ECLI:NL:RBHAA:2012:BX7532

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740340-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met ernstige verwondingen in Purmerend

Op 1 december 2007 vond in Purmerend een steekincident plaats waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstige verwondingen opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [getuige 1] het slachtoffer meermalen met een steekvoorwerp in de nek en borst heeft gestoken. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, die vijf jaar na het incident zijn afgelegd, beoordeeld op betrouwbaarheid en consistentie. Ondanks het lange tijdsverloop achtte de rechtbank de verklaringen bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren en concludeerde dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld met de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag en legde een gevangenisstraf van 36 maanden op. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1600,- aan de benadeelde partij toegewezen, die voortvloeit uit de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, vooral gezien de weerloosheid van het slachtoffer en het feit dat hij zonder hulp is achtergelaten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740340-12
Uitspraakdatum: 13 september 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere Binnen.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 01 december 2007 te Purmerend, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht)
- meermalen, althans éénmaal, met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp in de nek/hals en/of in het gezicht en/of in de borstkas, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of
- (terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) meermalen, althans éénmaal, met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp, in de borstkas en/of in de hals/keel/nek (van oor tot kin), althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gesneden/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 01 december 2007 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een steekwond van 15 centimeter van oor tot kin en/of (een) steekwond(en) achter het oor en/of in de borstkas), heeft toegebracht, door opzettelijk (met kracht)
- meermalen, althans éénmaal, met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp in de nek/hals en/of in het gezicht en/of in de borstkas, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] te steken en/of
- (terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) meermalen, althans éénmaal, met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp, in de borstkas en/of in de hals/keel/nek (van oor tot kin), althans in het lichaam, van die [slachtoffer] te snijden/steken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 01 december 2007 te Purmerend met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Populierenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (met kracht)
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- slaan tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans éénmaal, steken met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp in de nek/hals en/of in het gezicht en/of in de borstkas, althans in het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- (terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag) meermalen, althans éénmaal, snijden/steken met een priem en/of met een mes, althans met een (steek)voorwerp, in de borstkas en/of in de hals/keel/nek (van oor tot kin), althans in het lichaam, van die [slachtoffer].
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen met oplegging van de corresponderende schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en dat de vordering conform verzoek als voorschot wordt toegewezen.
4. Bewijs
4.1. Bespreking van een op bewijsuitsluiting gericht verweer
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld, dat in haar algemeenheid grote vraagtekens moeten worden gesteld bij de waarde die mag worden toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd vijf jaar na het gebeurde. Hij heeft in dat verband gewezen op de onbetrouwbaarheid van het menselijk geheugen en de in de loop der tijd mogelijk ontstane "vervuiling" van de feiten.
In het bijzonder heeft hij de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid betwist van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die beiden bij het ten laste gelegde incident aanwezig zijn geweest, maar innerlijk tegenstrijdig, wisselend en in strijd met van anderen verkregen informatie hebben verklaard. In ieder geval deze laatste verklaringen, benevens die van [getuige 3], die slechts verklaart wat hij van [getuige 1] zou hebben gehoord, acht de raadsman onbruikbaar voor het bewijs en dienen daarvan te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank acht hetgeen door de raadsman is gesteld onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat op grond daarvan de bedoelde verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. In haar algemeenheid en in het bijzonder in gevallen als waarvan hier sprake is ziet de rechtbank het als haar taak de diverse in het voorbereidend onderzoek afgelegde verklaringen op zichzelf te waarderen en met elkaar te vergelijken en te beoordelen op betrouwbaarheid en consistentie. Het bovengemiddeld lange tijdsverloop tussen het plaatsvinden van het incident en het opnemen van de diverse verklaringen is een aspect dat de hierbij te betrachten voorzichtigheid nog accentueert.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde op grond van het volgende.
In de vroege ochtend van 1 december 2007 heeft [slachtoffer] in Purmerend ernstige verwondingen opgelopen. Uit door de politie ingesteld onderzoek is het volgende naar voren gekomen.
