ECLI:NL:RBHAA:2012:BX7636

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800318-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens overmacht in mensensmokkelzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Afghanistan, heeft haar nicht en haar dochter geholpen om naar Nederland te komen, omdat zij in Afghanistan met de dood werden bedreigd door de echtgenoot van de nicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een noodsituatie verkeerde en dat zij handelde uit humanitaire overwegingen. De raadsvrouw van de verdachte heeft een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand en gevorderd dat haar cliënte zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en andere getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte zich in een tweestrijd bevond tussen het plegen van een strafbaar feit en het waarborgen van de veiligheid van haar nicht en haar dochter. De rechtbank oordeelde dat de keuze van de verdachte om haar nicht en dochter te helpen gerechtvaardigd was, gezien de concrete en actuele dreiging voor hun leven. Daarom heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft ook bepaald dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is, maar dat de verdachte niet strafbaar is, gezien de omstandigheden waaronder zij handelde.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800318-12
Uitspraakdatum: 22 juni 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juni 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in op of omstreeks de periode van 4 maart 2012 tot en met 6 maart 2012 te Athene (Griekenland) en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten een persoon zich noemende [gesmokkelde], behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft, immers heeft/hebben zij verdachte en/of een of meer van haar mededader(s)
- voor/aan voornoemd persoon een vliegticket(s) verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of geboekt en/of
- voor/aan voornoemd persoon een niet op naam gesteld paspoort geregeld en/of gegeven en/of
- voornoemd persoon begeleid op haar reis van Athene (Griekenland) naar Amsterdam (Nederland) en/of
- voornoemd persoon begeleid op de luchthaven Schiphol - voornoemd persoon begeleid naar de douanedoorgang, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het medeplegen en tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 118 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts vordert de officier van justitie tot teruggave aan de uitgevende instantie van de inbeslaggenomen paspoort.
4. Bewijs
4.1 Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd en moet zij van het medeplegen worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier niet is vast komen staan dat verdachte nauw en bewust met (een) ander(en) heeft samengewerkt om dit feit te plegen.
4.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 10 mei 2012 (dossierparagraaf 0.4);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de Koninklijke Marechaussee d.d. 7 maart 2012, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte met bijlage A en B (dossierparagraaf 1.1.3);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] d.d. 23 april 2012 (dossierparagraaf 4.1);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek inbeslagname d.d. 29 maart 2012 (dossierparagraaf 5.1).
4.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij in de periode van 4 maart 2012 tot en met 6 maart 2012 te Athene (Griekenland) en te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een ander, te weten een persoon zich noemende [gesmokkelde], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen en haar daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte,
- voor voornoemd persoon een niet op naam gesteld paspoort geregeld en
- voornoemd persoon begeleid op haar reis van Athene (Griekenland) naar Amsterdam (Nederland) en
- voornoemd persoon begeleid op de luchthaven Schiphol en
- voornoemd persoon begeleid naar de douanedoorgang, terwijl verdachte wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Mensensmokkel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft namens verdachte een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand en gevorderd dat haar cliënte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.1 Daartoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Verdachte is door haar nicht [betrokkene] opgebeld die in paniek verkeerde. De nicht van verdachte en haar dochter, [gesmokkelde], zijn naar Griekenland gevlucht, omdat zij door de echtgenoot van deze nicht in Afghanistan met de dood worden bedreigd en zij voor hun levens vreesden. De echtgenoot van deze nicht heeft al een van zijn kinderen vermoord. Dit verhaal is bekend binnen de familie en wordt door verschillende verklaringen van familieleden onderschreven. Toen het bericht kwam dat de nicht van verdachte en haar dochter geen asiel kregen en Griekenland binnen 30 dagen moesten verlaten, heeft de nicht verdachte gesmeekt haar te helpen. Gelet op de dreigementen van haar man bestond er bij deze nicht een gerechtvaardigde vrees om terug te keren naar Afghanistan. Verdachte deelde deze vrees en heeft in een poging haar nicht en diens dochter te redden snel en emotioneel gehandeld. Ze is naar Griekenland gereisd en heeft [gesmokkelde] meegenomen op het paspoort van haar eigen dochter. De raadsvrouw betoogt dat verdachte in een conflict van belangen is gekomen. Zij stond voor de keuze om of haar nicht en dochter te helpen of om niets te doen. Verdachte heeft gekozen om gehoor te geven aan de noodkreet van haar nicht. Haar nicht zou met haar dochter op zeer korte termijn Griekenland worden uitgezet met alle gevolgen van dien. Op het moment van handelen zag cliënte geen alternatief om haar nicht en dochter te helpen.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier een situatie voor dat verdachte zich in een tweestrijd bevond, die werd gereguleerd door twee conflicterende belangen: enerzijds de gehoudenheid om geen strafbare feiten te plegen, anderzijds de waarborging van de veiligheid van haar nicht en diens dochtertje. Verdachte heeft er uiteindelijk voor gekozen haar nicht en diens minderjarige dochter te helpen en aldus een strafbare handeling te plegen; maar wel een strafbare handeling die rechtstreeks in het verlengde ligt van en dienstbaar is aan de veiligheid van anderen. Vanuit humanitair oogpunt had verdachte in redelijkheid geen andere mogelijkheid dan gehoor te geven aan de noodkreet van haar nicht en diens minderjarige dochter. Deze keuze komt de rechtbank in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd voor, in aanmerking genomen dat de handelwijze van verdachte niet disproportioneel was en andere mensen geen schade heeft berokkend. De noodsituatie waarin verdachte verkeerde was actueel en concreet, nu bij verdachte gegronde vrees voor het leven van haar nicht en haar dochter bestond wanneer zij zouden worden teruggestuurd naar Afghanistan en de korte tijdspanne waarbinnen ze moest reageren. De noodsituatie is objectiveerbaar nu de verklaring van verdachte wordt ondersteund door meerdere verklaringen van andere personen in het dossier, die allen overeenkomstig hebben verklaard, terwijl niet is gebleken dat deze verklaringen op enigerlei wijze op elkaar zijn afgestemd. Verdachte is daarom niet strafbaar, zodat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een nationaal Afghaans paspoort op naam van [alias], dient te worden teruggegeven aan verdachte.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- het nationale Afghaanse paspoort op naam van [alias].
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2012.
Mrs A.E. Patijn en J.L. de Vries zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Brief van de raadsvrouw d.d.11 juni 2012.