ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3830

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
187077 - 11-1300
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen CIZ-indicatie voor persoonlijke verzorging van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, en de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerster, waarin een indicatie voor persoonlijke verzorging was geweigerd. De verweerster had wel een indicatie afgegeven voor begeleiding in een groep, maar de eiseres was het niet eens met de ingangsdatum en de duur van de indicatie voor persoonlijke verzorging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster op goede gronden de indicatie voor persoonlijke verzorging voor een periode van drie maanden had afgegeven, en dat de ingangsdatum van de indicatie correct was vastgesteld op de datum van het nieuwe indicatiebesluit. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen belang had bij een eerdere ingangsdatum, omdat er tot de zitting geen zorg was verleend. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de verweerster voldoende gemotiveerd was en dat er geen aanleiding was om van de beleidsregels af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de verweerster op om het griffierecht aan de eiseres te vergoeden indien dit nog niet was gedaan. Tevens werd opgemerkt dat de verweerster zich zou moeten inspannen om de zorg gedurende drie maanden te vergoeden, zodra deze daadwerkelijk van start gaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaaknummer: 187077 / 11-1300
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2012
in de zaak van:
[naam eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam minderjarige],
wonende te [plaats],
eiseres,
tegen:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland,
gevestigd te Haarlem,
verweerster,
gemachtigde: mr. E. Lam, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 13 mei 2011 heeft verweerster een indicatie afgegeven voor de functie begeleiding groep, omvang klasse 2 met ingang van 14 mei 2011 tot 31 mei 2012 en de gevraagde indicatie voor persoonlijke verzorging geweigerd.
1.2. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 24 mei 2011 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 26 september 2011 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 oktober 2011, ontvangen op 31 oktober 2011, beroep ingesteld.
1.3. Op 22 december 2011 heeft verweerster een nieuwe beslissing op bezwaar genomen,
waarbij wederom een indicatie is afgegeven voor de functie begeleiding groep, omvang klasse 2, met ingang van 14 mei 2011 tot 31 mei 2012 en daarnaast voor de functie persoonlijke verzorging, omvang klasse 3, met ingang van 22 december 2011 tot 22 maart 2012.
1.4. Bij brief van 17 januari 2012 heeft eiseres haar beroep gehandhaafd en de gronden aangevuld. Verweerster heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het beroep is behandeld ter zitting van 28 februari 2012, alwaar eiseres is verschenen, vergezeld door mevrouw H. Lynch van de stichting MEE en verweerster is vertegenwoordigd door mevrouw P. Ramaeckers, bijgestaan door mr. E. Lam.
2. Overwegingen
2.1. Eiseres heeft bij brief van 17 januari 2012 medegedeeld dat voor [naam minderjarige] thans, met het nieuwe indicatiebesluit van 22 december 2011, de goede functie geïndiceerd is, maar zij het beroep handhaaft omdat zij het niet eens is met de ingangsdatum en de duur van de indicatie voor de functie persoonlijke verzorging. De ingangsdatum dient volgens eiseres zes weken na het indienen van de aanvraag te liggen, dan wel op de datum van de eerste beslissing, te weten 13 mei 2011. Voorts is de duur van drie maanden te kort en zou de duur twaalf maanden moeten zijn. Het is namelijk niet haalbaar voor [naam minderjarige] om binnen drie maanden zijn persoonlijke verzorging aan te leren. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting aangegeven nog geen zorg voor het aanleren van de persoonlijke verzorging te hebben geregeld, maar met behulp van de Stichting MEE daar nu mee bezig te zijn.
2.2. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat de functie persoonlijke verzorging op goede gronden voor de duur van drie maanden is afgegeven. Het gaat om zorg die is gericht op het aanleren van bepaalde vaardigheden. De gebruikelijke termijn daarvoor is zes weken en in bepaalde gevallen is het mogelijk de duur op maximaal drie maanden te stellen; dit is, aldus verweerster, gebaseerd op de overgelegde werkinstructie voor de functie persoonlijke verzorging uit de Indicatiestelling voor de jeugd-GGZ punt 9.4.4. Naar de mening van verweerster is er geen sprake van een dermate schrijnende situatie dat afgeweken dient te worden van deze beleidsregels door een langere termijn dan drie maanden te indiceren. In de beslissing op bezwaar van 22 december 2011 is aangegeven dat het mogelijk is om - met overlegging van een evaluatieverslag van de zorgverlener - zo nodig een nieuwe aanvraag te doen en zodoende nogmaals een indicatie te verkrijgen, waarbij overigens wederom voormelde termijnen gelden.
