ECLI:NL:RBHAA:2012:BX9598

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740226-11 en 15/710337-12
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord, maar veroordeling voor doodslag en bedreiging met vuurwapen

Op 9 oktober 2012 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van moord en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank sprak de man vrij van moord, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 12 jaar voor doodslag. Het slachtoffer, een 25-jarige vrouw, werd dodelijk getroffen door een kogel die door de verdachte was afgevuurd tijdens een vechtpartij in de centrale hal van een hotel in Hoofddorp op 20 februari 2011. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, maar welbewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij iemand zou doden door in de richting van de aanwezigen te schieten. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en getuigenverklaringen die de verdachte als de schutter identificeerden. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het bedreigen van zijn vriendin met een vuurwapen op 19 februari 2011. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte een fors strafblad had en een ernstige bedreiging voor de samenleving vormde. De rechtbank benadrukte dat de verdachte het leven van het slachtoffer had ontnomen en daarmee onherstelbaar leed had veroorzaakt voor de familie van het slachtoffer. De uitspraak werd gedaan in een meervoudige strafkamer van de Rechtbank Haarlem, waar de zaak op 25 september 2012 openbaar werd behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740226-11, 15/710337-12 (ter terechtzitting gevoegd) en 15/700600-10 (tul)
Uitspraakdatum: 9 oktober 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 september 2012 in de op die terechtzitting gevoegde en door de rechtbank hierna van een doorlopende nummering voorziene zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Kaapverdië),
ingeschreven te [adres],
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Zwaag-Hoorn, locatie Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de feiten 1 en 2, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 20 februari 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) met een vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2
hij op of omstreeks 19 februari 2011 te Assendelft, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl verdachte en die [slachtoffer 2] in een auto waren gezeten) een pistool, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gepakt en/of de loop naar achter getrokken en/of drie maal, althans meermalen, met dat pistool, althans een vuurwapen op/door de voorruit van die auto geschoten
en/of
hij op of omstreeks 19 februari 2011 te Krommenie en/of Assendelft, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] op/tegen haar neus en/of haar oor en/of haar wang, althans op/tegen haar gezicht, althans haar hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 3
hij op of omstreeks 9 augustus 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 4.000 euro en/of 400 euro, in elk geval een geldbedrag en/of een fotocamera en/of 25, althans een of meerdere horloge(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of laptop(s) en/of vuurwapen(s) en/of een luchtdrukwapen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of diens dochter [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of diens dochter [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met een of meer getrokken vuurwapen(s) die woning zijn binnen gedrongen, althans zijn binnen gegaan en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] dat/deze vuurwapen(s) heeft/hebben getoond en/of dat/deze vuurwapen op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij tegen die [slachtoffer 3] eenmaal of meermalen heeft/hebben gezegd: "Je weet waarvoor we komen. Je hebt twee ton in huis" en/of "Ik ga je schieten" en/of "Er moet meer geld zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer 3], de gordijnen moest dicht doen en/of tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij op de bank moesten gaan zitten en/of
- (voortdurend) een vuurwapen op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij heeft/hebben gezegd:"We kammen het hele huis uit. Al duurt het 5 jaar en voor alles wat we vinden en je niet gezegd hebt, krijg je een kogel" althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- in aanwezigheid van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een vuurwapen heeft doorgeladen en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "waar zijn de klokkies (horloges)", en/of
- tegen die [slachtoffer 3] - onder bedreiging van een vuurwapen - heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer 3], de kluis moest openmaken en/of de sleutel van de kluis moest halen
en/of
hij op of omstreeks 9 augustus 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of diens dochter [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 4.000 euro en/of 400 euro, in elk geval een geldbedrag en/of een fotocamera en/of 25, althans een of meerdere horloge(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of laptop(s) en/of vuurwapen(s) en/of een luchtdrukwapen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of diens dochter [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met een of meer getrokken vuurwapen(s) die woning zijn binnen gedrongen, althans zijn binnen gegaan en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 3] dat/deze vuurwapen(s) heeft/hebben getoond en/of dat/deze vuurwapen op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij tegen die [slachtoffer 3] eenmaal of meermalen heeft/hebben gezegd: "Je weet waarvoor we komen. Je hebt twee ton in huis" en/of "Ik ga je schieten" en/of "Er moet meer geld zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- tegen [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer 3], de gordijnen moest dicht doen en/of tegen [slachtoffer 3] en/of G.Q.[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij op de bank moesten gaan zitten en/of
- (voortdurend) een vuurwapen op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij heeft/hebben gezegd:"We kammen het hele huis uit. Al duurt het 5 jaar en voor alles wat we vinden en je niet gezegd hebt, krijg je een kogel" althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- in aanwezigheid van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een vuurwapen heeft doorgeladen en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "waar zijn de klokkies (horloges)", en/of
- tegen die [slachtoffer 3] - onder bedreiging van een vuurwapen - heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer 3], de kluis moest openmaken en/of de sleutel van de kluis moest halen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de hiervoor ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij de tenuitvoerlegging gevorderd van de door de politierechter te Haarlem op 6 oktober 2010 in de zaak met parketnummer 15/700600-10 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak met betrekking tot het ten laste gelegde feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij op 9 augustus 2010 tezamen met een ander of anderen [slachtoffer 3] in zijn woning te Rotterdam heeft overvallen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting enige betrokkenheid bij dit feit ontkend.
