot een onevenredige benadeling van die instellingen, welk belang zwaarder weegt dan openbaarmaking van de gevraagde gegevens.
2.17 Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 8 juli 2009, LJN: BJ1889) betreft het wapennummer een nummer dat gekoppeld is aan een uniek wapen. Door middel van het verlof voor het voorhanden hebben van dat wapen is het wapennummer ook gekoppeld aan de individuele verlofhouder. Dit brengt mee dat bij openbaarmaking van het wapennummer de identiteit van de verlofhouder achterhaald zou kunnen worden, zodat verweerder openbaarmaking van de wapennummers in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
De gegevens van wapenverzamelaars
2.18 Eiseres heeft betoogd dat verweerder ten onrechte nagenoeg alle gevraagde gegevens van de wapenverzamelaars niet openbaar maakt. Ter onderbouwing daarvan verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 november 2009 (LJN: BK1970). In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de korpsbeheerder onvoldoende had gemotiveerd op welke wijze wapenverzamelaars die beschikken over een verlof verschillen van andere verlofhouders, en waarom openbaarmaking van gegevens, die in het geval van andere verlofhouders openbaar worden gemaakt, in het geval van wapenverzamelaars zou leiden tot identificatie van individuele wapenverzamelaars en daarmee tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
2.19 Verweerder heeft aan de weigering van de gegevens van verzamelaars (woonplaats, geboortejaar, wapensoort, wapenmerk, wapentype en kaliber) het volgende ten grondslag gelegd. Het gaat om een kleine groep van circa tien verzamelaars, uit verschillende geboortejaren, met unieke wapens. Wapenverzamelaars zijn verplicht zich te specialiseren aan de hand van een thema, welk thema uit te verstrekken informatie over hun wapens eenvoudig zou zijn te destilleren. Zij zijn verplicht naar buiten te treden met hun deskundigheid. Omdat wapenverzamelaars in de openbaarheid over hun wapens spreken, is bij openbaarmaking van de geweigerde gegevens te achterhalen welke wapens deze verzamelaar bezit, waarbij identificatie en lokalisatie in de rede ligt. Reeds anderszins openbare informatie in combinatie met de gevraagde informatie kan leiden tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer respectievelijk onevenredige benadeling, aldus verweerder. Dit alles bijeengenomen is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat individuele verzamelaars zouden kunnen worden geïdentificeerd indien de geweigerde gegevens openbaar worden gemaakt. Gelet op het met identificatie samenhangende veiligheidsrisico heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij verzamelaars het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid van de verzochte gegevens. (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2011, LJN: BT2795). Deze beroepsgrond faalt dus ook.
Suboverzicht
2.20 Eiseres heeft ter zitting de beroepsgrond ten aanzien van het suboverzicht van schietverenigingen en beheerders ingetrokken, zodat dit geen bespreking meer behoeft.
2.21 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter van de
meervoudige kamer, en mr. W.J. van Brussel en mr. M. Mateman, leden, in
tegenwoordigheid van mr. N. Boots, griffier. De beslissing is in het openbaar
uitgesproken op 19 april 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.