ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8480

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
533709 \ CV EXPL 11-14578
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vluchtvertraging door Transavia

In deze zaak hebben vier passagiers, aangeduid als [passagier 1] c.s., Transavia Airlines C.V. gedagvaard wegens een vordering tot schadevergoeding naar aanleiding van een vertraagde vlucht van Rotterdam naar Genua op 9 augustus 2009. De passagiers vorderden een compensatie van € 1.178,50, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij vertragingen van meer dan drie uur. De passagiers stelden dat de vlucht met meer dan drie uur was vertraagd, terwijl Transavia betwistte dat de vertraging zo lang was en stelde dat de passagiers geen recht hadden op compensatie.

De procedure begon op 9 augustus 2011, toen de passagiers Transavia dagvaardden. Na een schriftelijke uitwisseling van standpunten, waarbij de kantonrechter besloot dat er geen comparitie van partijen nodig was, diende Transavia een dupliek in met aanvullende producties. De kantonrechter besloot echter dat deze producties niet in de beoordeling zouden worden meegenomen, omdat de passagiers hier niet op hadden kunnen reageren.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat zij te laat hadden gereageerd op het verweer van Transavia. Bovendien werd vastgesteld dat de passagiers hun vordering niet aan EU-Claim hadden overgedragen, aangezien hiervoor een akte van cessie vereist is. De kantonrechter oordeelde dat de vlucht daadwerkelijk 2 uur en 51 minuten vertraagd was, wat onder de drempel van drie uur ligt voor compensatie. Daarom werd de vordering afgewezen en werden de proceskosten aan de passagiers opgelegd.