Volgens aangever [slachtoffer 3] was één van de daders van deze overval een licht getinte Antilliaanse man met een tatoeage van een traan onder zijn oog.
Ten aanzien van verdachte die in een MMA melding en in CIE-informatie als één van de daders van deze overval is genoemd, is bij onderzoek gebleken dat hij licht gekleurd is en dat hij een getatoeëerde traan onder zijn linkeroog heeft. Voorts is verdachte - naar blijkt uit de bevindingen van de politie - als één van de daders genoemd door [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), een broer van zijn toenmalige vriendin. Daarnaast is er in de woning van aangever op een kartonnen doos een dactyloscopisch spoor aangetroffen dat kan worden toegeschreven aan [medeverdachte 1] die in de MMA mededeling en de CIE informatie naast verdachte als dader van deze overval is genoemd. Verdachte heeft verklaard dat hij - zoals ook al uit het onderzoek was gebleken - contacten had met genoemde [medeverdachte 1].
Deze gegevens bijeen genomen leveren weliswaar aanwijzingen op dat verdachte (mede)dader van de onderhavige overval zou kunnen zijn, voldoende bewijs kan daaraan echter niet worden ontleend. Daarbij is van belang dat hetgeen de politie uit de mond van [slachtoffer 2] heeft opgetekend onvoldoende redenen van wetenschap inhoudt om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt, terwijl [slachtoffer 2] niet nader door de politie is gehoord omtrent de juistheid van hetgeen hij heeft meegedeeld en zijn redenen van wetenschap. Daar komt bij dat aangever bij een gehouden fotoconfrontatie met 12 foto's, waaronder die van verdachte, de foto van verdachte niet heeft aangewezen als de foto van de dader.
Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 is ten laste gelegd.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van het volgende.
Op 20 februari 2011 wordt via de regionale meldkamer aan de politie de opdracht gegeven naar het hotel Van der Valk te gaan, gelegen langs de Rijksweg A4, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer. In de lobby van het hotel zou een vechtpartij gaande zijn waarbij met een vuurwapen wordt geschoten.
Nadat verbalisanten de lobby van het hotel hadden betreden, worden zij op aanwijzen van een medewerkster van het hotel links in de lobby, achter een drietal banken en een reclamebillboard, bij een vrouw gebracht, die op de grond op haar zij ligt. De vrouw reageert niet op aanroepen, beweegt niet en er komt bloed uit haar oren en hoofd. Eén van de verbalisanten constateert dat ze geen polsslag meer heeft. Op het tapijt bij de hoofdingang en bij de draaideur liggen diverse hulzen. Midden in de hal ligt ook een huls.2
Tijdens het daarop ingestelde onderzoek is het beeldmateriaal van de bewakingscamera's van het hotel veilig gesteld.3
Bij binnenkomst via de hoofdingang die gevormd wordt door een draaideur met schuifdeuren, komt men in de grote centrale hal, voorzien van witte en zwarte plavuizen. In het midden over de lengte van de receptiehal (de rechtbank begrijpt: de hiervoor genoemde centrale hal) waren kamerschermen geplaatst om de gehele receptiehal in twee delen op te splitsen. De hoofdingang met de draaideuren maakt deel uit van de plaats delict en vanuit binnenkomst via deze draaideuren gezien is het gehele deel van de hal aan de linkerzijde van de kamerschermen inclusief het internetcafé als plaats delict aangemerkt. Op de plaats delict zijn in totaal elf hulzen aangetroffen. Negen worden aangetroffen op en bij de uitloopmat dan wel in/bij de draaideuren, één ligt bij binnenkomst in de hal direct links nabij de voet van een folderstandaard vlak voor de draaideur en één ligt naast het rode vloerkleed in de receptiehal.4
Ook worden in totaal tien afzonderlijke (delen van) projectielen aangetroffen, waarvan zes in de grijze uitloopmat, één projectiel op het roodkleurige vloerkleed in de hal, één onderin de strip bij de draaideur, één bij de hoofdingang voor de draaideur en één in de etalage van de draaideur.5