Aangever [slachtoffer] werd op 1 december 2007 door twee passanten bebloed op straat in Purmerend aangetroffen en naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. [slachtoffer] had verschillende verwondingen, waaronder een snijwond van circa 14 centimeter in de hals van oor tot kin en steekwonden ter hoogte van zijn borstkas en in de nek. De wonden links in het gelaat, op de wang, voor het rechteroor en aan de achterzijde van het rechteroor zijn gehecht.2 Voorts zijn van deze verwondingen letselfoto's genomen.3
Aangever heeft aanvankelijk aangegeven dat hij van achter met een klap in de nek was aangevallen, dat hij vervolgens voorover viel en daarop direct door een tweede persoon middels een stomp op zijn gezicht van voren werd aangevallen.4 Even later heeft hij gezegd te zijn gestoken5, kort daarna gevolgd door de mededeling dat hij hoopte dat, als hij geslapen had, hij zich kon herinneren wie hem gestoken had.6 Later heeft aangever verklaard niet te weten wat er gebeurd zou kunnen zijn.7
Arts-assistent van het Waterlandziekenhuis De Bordes heeft aangegeven de indruk te hebben dat de verwondingen door een mes zouden kunnen zijn toegebracht en dat het slachtoffer mogelijk diverse klappen had gehad, daar zij verschillende kneuzingen op het hoofd van het slachtoffer had aangetroffen.8 Ook de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut achtte het mogelijk dat de ter beoordeling gegeven chirurgische hechtwonden door één of meer scherppuntige of scherprandige voorwerpen zijn veroorzaakt.9
In het kader van het onderzoek zijn op de Populierenstraat te Purmerend enkele persoonlijke eigendommen van het slachtoffer alsmede een plas bloed op de rijbaan aangetroffen.10 Tevens heeft [getuige 4] verklaard dat zij in de bewuste nacht vijf à zes jongens heeft zien rennen en dat eentje riep: "Kom op, kom op".11 Verder heeft deze getuige verklaard dat zij het opvallend vond dat twee van de jongens stopten tijdens het rennen en dat het leek dat zij hun handen wasten in een op de straat gelegen plas water.12 Het ingestelde onderzoek heeft echter niet geleid tot aanhoudingen van personen.
In 2012 heeft aangever [slachtoffer] zich opnieuw bij de politie gemeld en heeft hij verklaard van diverse mensen gehoord te hebben dat zijn verwondingen op 1 december 2007 door [getuige 1] en [verdachte] zijn toegebracht.13
[getuige 3] heeft verklaard dat [getuige 1] aan hem heeft verteld dat hij en [verdachte] hebben gedaan hetgeen bij [slachtoffer] is gebeurd. [getuige 3] verklaart van [getuige 1] gehoord te hebben dat hij [slachtoffer] een aantal malen met een priem heeft gestoken en dat [getuige 1] voordeed hoe [verdachte] vervolgens, nadat hij over de op de grond liggende [slachtoffer] was heen gestapt, met een mes diens keel van oor tot kin doorhaalde. [getuige 1] heeft hierbij aan [getuige 3] voorgedaan hoe hij [slachtoffer] met een priem heeft geprikt. Hij richtte hierbij een of twee keer naar de voorkant van het lichaam en een keer naar de rug van [getuige 3].14
In zijn verhoor ten overstaan van de politie op 5 juni 2012 heeft verdachte verklaard dat zij die nacht met z'n vijven waren, dat [slachtoffer] naar de groep schreeuwde en dat de groep op deze [slachtoffer] is afgelopen.15 Iemand uit de groep (naar later blijkt te zijn [getuige 5]16) sloeg [slachtoffer] uit het niets met een fles op het hoofd en een ander (naar later blijkt te zijn [getuige 6]17) sloeg [slachtoffer] knock-out, waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Daarna is de groep weggerend. Verdachte heeft achterom gekeken en zag [getuige 1] over [slachtoffer] heen gebogen. Deze bewerkte [slachtoffer] en maakte daarbij maaiende bewegingen. [getuige 1] had die avond een priemachtig wapen bij zich.18
[getuige 1] heeft in zijn verhoor ten overstaan van de politie op 31 juli 2012 verklaard dat hij anders dan hij eerder had verklaard, wel aanwezig was bij het voorval met [slachtoffer].19
[getuige 2] heeft tegenover de politie op 23 mei 2012 verklaard dat [verdachte] en 'Gladde' (naar uit het dossier blijkt te zijn [getuige 1], rb) bij het incident aanwezig waren.20 Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft [getuige 2] als getuige verklaard dat verdachte, [getuige 1], hijzelf, [getuige 5] en nog een vijfde persoon aanwezig waren bij het voorval. Toen [slachtoffer] op de grond viel, is [getuige 2] gaan rennen. Toen hij nog geen acht stappen verwijderd was van de plaats waar [slachtoffer] lag, heeft [getuige 2] omgekeken. Hij heeft gezien dat verdachte gebukt over [slachtoffer] stond en steek- en slaanbewegingen heeft gemaakt met een glimmend, scherp voorwerp richting [slachtoffer].21
4.3. Bewijsoverwegingen
Bewijsverweer; vrijspraak bepleit
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet degene is geweest die het slachtoffer de verwondingen heeft toegebracht. De raadsman stelt ter onderbouwing van dit standpunt onder meer dat de verklaringen van [getuige 2], afgelegd ten overstaan van de politie en ter terechtzitting, innerlijk tegenstrijdig, wisselend en niet consistent zijn en derhalve niet als geloofwaardig en betrouwbaar bewijs kunnen worden gebezigd. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen waarde gehecht dient te worden aan de getuigenverklaringen van [getuige 3], nu het hier een verklaring van horen zeggen betreft. Verdachte zelf heeft daarentegen uitgebreid verklaard en openheid van zaken gegeven en zijn verklaring wordt ondersteund door uit het onderzoek verkregen materiaal.
