ECLI:NL:RBHAA:2012:BX8922

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
195256
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instellen van een moratorium in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van een moratorium, ingediend door verzoekster in het kader van de schuldsanering. Verzoekster had een verzoek ingediend om een moratorium te laten verklaren op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw), met als doel een minnelijke schuldregeling te treffen met haar schuldeisers, waaronder Woningstichting Rochdale. Tijdens de zitting op 10 september 2012 werd duidelijk dat verzoekster sinds januari 2011 geen huurbetalingen aan Rochdale had verricht, waardoor haar schuld was opgelopen tot meer dan € 10.000,-. Rochdale had herhaaldelijk geprobeerd om een minnelijke regeling te treffen, maar verzoekster had nooit aan haar betalingsverplichtingen voldaan.

De rechtbank overwoog dat verzoekster, ondanks haar financiële problemen en het feit dat zij haar administratie had uitbesteed aan haar partner, zelf verantwoordelijk bleef voor het nakomen van haar verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van verzoekster, waaronder haar deelname aan budgetbeheer, niet voldoende waren om haar wanbetaling te rechtvaardigen. De rechtbank stelde vast dat er geen kans was op een minnelijke regeling, gezien de opstelling van Rochdale en het feit dat verzoekster al lange tijd in gebreke was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het instellen van een moratorium afgewezen, met de overweging dat het belang van Rochdale bij het instandhouden van de ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder woog dan het belang van verzoekster. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kans op een minnelijke schuldregeling nihil was, en dat het verzoek niet gerechtvaardigd was onder de gegeven omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer: 195256
Vonnis van 18 september 2012
In de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster.
Op 21 augustus 2012 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw).
1. Het verzoek
De gevraagde voorziening richt zich op stichting Woningstichting Rochdale (hierna Rochdale) en strekt tot het van toepassing verklaren van artikel 305 Fw.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 10 september 2012. Ter terechtzitting zijn verzoekster, vergezeld door J.J. Bajema, verschenen. Namens Rochdale is mevrouw [X] verschenen.
Verzoekster heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat zij poogt een minnelijke schuldregeling met haar schuldeisers overeen te komen dan wel – als dat niet lukt – toelating tot de schuldsaneringsregeling zal verzoeken. De gevraagde voorziening is volgens verzoekster noodzakelijk om rust te creëren, zodat de minnelijke schuldregeling kans van slagen heeft.
2. Het standpunt van de partijen
Rochdale heeft zich tegen het verzoek verzet en daartoe het navolgende aangevoerd. Rochdale heeft sinds januari 2011 geen enkele huurbetaling ontvangen. Hierdoor is de schuld inmiddels opgelopen tot ruim € 10.000,-. Voorts is aangevoerd dat nadat de eerdere wettelijke schuldsaneringsregeling in 2008 was beëindigd door Rochdale vergeefs veel inspanningen zijn verricht in het kader van onder meer het zogeheten Tweede Kans Beleid. Ook het overleg met instanties als de GGD en de gemeente heeft niet geleid tot een minnelijke oplossing omdat afspraken niet werden nagekomen; nooit werd huur betaald. Uiteindelijk is daarom de dagvaardingsprocedure gestart om de ontstane huurachterstand niet nog meer op te laten lopen en alsnog huurpenningen te innen. Ondanks het feit dat in de voorlopige voorziening als voorwaarde was opgenomen de verplichting om de huursom van september 2012 te betalen, is ook de huur van die maand niet voldaan. Gelet op bovenstaande zal door Rochdale elke minnelijke regeling worden afgewezen, zodat ook een moratorium geen soelaas zal bieden en de kans eerder bestaat dat de huurschuld verder toeneemt.
Verzoekster heeft ter terechtzitting niet betwist dat er gedurende ruim anderhalf jaar geen huurbetalingen zijn gedaan. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij er geen weet van heeft gehad dat er geen betalingen werden gedaan aan Rochdale; zij had haar administratie uit handen gegeven aan haar toenmalige partner, nadat bekend was geworden dat zij ernstig ziek is. Voorts heeft verzoekster verklaard dat zij nooit een brief heeft ontvangen van Rochdale.
Mevrouw Bajema heeft ten aanzien van het onbetaald laten van de huurpenningen van de maand september 2012 ter zitting aangevoerd dat dit niet aan verzoekster te wijten is, aangezien haar budgetbeheerder - gemeente Zaanstad - sinds augustus 2012 verantwoordelijk is voor het betalen van de vaste lasten voor verzoekster.
3. Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat onder de door Rochdale geschetste en door verzoekster niet weersproken omstandigheden het gevraagde moratorium niet is gerechtvaardigd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat verzoekster reeds gedurende ruim anderhalf jaar haar verplichting tot het betalen van de huurpenningen aan Rochdale niet is nagekomen, ondanks het feit dat zij wel beschikte over een inkomen van laatstelijk ruim EUR 1.600,- per maand. Rochdale heeft in die periode diverse pogingen gedaan om een minnelijke regeling te treffen; verzoekster heeft echter desondanks nooit iets aan haar betaald. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verzoekster evenmin heeft voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld in de op 23 augustus 2012 door deze rechtbank afgegeven beschikking om de toekomstig verschuldigde periodieke vergoeding aan de verhuurder te voldoen. Onder genoemde omstandigheden kan van Rochdale niet langer worden gevergd dat zij de huurovereenkomst nog langer gestand doet en dient het belang van Rochdale bij instandhouding van de ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder te wegen dan het belang van verzoekster.
De omstandigheid dat verzoekster haar financiële administratie uit handen heeft gegeven rechtvaardigt haar wanbetaling naar het oordeel van de rechtbank net zo min als het feit dat verzoekster sinds augustus 2012 in budgetbeheer zit, nu zij zelf de verantwoordelijkheid blijft dragen voor het nakomen van haar betalingsverplichtingen aan de verhuurder; er is immers geen sprake van beschermingsbewind.
Het verzoek zal gezien het vorenstaande worden afgewezen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de kans op een minnelijke schuldregeling nihil is, gelet op de opstelling van Rochdale.
Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard bij afwijzing van het onderhavige verzoek het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven. Te zijner tijd, na het doorlopen van het minnelijk traject, zal dat verzoek, indien nog nodig, op zitting worden behandeld.
4. Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.