ECLI:NL:RBHAA:2012:BX5161

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/597
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak wegens eigen toedoen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, ingediend door zijn advocaat mr. J.J. Mul. Verzoeker, geboren in Suriname en woonachtig in Amsterdam, vroeg om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met zijn strafvervolging. De rechtbank oordeelde dat verzoeker de strafvervolging aan zichzelf te wijten had, omdat hij te lang had gewacht met het afleggen van een ontlastende verklaring en het overleggen van cruciaal bewijs. Dit had geleid tot een ernstige verdenking tegen hem, en als hij eerder had gehandeld, had de politie mogelijk nader onderzoek kunnen doen en een vervolging kunnen voorkomen.

De rechtbank behandelde het verzoek in raadkamer op 5 juli 2012, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, en de officier van justitie mr. J. Pauwelussen ook aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid waren om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, aangezien verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de situatie waarin hij zich bevond. De kosten moesten daarom ten laste van verzoekers eigen kas komen en niet van de Staat.

De rechtbank wees het verzoek tot vergoeding van € 8.086,05 af, en oordeelde dat de officier van justitie primair tot afwijzing had geconcludeerd, met een subsidiaire conclusie tot een gematigde inwilliging van € 4.043,03. De rechtbank bevestigde dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor vergoeding van de kosten, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat hij zijn eigen strafvervolging had veroorzaakt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 12/597
Parketnummer: 15/070712-10
Uitspraakdatum: 26 juli 2012
beschikking (art. 591a Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 20 april 2012 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. J.J. Mul, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 17 april 2012, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te district Nickerie (Suriname),
domicilie kiezende te (1015 AK) Amsterdam, Langestraat 61, ten kantore van mr. Mul, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 8.086,05, wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, vermeerderd met – zo de rechtbank begrijpt – de kosten met betrekking tot de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Op 5 juli 2012 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Mul, voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J. Pauwelussen.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 21 maart 2012, waarbij verzoeker van de hem ten laste gelegde feiten is vrijgesproken.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan verzoeker – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de te zijner laste gekomen kosten van een raadsman, zo daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot een gematigde inwilliging daarvan tot een bedrag van € 4.043,03 (de helft van het verzochte).
De rechtbank gaat op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 8 december 2009 omstreeks 23.40 uur vond in de omgeving van het Leendersbos te Hoofddorp een eenzijdige aanrijding plaats. Een personenauto van het merk Lexus, kenteken [kenteken], raakte in een bocht een trottoirband, vervolgens een lichtmast en een brugpijler en sloeg daarna over de kop, waarna deze in een berm tot stilstand kwam.
Voormelde personenauto is in gebruik bij verzoeker. Door diverse getuigen is verklaard dat de bestuurder van het voertuig (een getinte man, netjes gekleed en ongeveer vijftig jaar oud) na de aanrijding uit het voertuig stapte en wegliep in de richting van het Ravensbos. Kort na de aanrijding is verzoeker in de omgeving van het Ravensbos door de gealarmeerde politie aangetroffen en vervolgens aangehouden. Verzoeker voldeed volgens de agenten exact aan het door de getuigen opgegeven signalement van de bestuurder.
Verzoeker was op het moment van zijn aanhouding dronken en gedroeg zich zeer recalcitrant tegen de politie. Verzoeker weigerde medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek naar uitgeademde lucht en vertoonde ook op het politiebureau recalcitrant, en zelfs agressief gedrag. Uiteindelijk werd verzoeker ter controle overgebracht naar het Spaarne Ziekenhuis. Na behandeling in dit ziekenhuis werd verzoeker diezelfde nacht teruggebracht naar het politiebureau, alwaar hij de gelegenheid kreeg een verklaring af te leggen.
Blijkens het van het verhoor van verzoeker opgemaakte proces-verbaal wilde verzoeker eerst met een advocaat overleggen voordat hij met de politie in gesprek ging en weigerde hij zijn verklaring te ondertekenen. De politie heeft verzoeker vervolgens meegedeeld, dat hij zich de volgende dag diende te melden aan het bureau van de politie te Hoofddorp als hij een verklaring wenste af te leggen. Verzoeker is echter nooit verschenen, waarna het eind- dossier van de politie op 18 februari 2010 is gesloten en ingezonden.
Uit onderzoek bleek dat het rijbewijs van verzoeker sinds 6 oktober 2008 ongeldig was verklaard. Tijdens de behandeling van verzoeker in het Spaarne Ziekenhuis op 9 december 2009 is voorts bloed van verzoeker afgenomen ter bepaling van het bloedalcoholgehalte. Het resultaat van de analyse bedroeg, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie, 1.60 milligram ethanol per milliliter bloed. Verzoeker is van deze uitslag per brief van 7 januari 2010 op de hoogte gesteld. In deze brief is vermeld dat tegen verzoeker proces-verbaal zal worden opgemaakt wegens overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, welk proces-verbaal naar de officier van justitie te Haarlem zal worden gezonden. Ook hierop heeft verzoeker geen contact opgenomen, noch met de politie, noch met het Openbaar Ministerie.
Op 14 juni 2010 is de inleidende dagvaarding voor de politierechterzitting van 18 augustus 2010 aangemaakt. Eerst tijdens deze terechtzitting, waar verzoeker samen met zijn raadsman is verschenen, heeft verzoeker een verklaring afgelegd met betrekking tot de gebeurtenissen op 8 en 9 december 2009: niet hij, maar [betrokkene] heeft die bewuste avond gereden in zijn auto. [betrokkene] is ter terechtzitting gehoord en heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij de bestuurder van de auto van verzoeker was geweest. Nadat de behandeling van de zaak vervolgens is aangehouden voor het laten verrichten van nader onderzoek, is verzoeker op de politierechterzitting van 21 maart 2012 vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten bij gebrek aan voldoende bewijs.
In het licht van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verzoeker de strafvervolging aan zichzelf te wijten heeft gehad. Verzoeker heeft - hoewel hem daartoe meermalen de gelegenheid is geboden en daartoe diverse aanleidingen waren - gewacht met het afleggen van een ontlastende verklaring en met het overleggen van cruciaal ontlastend bewijs (de verklaring van de getuige [betrokkene]) tot de zitting van 18 augustus 2010. Verzoeker heeft daarmee zijn eigen strafvervolging in de hand gewerkt, nu jegens hem een ernstige en ook stevige verdenking bestond. Indien verdachte eerder een verklaring had afgelegd, had de politie nader onderzoek kunnen doen en had een eventuele vervolging kunnen worden voorkomen. Daarom zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig om de kosten die verdachte in verband met deze vervolging, de onderhavige strafzaak, aan rechtsbijstand heeft moeten maken, te vergoeden. Deze kosten dienen, gelet op de geschetste feiten en omstandigheden, niet ten laste van ’s Rijks kas, maar ten laste van verzoekers eigen kas te worden gebracht. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jongeling, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.L.A. Zwiersen-Dekker, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2012.