ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3006

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192361 - FA RK 12-1549
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van tijdelijke voogdij over minderjarige in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van tijdelijke voogdij over een minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn al geruime tijd niet meer in beeld en de moeder, die ter zitting aanwezig was, maakt geen deel uit van het dagelijks leven van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders nauwelijks bereikbaar zijn voor de minderjarige en dat zij niet in staat zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het in het belang van de minderjarige is om een voorziening in de (tijdelijke) voogdij te treffen.

De verzoekers, [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2], hebben verzocht om benoeming tot voogden over de minderjarige, [naam minderjarige], geboren op [datum] 1997. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en verwezen naar de stukken die op 14 mei 2012 zijn ingediend. Tijdens de zitting op 20 juni 2012 heeft de minderjarige haar mening kenbaar gemaakt en aangegeven dat zij bij de verzoekers wil wonen. De moeder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek en de vader heeft schriftelijk ingestemd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek betrokken, met name artikel 1:253q en 1:253r, die betrekking hebben op de schorsing van het gezag en de benoeming van een voogd. Gezien de omstandigheden, waaronder het gebrek aan contact tussen de minderjarige en haar ouders, heeft de rechtbank geoordeeld dat het gezag over de minderjarige is geschorst en dat de verzoekers als tijdelijke voogden zijn benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
Voorziening in (tijdelijke) voogdij en schorsing ouderlijk gezag
zaak-/rekestnr.: 192361 / FA RK 12-1549
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 3 juli 2012
gegeven op het verzoek van:
[naam verzoeker 1],
wonende te [plaats],
hierna ook te noemen: verzoeker,
en
[naam verzoeker 2],
wonende te [plaats],
hierna ook te noemen: verzoeker,
advocaat mr. P.J. Winkel, kantoorhoudende te Hoofddorp,
strekkende tot een voorziening in de (tijdelijke) voogdij over de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 1997 te [plaats].
1. Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 14 mei 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
1.2 De minderjarige heeft haar mening kenbaar gemaakt in raadkamer.
1.3 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 juni 2012 in aanwezigheid van de verzoekers bijgestaan door mr. P.J. Winkel. Tevens waren als belanghebbenden aanwezig: mevrouw [naam moeder] (hierna te noemen: de moeder) en mevrouw [naam oma vz] (hierna te noemen: oma vz).
2. Beoordeling van het verzoek
2.1 De met het gezag belaste ouders van de minderjarige zijn [naam vader] (hierna te noemen: de vader) en [naam moeder] (de moeder).
2.2 Verzoekers hebben de rechtbank verzocht vast te stellen dat het gezag is geschorst over de minderjarige en verzoekers te benoemen tot voogd over de minderjarige.
2.3 De advocaat heeft ter zitting handhaving verzocht van voornoemd verzoek en heeft verzocht zo spoedig mogelijk een beslissing te nemen in verband met de inschrijving op de school, hetgeen een week voor de sluiting van de school moet gebeuren.
2.4 De minderjarige heeft in raadkamer kenbaar gemaakt dat zij bij verzoekers wil wonen en dat zij wil dat verzoekers de voogdij over haar krijgen. Zij heeft in raadkamer aangegeven dat zij niet tot nauwelijks contact heeft met haar vader en evenmin met haar moeder. De minderjarige wil graag in [plaats] naar school gaan en wil ook graag contact onderhouden met haar oma.
2.5 De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij het betreurt dat zij geen contact meer heeft met de minderjarige. Zij stelt dat zij voor het laatst ergens in 2011 contact met haar heeft gehad gedurende een weekend. Zij maakt geen bezwaar tegen het verzoek dat de voogdij komt te liggen bij verzoekers. Zij heeft ter zitting aangegeven dat zij inziet dat als zij zich daartegen verzet het contact tussen haar en haar dochter niet zal verbeteren. Zij zou graag willen dat de omgang met haar dochter hersteld zal worden.
2.6 De vader heeft zich schriftelijk voorafgaand aan de zitting akkoord verklaard met het verzoek.
2.7 De oma van de minderjarige heeft ter zitting aangegeven dat zij de minderjarige voor een groot deel heeft opgevoed en de verzorging van de minderjarige op zich heeft genomen, omdat zij gedurende een lange periode bij haar heeft gewoond en dat haar deur altijd open zal blijven staan voor de minderjarige. Zij kan zich vinden in het verzoek van de verzoekers.
2.8 Uit de stukken is gebleken dat de minderjarige samen met haar ouders gedurende tien jaar ingewoond heeft bij de oma (vz) en dat de ouders van de minderjarige in 2008 zijn gescheiden. De moeder is toen vertrokken en de minderjarige heeft haar moeder daarna twee keer gezien op initiatief van de minderjarige. De moeder is voor de minderjarige onvindbaar. De minderjarige weet niet waar de moeder woont en heeft ook geen telefoonnummer van haar. Sinds de oma (vz) in 2010 naar een seniorenwoning is verhuisd, hebben de vader en de minderjarige bij familie en de vriendin van de vader ingewoond. De laatste jaren heeft de minderjarige echter heftige conflicten met haar vader en sinds 24 december 2011 is er geen contact meer geweest tussen de vader en de minderjarige. De vader heeft thans slechts een briefadres bij het Leger des Heils in [plaats] en is thans dakloos. De vader is niet in staat voor de minderjarige te zorgen.
2.9 Uit artikel 1:253q lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijkt dat, wanneer beide ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, daartoe op één der in artikel 1:246 BW genoemde gronden onbevoegd zijn, de rechtbank een voogd benoemt. Conform artikel 1:253r BW is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing, indien één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van één van beide ouders onbekend is. Gedurende de tijd waarin één van voornoemde omstandigheden zich voordoet, is het gezag van die ouder geschorst, zo blijkt uit artikel 1:253r BW. Ingevolge artikel 1:253q lid 2 BW, gelezen in verbinding met artikel 1:253r lid 1BW dient de rechtbank, indien het gezag van rechtswege is geschorst vanwege één van de in artikel 1:253r lid 1 BW genoemde omstandigheden, een voogd te benoemen.
2.10 Nu de ouders van de minderjarige al gedurende enige tijd niet meer in beeld zijn en de moeder van de minderjarige, die weliswaar ter zitting is verschenen, eveneens geen deel uitmaakt van het dagelijks leven van de minderjarige en de ouders nauwelijks bereikbaar zijn voor de minderjarige, wordt derhalve thans niet in het ouderlijk gezag over de minderjarige voorzien. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat een voorziening in de (tijdelijke) voogdij wordt getroffen nu is gebleken dat de beide ouders thans niet in staat zijn het ouderlijk gezag uit te oefenen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 Stelt vast dat het gezag over de minderjarige is geschorst.
3.2 Benoemt
- [naam verzoeker 1], wonende te [plaats] en
- [naam verzoeker 2], wonende te [plaats],
tot (tijdelijke) voogden over de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 1997, te [plaats].
3.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.R. Cox, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 3 juli 2012, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.