In de betonnen pilaar bij de lounge in de hal, voor het internetcafé, wordt vervolgens op ruim 2 meter hoogte, in de houten ombouw van de pilaar een inschot aangetroffen.6
Gelet op het silhouet van het projectiel in het hout om de pilaar in de hal, is het aannemelijk dat dit projectiel ten tijde van het in aanraking komen met dit hout instabiel was, omdat het onder een hoek van 90 graden ten opzichte van zijn bewegingsrichting staat en niet over zijn lengte as in die bewegingsrichting roteert. Dit is een indicatie voor een ricochet- en/of een doorschot. In het papieren reclamebillboard, dat later naast het stoffelijk overschot is geplaatst ter afscherming, werd een beschadiging opgemerkt op circa 1.80 meter hoogte, die mogelijk als een doorschot van een projectiel kan worden aangemerkt.7
Op de geanalyseerde camerabeelden is gebleken dat de oorspronkelijke positie van het billboard gezien vanaf binnenkomst door de draaideur richting het daartegenover gelegen internetcafé, halverwege haaks op de hoek met de lounge aan de linkerzijde van de lobby heeft gestaan.8
Behalve het inschot in de pilaar worden er, gezien vanaf de draaideur naar binnen toe, geen hulzen, sporen van mogelijk inschoten of (delen van) projectielen aangetroffen voorbij of achter de plaats waar het stoffelijk overschot zich bevindt.9 De betreffende kogel wordt tussen de houten beplating en het beton van de pilaar op de vloer gevonden.10 Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is daaropvolgend de opdracht gegeven om deze kogel te onderzoeken op aanwezigheid van DNA-sporen.11
Tevens zijn bij het NFI de hulzen voor nader onderzoek aangeboden.12 Vastgesteld is dat de hulzen (hoogstwaarschijnlijk) zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen.13
Van het projectiel, dat in de pilaar is ingeslagen, is een DNA profiel verkregen, dat overeen komt met het DNA profiel van het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De kans dat het DNA profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA profiel is kleiner dan één op één miljard.14
Op het stoffelijk overschot van deze [slachtoffer 1] is sectie verricht15 en daaruit is naar voren gekomen dat de kogel haar rug, ter hoogte van het rechter schouderblad is binnengedrongen op een hoogte van 1.30 meter van de voetzoolrand, 11 centimeter van de middellijn en vervolgens links van de borstkas op een hoogte van 1.32 meter van de voetzoolrand op 7 centimeter van de middellijn haar lichaam weer verlaten heeft. Het intreden van de dood valt zonder meer te verklaren door de algehele weefselschade, opgelopen ten gevolge van de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld, passend bij één doorschot, hetgeen fors bloedverlies en functieverlies van de longen heeft veroorzaakt.16
De veilig gestelde beelden van de bewakingscamera's van het Van der Valk hotel zijn geanalyseerd. Tijdens de terechtzitting van 25 september 2012 zijn zowel de ruwe beelden als een compilatie van deze beelden getoond. Bij de compilatie is ook de geluidsopname van de 112 melding opgenomen, waarbij een aantal van de schoten (in totaal 7) dat op dat moment werd gelost, duidelijk hoorbaar is.
Op camera 1 is te zien dat om 08:23:09 uur in de draaideur die toegang geeft tot de lobby van het hotel, een vechtpartij gaande is. Om 08:24:15 uur komt - naar verdachte ter zitting heeft verklaard - verdachte in beeld die via de draaideur de centrale hal van het hotel binnen gaat. Verdachte voegt zich bij de vechtende personen. Het is duidelijk te zien dat hij een vuurwapen in zijn rechterhand heeft. Om 08:24:20 uur is te zien dat verdachte een stap naar voren doet en het vuurwapen in de richting van de vloer afvuurt, waarbij het mondingvuur duidelijk zichtbaar is.
