ECLI:NL:RBHAA:2012:BX7360

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800328-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne in Nederland door medewerker Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 5954,2 gram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, die werkzaam was bij de Koninklijke Marechaussee, heeft dit feit gepleegd in zijn hoedanigheid als ambtenaar, waarbij hij gebruik maakte van privileges die aan zijn functie verbonden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting verklaard dat hij de drugs heeft overgenomen om zijn schulden te kunnen betalen, maar de rechtbank heeft deze verklaring niet als geloofwaardig beschouwd. De rechtbank heeft het verweer van psychische overmacht verworpen, omdat de bedreiging die de verdachte stelde niet aannemelijk was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon, die is gebruikt bij het delict, moet worden verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de impact van de invoer van cocaïne op de samenleving. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800328-12
Uitspraakdatum: 3 juli 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Ghana),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Wolvenplein.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5954,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de mobiele telefoon, merk Nokia, de teruggave aan de Koninklijke Marechaussee van de Schipholpas, de Defensiepas, een blauwe postzak en twee enveloppen en de teruggave aan verdachte van in totaal een geldbedrag van € 260,00.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2012 (dossierparagraaf 0.3 van het dossier van 10 mei 2012);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2012 (dossierparagraaf 0.4 van het dossier van 10 mei 2012);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 11 maart 2012 (dossierparagraaf 2.5 van het dossier van 12 maart 2012);
- het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 15 maart 2012, kenmerk 2590 X 12.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 9 maart 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 5954,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte door een zekere [betrokkene], die werd vergezeld door een man die een wapen droeg, is bedreigd en dat verdachte daarom het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Naar de mening van de raadsman is er derhalve sprake van psychische overmacht, zodat een ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer, reeds omdat de door verdachte gestelde bedreiging niet aannemelijk is geworden. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachte tijdens zijn verhoor door de Koninklijke Marechaussee op 11 maart 2012 (paragraaf 1.5 van het dossier van 12 maart 2012, pagina 5) op de vraag van de verhorende verbalisanten "Wat is de reden dat je de drugs hebt overgenomen?" heeft geantwoord: "Eerlijk is eerlijk. Om mijn schulden te kunnen betalen." Weliswaar heeft verdachte op de terechtzitting deze verklaring willen intrekken omdat hij (kort gezegd) tijdens dit verhoor niet zichzelf was, maar de rechtbank houdt verdachte aan deze verklaring. Uit de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal blijkt geenszins dat verdachte deze verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd en deze niet op waarheid zou berusten.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bijna zes kilo van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking.
Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting inzake drugskoeriers.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte, anders dan door zijn raadsman is bepleit, niet behoort tot de categorie pakezel zoals bedoeld in deze oriëntatiepunten, maar als een standaardkoerier dient te worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden gevorderd. Deze straf is lager dan de straf die bij een invoer van zes kilo cocaïne in de regel pleegt te worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en dat (mede) gelet op de persoon van verdachte geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd in zijn hoedanigheid van medewerker van de Koninklijke Marechaussee en met gebruikmaking van privileges (onder meer bezit van Schipholpas die toegang geeft tot airside van Schiphol)) die aan de uitoefening van die functie zijn verbonden. Door mee te werken aan de opzettelijke invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne heeft verdachte de integriteit van zijn ambt geschaad en het vertrouwen geschonden dat de samenleving in medewerkers van de Koninklijke Marechaussee mag en moet kunnen koesteren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Anders dan de raadsman van verdachte heeft bepleit, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan (onder andere) blijkt uit het reclasseringsadvies van 11 juni 2012, onvoldoende reden om tot een matiging van deze straf te komen of een gedeelte daarvan voorwaardelijk op te leggen.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven mobiele telefoon, merk Nokia, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van deze telefoon, die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEEENVEERTIG (42) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een zwarte mobiele telefoon, merk Nokia (nr. 3).
Gelast de teruggave aan Amsterdam Airport Schiphol (AAS) van:
- een meerkleurige Schipholpas (nr. 6).
Gelast de teruggave aan de Koninklijke Marechaussee van:
- een meerkleurige Defensiepas (nr. 11);
- een blauwe postzak (nr. 12);
- twee enveloppen (nr. 13).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 5 biljetten van € 50,- (nr. 9);
- 2 biljetten van € 5,- (nr. 10).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.F.W. Brouwer, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. G.K. Schoep, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2012.
Mr. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.