Beoordeling van het verweer
Onder verwijzing naar haar onder 4.1. weergegeven oordeel over de potentiële bruikbaarheid van de diverse in het dossier bijeengebrachte verklaringen is de rechtbank ten aanzien van de verklaringen van [getuige 3] van oordeel dat daarin informatie is vervat die slechts middels één of meer bij het incident betrokkene(n) kan zijn verkregen. De beide met een tussenpoos van tweeënhalve maand afgelegde verklaringen zijn bovendien consistent en gedetailleerd. Derhalve acht de rechtbank deze getuigenverklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van de waarde en de bruikbaarheid van de verklaringen van [getuige 2] en van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De omstandigheid dat verdachte uiteindelijk uitgebreid heeft verklaard over hetgeen zich op 1 december 2007 zou hebben afgespeeld en daarbij details heeft genoemd die bevestiging vinden in andere stukken van het dossier, vormt op zichzelf geen maatstaf voor de betekenis die de rechtbank aan die verklaring toekent als onderdeel van een veel meer omvattend onderzoek.
Nadat [getuige 2] door de politie als verdachte in deze zaak is gehoord, heeft hij ter terechtzitting onder ede een verklaring als getuige afgelegd. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van [getuige 2] levert bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij het steekincident. Die verklaring komt in belangrijke mate overeen met hetgeen [getuige 3] heeft verklaard van [getuige 1] te hebben gehoord en gezien ten aanzien van de wijze waarop [slachtoffer] onder handen was genomen. Voor zover het gaat om de betrokkenheid van [getuige 1] bij het steekincident wordt deze bevestigd door de verklaring van verdachte.
De gevolgtrekking uit een en ander is dat de verklaringen van personen die bij het steekincident aanwezig zijn geweest en aangeven daar ook (iets van) de toedracht gezien te hebben, op essentiële onderdelen aansluiten bij de lezing van [getuige 3] omtrent hetgeen hij zegt gehoord te hebben van iemand die eveneens aangeeft bij het incident aanwezig te zijn geweest. Daaraan kan niet afdoen, dat [getuige 2] enkel over de rol van verdachte en verdachte zelf enkel over de rol van [getuige 1] heeft verklaard en evenmin dat [getuige 2] aan verdachte gedragingen toeschrijft, die volgens verdachte door [getuige 1] zijn begaan.
'Meer en Vaart-verweer'; vrijspraak bepleit
Voor zover de voorhanden bewijsmiddelen zouden leiden tot een voor zijn cliënt belastende conclusie, zo heeft de raadsman nog gesteld, is sprake van "een soort Meer en Vaart-situatie". Een bepaalde gedraging van verdachte kan door de ooggetuigen foutief zijn geïnterpreteerd. Op een gegeven moment heeft verdachte immers geknield bij het lichaam van [slachtoffer] en heeft met zijn hand in diens hals gevoeld of hij nog leefde. Daarna is verdachte weggerend en heeft onderweg zijn handen in een plasje water gewassen en ook gezien dat [getuige 1] dit deed.22
Beoordeling van het verweer
De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer, nu de raadsman hiermee de inhoud van de tot bewezenverklaring gebezigde bewijsmiddelen bestrijdt. Er is derhalve geen sprake van een 'Meer en Vaart-situatie'.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, in weerwil van hetgeen hij heeft verklaard, wel degelijk een rol heeft gespeeld in het toebrengen van de verwondingen aan het slachtoffer, meer in het bijzonder de snijwond in de hals van oor tot kin.
Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen. Weliswaar kan niet gesproken worden van een vooropgezet plan, maar de omstandigheid dat de ene verdachte zich heeft aangesloten bij het gewelddadige gedrag van de andere verdachte en zelf een actieve bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde feit, maakt naar het oordeel van de rechtbank, dat sprake is van een voor bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
De feitelijke handelingen die aan verdachte en zijn medeverdachte zijn ten laste gelegd, zijn op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [getuige 1] het slachtoffer [slachtoffer] meermalen met een steekvoorwerp in de nek en in de borstkast heeft gestoken en, terwijl [slachtoffer] weerloos op de grond lag, met een steekvoorwerp van oor tot kin in de hals van die [slachtoffer] heeft gesneden.
