ECLI:NL:RBHAA:2012:BX6685
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- W.J. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in verband met gezamenlijke huishouding en beëindiging uitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Dit besluit, genomen op 5 april 2012, hield in dat de uitkering van verzoekster op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) werd beëindigd per 6 april 2012 en ingetrokken per 21 maart 2012. De reden hiervoor was dat verzoekster samenwoonde met haar broer, wat volgens de gemeente leidde tot de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente op goede gronden tot dit besluit is gekomen. Tijdens een huisbezoek op 21 maart 2012 werd geconstateerd dat de broer van verzoekster bij haar verbleef en dat er aanwijzingen waren dat hij daar zijn hoofdverblijf had. Er werd onder andere kleding van de broer aangetroffen in de woning van verzoekster, evenals post en toiletartikelen. Bovendien had de broer eerder schriftelijke verklaringen afgelegd waarin hij aangaf dagelijks bij verzoekster te verblijven.
De voorzieningenrechter concludeerde verder dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen verzoekster en haar broer, waarbij verzoekster de meeste zorgtaken op zich nam, zoals het doen van boodschappen en koken, terwijl de broer voornamelijk op de kinderen paste en af en toe hielp met boodschappen. Gezien deze omstandigheden oordeelde de voorzieningenrechter dat de gemeente terecht had aangenomen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.