ECLI:NL:RBHAA:2012:BW7583

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700829-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van uitgaansgeweld met poging tot zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak, die zich afspeelt op 5 december 2010 in Hoofddorp, werd de verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en de verklaringen van de verdachte. Tijdens de openbare terechtzitting op 22 mei 2012 werd duidelijk dat de vechtpartij tussen de verdachte en de aangevers in drie fasen plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangevers niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen, terwijl de lezing van de verdachte door getuigen werd bevestigd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk letsel had toegebracht met een mes, zoals ten laste gelegd. De verklaringen van de aangevers waren inconsistent en vonden geen steun in het dossier. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet de initiator van de vechtpartij was en dat hij zelf ook letsel had opgelopen. Gezien het gebrek aan bewijs voor de tenlastelegging sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de Rechtbank Haarlem, met mr. J.C.M. Swinkels als voorzitter, en de rechters mr. M.J.M. Verpalen en mr. S. Euwema. Het vonnis werd op 5 juni 2012 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700829-10
Uitspraakdatum: 5 juni 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 mei 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Heemstede,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer 1] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] één of meerma(a)l(en), met kracht, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt (mede toen die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
- die [slachtoffer 1] in zijn been heeft/hebben gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Bernadottestraat en/of de Paxlaan en/of nabij deze weg(en) gelegen parkeerplaats, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het één of meermalen, met kracht, schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan van die [slachtoffer 1] (mede toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of het (dreigend) tonen van een mes aan die [slachtoffer 1], en/of het steken in het been van die [slachtoffer 1] met een/dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] in het been heeft gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een steekwond) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Bernadottestraat en/of de Paxlaan en/of een nabij deze weg(en) gelegen parkeerplaats, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit met kracht één of meerma(a)l(en) slaan en/of stompen op/tegen het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of het bijten in de vinger van die [slachtoffer 2];
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd deze in het geheel toe te wijzen.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij al dan niet samen met een ander heeft gepoogd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel subsidiair dat hij tegen die [slachtoffer 1] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. Daarnaast is verdachte onder feit 2 ten laste gelegd dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2].
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten voorop dat naar haar oordeel de schermutselingen die zich tussen verdachte en aangevers hebben voorgedaan uiteen vallen in drie te onderscheiden fasen. Anders dan de officier van justitie beschouwt de rechtbank deze te onderscheiden fasen wel in hun totaliteit en onderlinge samenhang. Dat wil zeggen dat de rechtbank het eerste gevecht, de aanleiding daartoe alsmede de gevolgen daarvan mede betrekt bij haar oordeel over de aan verdachte ten laste gelegde feiten die zich hebben voorgedaan in de latere fasen van de vechtpartij.
Uit de stukken van het dossier en het daaromtrent en overigens verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat op 5 december 2010 na een avond uitgaan in café De Eersteling enkele bezoekers op de parkeerplaats staan. Onder deze bezoekers bevindt zich verdachte. Tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] en diens vriendin (tevens aangeefster) [slachtoffer 2] is vervolgens op de parkeerplaats een vechtpartij ontstaan waarbij over en weer geslagen is. Beide aangevers hebben verklaard dat zij niet meer weten wat de aanleiding van deze vechtpartij was en hoe deze is ontstaan terwijl verdachte heeft aangegeven dat er een jongen naar hem toe was gekomen die hem zei dat hij, verdachte, zijn meisje had geprobeerd te versieren. Deze verklaring van verdachte vindt bevestiging in de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van getuige [getuige 1] dat er rond sluitingstijd een jongen en een meisje naar buiten kwamen vanuit de Eersteling, dat die jongen 'pissed' was op verdachte en er een woordenwisseling ontstond en die jongen verdachte aanviel, en dat "het meisje ook over de rooie was" en verdachte sloeg en schopte tijdens zijn worsteling met [slachtoffer 1]. Door zowel [getuige 1] als getuige [getuige 2] is bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte tijdens die eerste fase van het gevecht aangever [slachtoffer 1] in een houdgreep heeft genomen, op hem heeft ingepraat en hem nadat deze [slachtoffer 1] gekalmeerd was, heeft losgelaten.