De uitspraak benadrukt het verschil tussen administratieve en civiele procedures en bevestigt dat de kantonrechter zelfstandig de feiten moet beoordelen, ongeacht eerdere besluiten van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De beslissing werd genomen door de kantonrechter W. Aardenburg en is op 28 juni 2012 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 533709 \ CV EXPL 11-14578
datum uitspraak: 28 juni 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[vier passagiers]
allen te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen [passagier 1] c.s.
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
[passagier 1] c.s. heeft Transavia gedagvaard op 9 augustus 2011. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [passagier 1] c.s. schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Transavia nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Transavia heeft bij dupliek producties overgelegd waarop [passagier 1] c.s. niet heeft kunnen reageren. Omdat de kantonrechter deze producties niet in haar beoordeling zal betrekken is [passagier 1] c.s. niet in zijn belangen geschaad.
De feiten
a. [passagier 1] c.s. heeft geboekt voor een door Transavia uit te voeren vlucht van Rotterdam naar Genua (Italië) op 9 augustus 2009 (hierna: de vlucht).
b. Transavia diende [passagier 1] c.s. op 9 augustus 2009 om 11:00 uur lokale tijd vanaf Rotterdam per vliegtuig met vluchtnummer HV 639 naar Genua te vervoeren. De lokale aankomsttijd was 12:55 uur.
c. De afstand van de vlucht bedraagt ongeveer 900 kilometer.
d. Op verzoek van EU-Claim heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat op 14 maart 2011 een besluit genomen, waarin staat:
“Uw klacht/verzoek om handhaving heeft betrekking op de vlucht van 9 augustus 2009 met nummer HV639, van Rotterdam (RTM) naar Genoa, Cristoforo Colombo Airport (GOA) … De luchtvaartmaatschappij geeft aan dat de vlucht vertraagd is. Gebleken is, dat door een vertraging van de vlucht de passagiers op die vlucht meer dan drie uren (i.c. 3.15 uren) na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijke geplande aankomsttijd hun eindbestemming hebben bereikt.”
e. Vanaf 29 maart 2011 heeft [passagier 1] c.s. Transavia aangeschreven tot betaling van een gestandaardiseerde compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening).
f. Transavia heeft zich bij bericht van 1 april 2011 op het standpunt gesteld dat zij geen compensatie verschuldigd is.
De vordering
[passagier 1] c.s. vordert (samengevat) veroordeling van Transavia tot betaling van € 1.178,50, te vermeerderen met wettelijke rente. [passagier 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag dat Transavia op grond van de verordening bij vertraging van meer dan drie uur, gelet op de afstand van de vlucht van ongeveer 900 kilometer, een compensatie van € 250,00 per passagier verschuldigd is. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, is Transavia tevens de buitengerechtelijke incassokosten van € 178,50 en wettelijke rente verschuldigd.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan - samengevat - dat [passagier 1] c.s. geen recht op compensatie heeft omdat de vlucht minder dan drie uur vertraagd was. Voorts betwist Transavia de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten en rente. Bij dupliek heeft Transavia zich beroepen op niet ontvankelijkheid van [passagier 1] c.s. omdat de passagiers niet meer tot inning van de vordering gerechtigd zijn, nu zij de inning van hun vordering aan EUClaim hebben opgedragen. Bij dupliek heeft Transavia tevens aangevoerd dat [passagier 1] c.s. zich niet meer kan beroepen op een gebrekkige prestatie omdat [passagier 1] c.s. niet binnen bekwame tijd na de vertraagde vlucht bij Transavia heeft geklaagd en aanspraak heeft gemaakt op compensatie.
De beoordeling
Ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer oordeelt de kantonrechter dat [passagier 1] c.s. dit te laat heeft opgeworpen. Ten overvloede oordeelt de kantonrechter dat het enkele feit dat [passagier 1] c.s. aan EU-Claim opdracht heeft gegeven om zijn vordering namens hem te innen, niet betekent dat zij hun vordering aan EU-Claim hebben overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. [passagier 1] c.s. kan mitsdien zijn vordering in rechte uitsluitend zelf instellen.
Ten aanzien van het verweer dat [passagier 1] c.s. niet binnen bekwame tijd na de vertraagde vlucht heeft geklaagd oordeelt de kantonrechter dat dit feitelijke grondslag mist.
[passagier 1] c.s. heeft zich verder beroepen op het beginsel van formele rechtskracht. Omdat de IVW bij besluit van 14 maart 2011 heeft geoordeeld dat de vlucht met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd, heeft de kantonrechter in deze procedure van die vaststelling uit te gaan, aldus [passagier 1] c.s. Hieromtrent oordeelt de kantonrechter evenwel dat een civielrechtelijke procedure als de onderhavige en de administratiefrechtelijke weg bij de IVW verschillend van karakter zijn. De administratieve procedure is een handhavingsprocedure, waarbij de luchtvaartmaatschappij gedwongen kan worden de verordening na te leven, terwijl in de civiele procedure het individuele vorderingsrecht centraal staat. Daar komt nog bij dat uit het besluit van de IVW niet blijkt dat deze passagiers de klacht hebben ingediend. Aldus heeft de kantonrechter zelfstandig te beoordelen of het verweer van Transavia dat de vlucht minder dan 3 uren was vertraagd slaagt.
Transavia heeft een ‘Flashprint’ -een uitdraai uit het geautomatiseerde systeem van Transavia- overgelegd. Uit deze uitdraai blijkt dat van vlucht HV 639 de STA (standard time of arrival) 10.55 uur was, de TD (touch down)13:41 uur en de OB (on blocks) 13.46 uur. De kantonrechter oordeelt dat de vlucht mitsdien 2 uren en 51 minuten vertraging had. Hieruit volgt dat de vordering als ongegrond moet worden afgewezen.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer
nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
De proceskosten komen voor rekening van [passagier 1] c.s. omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij zullen eventuele nakosten niet in aanmerking worden genomen, nu in artikel 237 lid 4 Rv voor het verkrijgen van een titel voor het verhaal van deze kosten een bijzondere procedure is voorgeschreven.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [passagier 1] c.s. tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.