ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3025
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering uit hoofde van een overeenkomst tot energielevering en wilsgebrek bij het sluiten van de overeenkomst
In deze zaak vorderde de Nederlandse Energie Maatschappij B.V. (NEM) betaling van een openstaande rekening van een consument, [gedaagde], die een overeenkomst had gesloten voor de levering van elektriciteit en gas. De overeenkomst was aangegaan op 18 februari 2010 en had een looptijd van één jaar. NEM had [gedaagde] gedagvaard op 6 maart 2012, waarna de gedaagde schriftelijk had geantwoord. De kantonrechter besloot dat de zaak zich niet leende voor een comparitie van partijen na antwoord, waarna NEM haar vordering specificeerde in een schriftelijke reactie. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij door NEM was misleid met de belofte dat zij goedkoper was dan andere energieleveranciers. Hij stelde dat deze misleiding leidde tot een wilsgebrek, waardoor de overeenkomst vernietigbaar zou zijn.
De rechtbank oordeelde dat de enkele mededeling van NEM dat zij goedkoper was dan andere aanbieders niet kon worden aangemerkt als een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b BW. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] en oordeelde dat hij tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter veroordeelde [gedaagde] tot betaling van € 2.069,45 aan NEM, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 juli 2012 door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen in aanwezigheid van de griffier.