zaaknummer: AWB 12/2768 en 12/2767
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
28 juni 2012 in de zaken tussen
[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. K.R. Lieuw On),
de burgemeester van Haarlemmerliede en Spaarnwoude, verweerder
(gemachtigde: R. Brouwer).
Bij besluit van 5 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een rijbewijs af te geven.
Bij besluit van 16 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. AWB 12/2768. Voorts heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nr. AWB 12/2767.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts was namens verweerder aanwezig F.M. de Bok.
Bovendien waren ter zitting aanwezig [naam 1], [naam 2] en de moeder van eiseres.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In artikel 111, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is onder meer bepaald dat aan degene die vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, slechts een rijbewijs wordt afgegeven, indien hij rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, a tot en met d en l van die wet. Niet in geschil is dat eiseres op 5 december 2011 en ook nadien niet beschikte dan wel beschikt over de voor de afgifte van een rijbewijs vereiste vreemdelingenrechtelijke status.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op 28 april 2010 bij verweerder mondeling een aanvraag heeft ingediend om de afgifte van een rijbewijs. Op dat moment had eiseres, naar zij stelt, een geldige verblijfstitel regulier, bepaalde tijd die zij verweerder heeft getoond. Hierdoor was volgens eiseres de gba-code 21 op haar van toepassing en niet 98 zoals verweerder heeft verklaard. Het indienen van een aanvraag had op dat moment dus wel degelijk zin, aldus eiseres. Zij had toen alle vereiste documenten bij zich, waaronder een foto.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij eiseres op 28 april 2010 heeft geadviseerd om eerst te zorgen voor een deugdelijke vaststelling van haar identiteit en een geldige verblijfstitel. Op 28 april 2010 heeft eiseres dan ook geen aanvraag ingediend. Voorts heeft verweerder verklaard dat hij om die reden geen besluit heeft genomen. Daargelaten dat eiseres in de GBA geregistreerd stond met code 98 oftewel “geen verblijfstitel (meer)”, beschikte verweerder niet (meer) over de vereiste foto van eiseres, omdat hij die aan haar op 28 april 2012 had teruggegeven. Een besluit tot afgifte van een rijbewijs kon hij derhalve niet nemen. Zijn standpunt dat de gba-code 98 op die datum in de weg stond aan afgifte van een rijbewijs, heeft hij niet in een besluit vastgelegd.
5. Hoewel eiseres graag over een rijbewijs wilde beschikken, heeft zij verweerder niet in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op de door eiseres gestelde aanvraag van 28 april 2010. De contacten die eiseres na 28 april 2010 nog heeft gehad met verweerder kunnen niet als een ingebrekestelling worden aangemerkt. Aan beantwoording van de vraag van eiseres hoe een aanvraag tot stand komt, komt de voorzieningenrechter, nu geen sprake is van een besluit, niet meer toe.
6. De door eiseres voorgedragen gronden kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Om die reden is het beroep ongegrond en er bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, rechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, uitsluitend voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.