Ten aanzien van de ingangsdatum van de functie Persoonlijke verzorging heeft verweerster er juist voor gekozen deze te stellen op de datum van het nieuwe indicatiebesluit om -uitgaande van de duur van drie maanden - eiseres de gelegenheid te geven de functie daadwerkelijk in te zetten, hetgeen met de door eiseres verzochte ingangsdatum niet mogelijk zou zijn geweest. Verweerster heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat bij dit soort indicaties geen verzilveringstermijn wordt genoemd. Indien eiseres er in slaagt één dezer dagen daadwerkelijk iemand in te schakelen die [naam minderjarige] vaardigheden voor zijn persoonlijke verzorging aan gaat leren, kan verweerster niet zeggen of het zorgkantoor dan gedurende drie maanden de verleende zorg zal betalen, of slechts de zorg die tot 21 maart 2012 is verleend.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3. Ten aanzien van de ingangsdatum van de indicatie met betrekking tot de functie Persoonlijke verzorging overweegt de rechtbank als volgt.
Niet in geschil is dat de aan [naam minderjarige] toegekende indicatie uitsluitend ziet op het aanleren van vaardigheden op dit terrein en voorts staat vast dat die zorg, waarvoor eiseres iemand wil gaan inschakelen, in elk geval tot de datum van de zitting niet is verleend. Het toekennen van een indicatie met terugwerkende kracht is slechts in bepaalde gevallen mogelijk. Los van de vraag of een dergelijk geval zich hier voordoet, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij een ingangsdatum die ligt voor de afgifte van het indicatiebesluit nu het immers niet mogelijk is daadwerkelijk zorg voor het aanleren van persoonlijke verzorging met terugwerkende kracht in te zetten.
2.4. Ten aanzien van de duur van de indicatie met betrekking tot de functie persoonlijke verzorging overweegt de rechtbank als volgt.
In de door verweerster overgelegde werkinstructie is ten aanzien van de functie persoonlijke verzorging vermeld dat de termijn voor het aanleren in beginsel zes weken is en maximaal drie maanden bedraagt. Verweerster heeft onderkend dat bij [naam minderjarige] het leerproces vrij traag zal verlopen en op grond daarvan de indicatie voor drie maanden toegekend. Daarnaast heeft verweerster gemotiveerd aangegeven in de beslissing van 22 december 2011 dat zij geen gronden ziet van de werkinstructie af te wijken. Voorts heeft verweerster in voormelde beslissing de mogelijkheid vermeld van het aanvragen van een nieuwe, aansluitende indicatie onder overlegging van een evaluatieverslag van de verleende zorg. De rechtbank is op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken van oordeel dat een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden en dat de beslissing voldoende gemotiveerd is.
2.5. Verweerster heeft tijdens de beroepsprocedure een nieuwe beslissing op bezwaar en een nieuw indicatiebesluit genomen, waarbij alsnog een indicatie is gegeven voor de door eiseres verzochte functie persoonlijke verzorging. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerster het door eiseres verschuldigde griffierecht voor haar rekening dient te nemen. Gebleken is dat van eiseres nog geen griffierecht is geheven; mocht dit alsnog geschieden dan dient verweerster het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
2.6. De rechtbank merkt ten overvloede nog op - zoals ook ter zitting reeds is besproken - het niet meer dan redelijk te achten dat indien de zorgverlening ten aanzien van het aanleren door [naam minderjarige] van vaardigheden op het terrein van de persoonlijke verzorging alsnog van start gaat, verweerster zich zal inspannen om te bewerkstelligen dat de zorg gedurende drie maanden vanaf de startdatum wordt vergoed door het zorgkantoor.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart het beroep ongegrond;
3.2. draagt de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland op het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden indien het griffierecht alsnog van eiseres geheven en door haar betaald is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M. van Dam, kinderrechter, en op 13 maart 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.