ECLI:NL:RBHAA:2012:BX2763

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
547245 EJ VERZ 12-33
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderde de eiser compensatie van € 600,00 van Air France wegens de annulering van vlucht AF 489 van St. Maarten naar Parijs op 28 februari 2010. De annulering vond plaats als gevolg van zware stormen boven Parijs, wat door Air France werd ingeroepen als buitengewone omstandigheid volgens artikel 5 lid 3 van de EG-Verordening 261/2004. De eiser had een retourvlucht geboekt en claimde compensatie op basis van de Europese regelgeving, die passagiers beschermt bij annuleringen. De kantonrechter oordeelde dat de annulering van de vlucht AF 489 terecht was, omdat de weersomstandigheden op de dag van de annulering uitzonderlijk waren en niet konden worden voorkomen door de luchtvaartmaatschappij. De rechter stelde vast dat de eiser niet kon aantonen dat de annulering niet gerechtvaardigd was en dat de omstandigheden die tot de annulering leidden, buiten de controle van Air France lagen. De vordering van de eiser werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de eiser opgelegd. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving in gevallen van vluchtannuleringen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen vrijgesteld kunnen worden van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 547245 \ EJ VERZ 12-33
datum uitspraak: 23 juli 2012
BESCHIKKING
inzake
[[eisende partij]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eisende partij]
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
Air France S.A.
te Roissy CDG (Frankrijk)
verwerende partij
hierna te noemen: Air France
gemachtigde: Pierre Frühling (Holman Fenwick Willan LLP)
De procedure
[eisende partij] heeft het standaard vorderingsformulier A van bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de verordening), gezonden aan de kantonrechter.
Air France is op het juiste adres bij aangetekende brief - met bericht van ontvangst - van 27 maart 2012 in de gelegenheid gesteld middels het standaardformulier C van bijlage III van de verordening, verweer te voeren tegen de vordering. Air France heeft op de vordering van [eisende partij] geantwoord.
De feiten
1. [eisende partij] heeft bij Air France een retourvlucht van Amsterdam naar St. Maarten geboekt. Op 28 februari 2010 zou [eisende partij] met vlucht AF 489 om 17:00 uur (lokale tijd) vanuit Princess Juliana Airport, St Maarten Nederlandse Antillen (hierna: SXM) terugvliegen naar Charles de Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk (hierna: CDG), waar zij op 1 maart 2010 om 6:10 (lokale tijd) zou aankomen. Vandaar zou [eisende partij] op 1 maart 2010 om 7:15 uur (lokale tijd) met vlucht AF 1240 van Air France verder vliegen naar Amsterdam Schiphol Airport, Nederland, waar zij zou arriveren op 1 maart 2010 om 8.35 uur (lokale tijd).
2. Air France heeft vlucht AF 489 geannuleerd en de passagiers omgeboekt naar vlucht SS 860. Deze vlucht is op 28 februari 2010 om 16.45 uur (lokale tijd) vanuit SXM vertrokken en is op 1 maart 2010 aangekomen op Orly Field, Parijs, Frankrijk (hierna: ORY). [eisende partij] is op 1 maart 2010 om 15:56 uur (lokale tijd) met vlucht AF 2040 vanuit CDG vertrokken naar Amsterdam Schiphol Airport. Zij is daar op 1 maart 2010 om 17:10 uur (lokale tijd) gearriveerd.
3. In bulletin n° 2818 du dimanche Février 2010 – 16h30 UTC van het Centrum van Controle van de Operaties van Air France (hierna: CCO) is onder meer de volgende melding opgenomen: “Fortes perturbations en raison de vents forts sévissent ce jour 28 février sur la region parisienne, principalement à CDG […] Les vols long-couriers suivants ont du être annulés: […] Saint Martin: AF488/28 feb CDG 09h30 […] et AF489/28feb SXM”.
4. Bij brief van 19 mei 2010 heeft [eisende partij] Air France verzocht om compensatie van € 600,00 in verband met de annulering van vlucht AF 489.
5. Op 28 juni 2010 heeft de afdeling Senior Customer Care van KLM Nederland geantwoord dat geen recht bestaat op compensatie omdat vlucht AF 489 van 28 februari 2010 werd geannuleerd “wegens de weersomstandigheden op Parijs. Vanwege extreme wind kon de vlucht geen doorgang vinden”.
