2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft bij het primaire besluit gedeeltelijk voldaan aan het verzoek van eiseres om een afschrift van alle wapenverloven die verweerder in 2009 heeft verstrekt en de wijzigingen die zich in dat jaar hebben voorgedaan. Hij heeft in de vorm van een overzicht uit het registratiesysteem Verona een aantal gegevens, inclusief wijzigingen, van de verloven over 2009 openbaar gemaakt. Verweerder heeft, voor zover van belang, geweigerd de volgende gegevens te verstrekken:
- het geboortejaar van de verlofhouders die in een woonplaats met minder dan duizend inwoners wonen;
- de woonplaats van alle beheerders met een verlof als bedoeld in artikel 6 van de Wet wapens en munitie (Wwm);
- de gegevens van de verloven van verenigingen;
- de gegevens van de verloven van wapenverzamelaars.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog de volgende gegevens aan eiseres verstrekt:
- de gegevens van de verloven van instellingen die tot doel hebben het verzamelen en tentoonstellen van vuurwapens, met uitzondering van de woonplaats van de vergunninghouder en de namen, adressen en vestigingsplaatsen van de instellingen;
- de gegevens van de verloven van wapenverzamelaars, met uitzondering van de woonplaats, geboortejaar, wapensoort, wapenmerk, wapentype en kaliber.
2.3 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
In artikel 3, vijfde lid, van de Wob is bepaald dat een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
Artikel 10, tweede lid, van de Wob luidt, voor zover van belang:
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
In artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp is bepaald dat in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder persoonsgegeven wordt verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
2.4 Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb van de vertrouwelijke documenten kennis te hebben genomen, overweegt de rechtbank als volgt.
De woonplaats van de verlofhouders die wonen in een plaats met minder dan duizend inwoners
2.5 Verweerder heeft, anders dan hij in het primaire besluit had vermeld, niet de woonplaats maar het geboortejaar openbaar gemaakt van de verlofhouders die wonen in een plaats met minder dan duizend inwoners. In het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd alsnog de woonplaats openbaar te maken. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het geboortejaar en de woonplaats persoonsgegevens zijn in de zin van de Wbp en dat openbaarmaking daarvan op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob achterwege dient te blijven. Subsidiair heeft verweerder het standpunt ingenomen dat openbaarmaking van de woonplaats, naast het reeds verstrekte geboortejaar, leidt tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betreffende verlofhouders of derden en tot een onevenredige benadeling van de (veiligheid) van de betrokken personen of derden. Bij openbaarmaking van het geboortejaar, naast de al openbaar gemaakte gegevens, bestaat een zeer grote kans op identificatie van de betrokkenen met behulp van zoekmachines en het raadplegen van algemeen toegankelijke websites met persoonlijke gegevens, aldus verweerder.
2.6 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder in strijd met het primaire besluit niet de woonplaatsen van de betreffende verlofhouders heeft openbaar gemaakt. Het gaat eiseres om de geografische spreiding van de verlofhouders en verweerder is hiermee bekend. Eiseres vindt het onterecht dat haar deze openbare gegevens door een fout van verweerder worden onthouden. Verweerder heeft bovendien op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaatsen leidt tot identificatie van de verlofhouders, aldus eiseres.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank kan het enkele feit dat verweerder in weerwil van het primaire besluit niet de woonplaats maar het geboortejaar openbaar heeft gemaakt, niet ertoe leiden dat verweerder bij het bestreden besluit was gehouden de woonplaats alsnog openbaar te maken. Het bestreden besluit bevat immers een volledige heroverweging van het primaire besluit op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden.
2.8 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 8 juli 2009, LJN: BJ1889) is het ten aanzien van het besluit om al dan niet de woonplaats van een verlofhouder openbaar te maken mogelijk dat onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine gemeenschappen. Het is evenwel noodzakelijk dat verweerder dit onderscheid motiveert en hierbij betrekt welke andere gegevens hij wel openbaar maakt en hoe deze gegevens, in combinatie met de woonplaats, tot identificatie van de verlofhouder zouden kunnen leiden.
2.9 Verweerder heeft (onder meer) de volgende gegevens openbaar gemaakt: de afgiftedatum van het verlof, de datum waarop het verlof expireert, de reden van de aanvraag, het geboortejaar van de vergunninghouder, de wapensoort, het wapenmerk, het wapentype, het kaliber en het aantal wapens waarvoor de vergunning is verleend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de woonplaats van verlofhouders die wonen in een woonplaats met minder dan duizend inwoners, in combinatie met de reeds verstrekte gegevens, kan leiden tot identificatie van de verlofhouders, en daarom een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is. Gelet op het veiligheidsrisico dat verbonden is aan openbaarmaking van gegevens aan de hand waarvan identificatie van verlofhouders mogelijk is, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van de hier aan de orde zijnde gegevens het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. De beroepsgrond faalt dus.