Ten aanzien van de vraag of de door verdachte en zijn medeverdachte op het slachtoffer uitgevoerde handelingen een poging tot doodslag opleveren, zoals primair ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Naar algemene ervaringsregels levert het met een steekvoorwerp steken en snijden in de borst en in de halsstreek, waar zich vitale lichaamsorganen en lichaams(slag)aderen bevinden, op zijn minst de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daaraan kan komen te overlijden. Tevens zijn deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de dood van het slachtoffer. Door aldus te handelen hebben de verdachten op zijn minst deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, minst genomen, bij verdachte het voorwaardelijk opzet aanwezig is geweest op de dood van het slachtoffer, zodat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten medeplegen van poging tot doodslag.
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 1 december 2007 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht
- meermalen met een steekvoorwerp in de nek en in de borstkas van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en
- terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond lag met een steekvoorwerp in de hals/keel van oor tot kin van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 30 augustus 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 1 december 2007 samen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer meermalen met een steekvoorwerp in de nek, borst en hals te verwonden. Verdachte, in het bezit van een steekvoorwerp, heeft ervoor gekozen om de confrontatie met [slachtoffer], die op dat moment in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, te zoeken met eerder genoemde gevolgen als resultaat. Verdachte is gevlucht en heeft het slachtoffer op straat achtergelaten. Enkel door toedoen van twee passanten is het slachtoffer naar het ziekenhuis gebracht. Verdachte heeft door zijn handelen pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en diens lichamelijke integriteit ernstig aangetast. Daarbij verdient opmerking dat het niet aan het handelen van verdachte te danken is geweest dat de (lichamelijke) gevolgen voor het slachtoffer niet veel ernstiger zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan (langdurig) nadelige psychische en lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden. De psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer zijn nader tot uitdrukking gebracht in zijn ingediende vordering benadeelde partij.
Verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op de openbare weg gepleegd. Dergelijke zeer ernstige strafbare feiten plegen grote indruk te maken op getuigen daarvan. Daarnaast veroorzaken die feiten vaak onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat [slachtoffer], gezien het feit dat hij behoorlijk onder invloed was van alcohol, een weerloos slachtoffer was en dat verdachte [slachtoffer] met zijn zware verwondingen op straat heeft achtergelaten zonder hulpdiensten te alarmeren.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als straf in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, zodat deze eis passend en geboden is. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.1. Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1600,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.2. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1600,-.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert;
verklaart dit feit strafbaar;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG (36) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1600,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1600,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door tweeëndertig (32) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M Verpalen, voorzitter,
mr. A.M. Ayal en mr. L.C. Bannink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R. Mol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2012.
Mrs. Ayal en Bannink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2007 (dossierpagina 27), een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring opgemaakt door P. Poortman van het Waterlandziekenhuis d.d. 12 december 2007 (dossierpagina 42) en een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te 's-Gravenhage d.d. 30 januari 2008, zaaknummer 2007.12.06.095 (dossierpagina's 83 e.v.).
3 De in het dossier opgenomen foto's (dossierpagina's 105-114).
4 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2007 (dossierpagina 26).
5 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2007 (dossierpagina 27).
6 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2007 (dossierpagina 29).
7 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 7 december 2007 (dossierpagina 20).
8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2007 (dossierpagina 39).
9 Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te 's-Gravenhage d.d. 30 januari 2008, zaaknummer 2007.12.06.095 (dossierpagina 86).
10 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2008 (dossierpagina 87).
11 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 14 april 2008 (dossierpagina 66).
12 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 14 april 2008 (dossierpagina 66) en het proces-verbaal van verhoor van dezelfde als gehoorde getuige d.d. 27 maart 2012 (dossierpagina 160).
13 Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 maart 2012 (dossierpagina's 124).
14 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 maart 2012 (dossierpagina 136) en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 20 mei 2012 (dossierpagina 133).
15 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2012 (dossierpagina 249).
16 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2012 (dossierpagina 253).
17 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2012 (dossierpagina 258).
18 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2012 (dossierpagina 249).
19 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 1] d.d. 31 juli 2012, p. 3 (los opgenomen).
20 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2] d.d. 23 mei 2012 (dossierpagina 360).
21 De verklaring van getuige [getuige 2], afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2012.
22 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (dossierpagina 250).