6. Bij brief van 4 november 2010 heeft de afdeling Senior Customer Care van KLM Nederland [eisende partij] het weerrapport van Parijs van 28 februari 2010 toegezonden. In de brief is onder meer vermeld: “Rondom het tijdstip van de heenvlucht (AF488, STD 10.30) was er sprake van hevige windstoten. Zoals u zelf kunt zien gaat het hier om windkracht 9-11.
10:00 AM […] 57.4 km/u 81.5 km/u
10:30 AM […] 70.4 km/u 114.8 km/5”
De vordering
[eisende partij] vordert dat Air France wordt veroordeeld tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag ad € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
[eisende partij] legt het navolgende aan haar vordering ten grondslag.
[eisende partij] is op 1 maart 2010 om 9:10 uur (plaatselijke tijd) op ORY aangekomen. Zij heeft daardoor haar vlucht van 7:15 uur naar Amsterdam gemist. Zij kon pas om 15:56 uur vanuit CDG naar Amsterdam doorreizen. [eisende partij] is dus ten gevolge van de annulering van vlucht AF 489 vanaf St. Maarten 8 uur en 35 minuten te laat op haar eindbestemming, Amsterdam Schiphol Airport, gearriveerd.
Op grond van EG-verordening 261/2004 hebben passagiers van geannuleerde vluchten recht op compensatie. De hoogte van de compensatie wordt bepaald door de vliegafstand, dat wil zeggen de afstand van de plaats van vertrek tot aan de eindbestemming. Artikel 7 lid 1 van deze verordening bepaalt dat voor het vaststellen van de vliegafstand dient te worden gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen. In het geval van [eisende partij] was dit Schiphol Amsterdam Airport. De afstand van de vlucht bedroeg 6.939 kilometer. [eisende partij] heeft daarom ingevolge artikel 1 lid 1 sub c van de EG-Verordening 261/2004 recht op een vergoeding van € 600,00. [eisende partij] vordert tevens de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2010 alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 178,50.
Er is geen sprake van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de EG-Verordening 261/2004. Slechte weersomstandigheden voorafgaande aan een vlucht leveren geen buitengewone omstandigheden op. Het slechte weer rond CDG op 28 februari 2011 stond niet in de weg aan het vertrek van vlucht AF489, omdat deze vlucht daar pas op 1 maart 2010 zou landen en op 28 februari 2011 noch op 1 maart 2011 sprake was van stormachtige wind op SXM respectievelijk CDG.
Het verweer
Air France betwist de vordering. Zij voert daartoe onder meer het volgende aan.
Air France is geen compensatie aan [eisende partij] verschuldigd, nu zij haar overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 1 sub c iii een andere vlucht (SS 860) heeft aangeboden, die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd uit St. Maarten is vertrokken en die volgens de planning op 1 maart 2010 om 5:55 uur op ORY had behoren aan te komen. Air France betwist de door [eisende partij] gestelde aankomsttijd van 9:10 uur, nu een deugdelijke onderbouwing daarvan (met officiële documenten) ontbreekt. Zij behoudt zich het recht voor aanvullend op dit punt te antwoorden.
Daar komt bij dat het missen van de aansluitende vlucht vanuit CDG naar Amsterdam niet kan worden toegeschreven aan de annulering van de oorspronkelijke vlucht AF 489 vanuit St. Maarten, aangezien geen sprake was van één rechtstreekse vlucht vanuit St. Maarten naar Amsterdam, maar van twee afzonderlijke vluchten met elk een eigen vluchtnummer. Met de keuze voor een aansluitende vlucht heeft [eisende partij] het risico aanvaard dat zich op de eerste vlucht een incident zou voordoen waardoor zij de tweede, aansluitende vlucht zou missen. Dat geldt temeer, nu [eisende partij] voor een aansluitende vlucht naar Amsterdam heeft gekozen, waarvan de vertrektijd slechts 1 uur en 5 minuten later lag dan de geplande aankomsttijd van vlucht AF 489. In die zeer korte periode zou [eisende partij] moeten uitstappen en zich naar de juiste gate moeten begeven om zich daar op tijd voor de vlucht naar Amsterdam te melden.