De jongen en het meisje zijn weggelopen en verdachte heeft vervolgens in de spiegel van een geparkeerde auto gezien dat zijn gezicht en zijn jas kapot waren. Uit de verklaringen van verdachte, zoals deze bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting zijn afgelegd, komt naar voren dat hij hierop achter aangevers is aangegaan om hun namen te achterhalen om op enig moment aangifte tegen hen te kunnen doen. Bij deze tweede confrontatie is verdachte aangevallen door aangever [slachtoffer 1], zo heeft verdachte verklaard. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van de getuigen. Zij verklaren immers dat het aangever [slachtoffer 1] was die verdachte bij deze tweede confrontatie aanviel en dat ook aangeefster [slachtoffer 2] verdachte daarbij heeft geslagen. De getuige [getuige 2] heeft bovendien verklaard dat het meisje de aanstichtster van het geheel was. Tussen aangever [slachtoffer 1] en verdachte is vervolgens een worsteling ontstaan.
Nadat verdachte was opgestaan heeft hij om het vechten te beëindigen een mes gepakt en dit mes dreigend voor zich gehouden ter afschrikking van aangever [slachtoffer 1]. Hiertoe heeft verdachte bovendien geroepen 'nu is het genoeg'. Ook deze door verdachte geschetste gang van zaken vindt bevestiging in de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat verdachte een sussend gebaar maakte. Het mes in de hand van verdachte had echter geen afschrikkende uitwerking op aangever [slachtoffer 1]. Uit de verklaring van verdachte, die ook op dit punt bevestiging vindt in de verklaring van getuige [getuige 1], komt immers naar voren dat aangever [slachtoffer 1] verdachte weer aanviel waarna opnieuw een worsteling is ontstaan. Tijdens deze worsteling is [slachtoffer 1] door het mes in zijn been geraakt. Door aangevers, noch door verdachte of door getuigen is over een stekende beweging verklaard. Dit leidt tot de conclusie dat aannemelijk is dat de verwonding door het mes is ontstaan tijdens die worsteling in de derde fase van de vechtpartij. Anders dan door de officier van justitie gesteld is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van voorwaardelijk opzet (laat staan vol opzet) op het toebrengen van het letsel met het mes nu het aangever is geweest die (opnieuw) tot de aanval is overgegaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen is dat verdachte met een mes heeft gestoken zodat verdachte wegens gebrek aan bewijs van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte bovendien vrijspreken van al wat hem overigens ten laste is gelegd omdat naar het oordeel van de rechtbank uit de voorhanden bewijsmiddelen een totaal ander beeld is ontstaan van de gebeurtenissen op 5 december 2010 op en rond de parkeerplaats van café De Eersteling dan door de aangevers is geschetst. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de verklaringen van aangevers op geen enkele manier steun vinden in de rest van het dossier terwijl de lezing van verdachte wordt bevestigd door diverse getuigenverklaringen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de tenlastelegging impliceert en de officier van justitie heeft betoogd, niet vast dat het verdachte is geweest die binnen het geheel van verschillende confrontaties de initiator daarvan is geweest. Dat het verdachte is geweest die is aangevallen en voornamelijk degene is geweest die is geslagen en geschopt vindt bovendien bevestiging in de foto's die nadien van de verschillende betrokkenen zijn gemaakt en waaruit blijkt dat verdachte aanzienlijk is toegetakeld, naar het zich laat aanzien zwaarder dan aangevers. Nu deze gang van zaken zover verwijderd staat van wat ten laste is gelegd, spreekt de rechtbank verdachte vrij van de gehele tenlastelegging.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair en onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C.M. Swinkels, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.P. de Klerk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2012.
Mr. Euwema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.