Op camera 2 is te zien dat een vrouw (naar uit onderzoek is gebleken: [slachtoffer 1]) zich links bij de deurmat bij de draaideur in de centrale hal bevindt en de deuren van de naastgelegen zaal probeert te openen. Om 08:24:56 uur draait zij zich linksom om en loopt in de richting van het internetcafé, waarvan de ingang recht tegenover de draaideuren is gelegen. Op camera 1 is te zien dat om 08:24:57 uur verdachte zich in de richting van de centrale hal draait. Hij staat in de draaideur, gericht op de centrale hal, in het verlengde van de mat bij de draaideur. Zijn rechter arm, waarin hij het vuurwapen heeft, is recht voor hem geheven.17 Op dat moment is te horen dat er een schot wordt gelost.18 Op camera 2 is te zien dat [slachtoffer 1], die zich om 08:24:59 uur in het verlengde van de mat voor de draaideur bevindt, door haar benen zakt en roerloos op de grond blijft liggen.19
Op basis van de verklaringen van de bij de schietpartij aanwezige getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van de ex-vriendin van verdachte, [slachtoffer 2], is kort na de schietpartij naar voren gekomen dat de vermoedelijke schutter verdachte [verdachte] is.20
Op 20 juni 2011 is hij, na uitlevering door Suriname, als verdachte aangehouden op de luchthaven Schiphol.21
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 20 februari 2011 met een aantal vrienden, te weten [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3], naar het hotel Van der Valk aan de A4 te Hoofddorp is gegaan om sterke drank te kopen. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn het hotel in gegaan om de drank te kopen en [betrokkene 3] en hij zijn in de auto blijven wachten. Op een gegeven moment zegt [betrokkene 3] tegen hem dat er mensen aan het vechten zijn in het hotel. Hij ziet daaropvolgend dat vlakbij de draaideur van het hotel een vechtpartij gaande is. Hij stapt de auto uit en loopt het hotel binnen. Hij ziet [betrokkene 2] vechten met een meisje en [betrokkene 1] met een andere Turkse man, die hij kent als [Turkse man]. Hij zegt dat ze moeten stoppen. Vervolgens trekt hij het vuurwapen uit zijn zak en roept wederom dat ze moeten stoppen. Omdat het vechten niet stopt, heeft hij naar zijn zeggen twee keer, of een aantal keer in de grond geschoten. [betrokkene 2] en [Turkse man] laten elkaar op dat moment los, maar de vrouwen gaan door met vechten. Op het moment dat hij weer schiet, gaan de vrouwen uit elkaar. Daarna wil hij door de draaideur samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar buiten gaan, maar de deur is inmiddels afgesloten. Naar zijn zeggen heeft hij vervolgens met het pistool een raam van de vitrine in de draaideur open geslagen om zo naar buiten te kunnen komen. Hij vermoedt dat een kogel via de grond is gekaatst en vervolgens het slachtoffer heeft geraakt.22
Ter terechtzitting heeft hij voorts verklaard dat hij de enige is geweest die toen en daar heeft geschoten met een vuurwapen en met betrekking tot het schot dat hij - naar de waarneming van de rechtbank op de camerabeelden - met opgeheven arm heeft gelost, dat hij op dat moment eenmaal in het glas van de vitrine in de draaideur heeft geschoten om zo een vluchtweg voor zichzelf mogelijk te maken.
4.3. Bewijsoverwegingen
Op grond van hetgeen hiervoor is weergegeven met betrekking tot de gang van zaken voorafgaand aan het door verdachte afgevuurde dodelijk schot op [slachtoffer 1] en in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte op verzoek [betrokkene] met zijn vuurwapen het hotel binnen is gekomen ter beslechting van de daar plaatsvindende vechtpartij, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. Van dat onderdeel van feit 1 moet hij daarom worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte geheel dient te worden vrijgesproken van feit 1, omdat van boos of zuiver opzet geen sprake was en omdat ook niet kan worden vastgesteld dat hij door zijn handelen met het vuurwapen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer dodelijk zou worden getroffen. Hierdoor is (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel niet aan de orde. Voorwaardelijk opzet op de dood is slechts aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Verder is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg, in dit geval de dood van [slachtoffer 1], zal intreden.
Op basis van de bevindingen in het dossier en de verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat hij, nadat hij een aantal maal in de grond had geschoten en het gevecht was gestopt, constateerde dat hij via de draaideur het hotel niet kon verlaten. Hij heeft vervolgens het personeel gesommeerd de draaideur vanaf de balie te openen. Om zijn woorden kracht bij te zetten heeft hij daarbij heftige bewegingen met zijn armen gemaakt waarbij niet uit te sluiten valt dat daarbij het vuurwapen de sponning van de draaideur heeft geraakt, waardoor zijn vinger onbedoeld de trekker overhaalde. Op dat moment was hij weliswaar gefocust op de hotelbalie, maar hij heeft het slachtoffer nooit kunnen zien, omdat vanuit zijn positie hem het zicht op de deur naar het internetcafé werd ontnomen door een scherm. Verdachte heeft derhalve geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van het slachtoffer, [slachtoffer 1], en de mogelijkheid dat zij plotseling in de baan van een schot zou kunnen verschijnen, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is allereerst met de raadsman van oordeel dat bij het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte bij het schot waardoor [slachtoffer 1] dodelijk is getroffen, met boos of onvoorwaardelijk opzet gericht op de dood van genoemde [slachtoffer 1] heeft gehandeld.