Voorts sluit lid 3 van artikel 5 van de EG-Verordening 261/2004 het recht van de passagier op compensatie uit, indien sprake is van buitengewone omstandigheden die de luchtvaartmaatschappij niet had kunnen voorkomen. In het onderhavige geval is sprake van zulke buitengewone omstandigheden. Op 28 februari 2010 verhinderde een stormachtige wind met windstoten van 9 tot 11 beaufort het vertrek van diverse vluchten vanuit CDG. In totaal was sprake van 215 incidenten: veel vluchten hadden te kampen met (langdurige) vertragingen en een aantal werd geannuleerd, waaronder vlucht AF488 naar St. Maarten. Dientengevolge moest ook vlucht AF489, die op 28 februari 2010 vanuit St. Maarten naar CDG terug zou vliegen, worden geannuleerd.
De beoordeling
1. De Europese procedure voor geringe vorderingen is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 2.000,00, behoudens de in artikel 2 van de verordening genoemde uitzonderingen.
2. De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de verordening valt en dat zij op grond van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
3. Tussen partijen staat vast dat [eisende partij] bij Air France een vlucht heeft geboekt, welke vlucht is geannuleerd. Air France voert (primair) als verweer aan dat [eisende partij] geen recht heeft op compensatie wegens de annulering omdat Air France haar een vervangende vlucht heeft aangeboden die minder dan 1 uur voor de geplande vertrektijd is vertrokken en die volgens planning om 5:55 uur op ORY had zullen aankomen. Het had, gelet op de door Air France betwiste stelling van [eisende partij] dat zij pas om 9:10 uur op ORY is geland, op de weg van Air France gelegen om de officiële documenten in het geding te brengen waaruit de feitelijke aankomsttijd van vlucht SS 860 blijkt. Dit had ook van Air France mogen worden verwacht, nu zij gemakkelijker dan [eisende partij] over deze documenten kan beschikken.
Mede gelet op het reeds aan Air France verleende uitstel voor antwoord, ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding om Air France op dit punt in de gelegenheid te stellen tot het nemen van een aanvullend antwoord. Dit brengt mee dat het beroep van Air France op de uitzondering van artikel 5 lid 1 sub c iii van de EG-Verordening 261/2004 faalt.
4. Of Air France kan worden gevolgd in haar verweer dat [eisende partij] geen recht heeft op compensatie omdat de vlucht vanuit SXM naar CDG en die vanuit CDG naar Amsterdam als twee afzonderlijke vluchten moeten worden beschouwd, kan in het midden blijven, omdat het beroep van Air France op de in artikel 5 lid 3 van de EG-Verordening 261/2004 genoemde buitengewone omstandigheden, die de luchtvaartmaatschappij vrijwaren van het betalen van compensatie in geval van annulering, slaagt. Ter toelichting dient het volgende.
5. In overweging 14 van de preambule van de EG-Verordening 261/2004 staat dat buitengewone omstandigheden zich kunnen voordoen onder meer in gevallen van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Air France heeft gesteld dat in dit geval sprake was van een dergelijke buitengewone omstandigheid, bestaande uit (zware) storm op 28 februari 2010 waardoor de verkeersleiding op CDG om veiligheidsredenen heeft besloten diverse (lange afstands)vluchten te annuleren, waaronder het toestel dat die dag vanuit CDG naar St. Maarten moest vertrekken om dezelfde dag vanuit St. Maarten als vlucht AF 489 terug te vliegen naar CDG. De kantonrechter is van oordeel dat Air France genoegzaam en gestaafd met objectieve gegevens heeft onderbouwd dat op 28 februari 2010 op CDG sprake was van een uitzonderlijke situatie, die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van Air France en waarop Air France geen daadwerkelijke invloed heeft kunnen uitoefenen. De enkele omstandigheid dat, zoals [eisende partij] heeft betoogd, geen sprake was van storm in de periode tussen het vertrek vanuit St. Maarten op 28 februari 2011 en de aankomst op CDG op 1 maart 2010, maakt dat niet anders.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van Air France op buitengewone omstandigheden slaagt, zodat [eisende partij] geen compensatie in verband met de annulering van vlucht AF 489 toekomt. De vordering wordt derhalve afgewezen. Voor toewijzing van de nevenvordering is daarom ook geen plaats. De proceskosten komen voor rekening van [eisende partij] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Air France tot en met vandaag worden begroot op € 100,00 aan kosten van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.