Met betrekking tot de vraag of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet, gericht op de dood van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft op basis van de camerabeelden vastgesteld dat verdachte, staande, met een horizontaal gestrekte arm in de richting van de centrale hal van het hotel heeft geschoten. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat alle elf hulzen die zijn aangetroffen in de draaideur/centrale hal van het hotel afkomstig zijn uit hetzelfde vuurwapen, dat verdachte daarmee elf keer heeft geschoten en dat op de door hem afgeschoten kogel, die is aangetroffen in de steunpilaar in de centrale hal, het DNA profiel is aangetroffen van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Voormelde kogel die het slachtoffer heeft doorboord, heeft haar van achteren geraakt op een hoogte van 1.30 meter in de rug en heeft de voorzijde van haar lichaam verlaten op een hoogte van 1.32 meter en is, na door een billboard te zijn gegaan op een hoogte van circa 1.80 meter, tenslotte door de houten ombouw van een steunpilaar in het beton van die steunpilaar, die recht tegenover de draaideur van de ingang is gelegen, op een hoogte van ruim 2 meter terecht gekomen. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat, verdachte deze kogel enigszins naar boven in de richting van het slachtoffer dat zich bevond in de centrale hal, heeft afgevuurd. Dat het schot, doordat het gericochetteerd zou zijn, het slachtoffer heeft geraakt is niet aannemelijk geworden, nu in de schootsbaan van de kogel, vanaf de positie van verdachte tot de positie waar het slachtoffer ten val kwam, geen ricochetbeschadiging is aangetroffen23.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de lezing van verdachte dat hij één schot heeft afgevuurd tegen het glas van de vitrine van de draaideur, om zo een vluchtweg mogelijk te maken, waarbij deze kogel kennelijk is afgeketst en het slachtoffer heeft geraakt, geen steun in de in het dossier opgenomen feiten en omstandigheden. In de etalage van de draaideur is immers een projectiel aangetroffen, zodat de kogel van het enkele schot dat verdachte stelt te hebben gericht op de vitrine van de draaideur niet de kogel kan zijn die [slachtoffer 1] heeft getroffen. Daarbij valt op basis van de compilatie van de bewakingsbeelden in combinatie met de opname van de 112 melding vast te stellen, nu er immers geen schot wordt gehoord, dat het vuurwapen niet is afgegaan op het moment dat verdachte met het pistool tegen het raam sloeg.
Op het moment dat verdachte begon te schieten was de centrale hal van het hotel vol met mensen. Hoewel op de camerabeelden valt waar te nemen dat na de eerste reeks schoten de meeste mensen zijn weggevlucht van de plek rondom de draaideur, waren [betrokkene 3], [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [slachtoffer 1] nog steeds vlak in de buurt van de draaideur en dus in de omgeving en (deels) in het zichtveld van verdachte aanwezig. Met hun aanwezigheid aldaar had verdachte rekening dienen te houden. Gelet op het feit dat verdachte vervolgens een enigszins omhoog gericht schot heeft afgevuurd richting de centrale hal, in een richting waar hij in de onmiddellijke nabijheid de aanwezigheid van mensen kon verwachten, namelijk de hiervoor genoemden of personen die na de eerdere schoten zich weer in de richting van de hotelingang zouden kunnen begeven, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank - naar algemene ervaringsregels - daarmee welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iemand dodelijk zou kunnen raken. De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat in dit geval sprake is van voorwaardelijk opzet.
4.4. Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het hiervoor ten laste gelegde feit 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2011 (dossierpagina 7 tot en met 13);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2011 (dossierpagina 18 tot en met 28);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij op 20 februari 2011 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2
hij op 19 februari 2011 te Assendelft, gemeente Zaanstad, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl verdachte en die [slachtoffer 2] in een auto waren gezeten, een pistool gepakt en de loop naar achter getrokken en drie maal, met dat pistool, door de voorruit van die auto geschoten;
en
hij op 19 februari 2011 te Krommenie en/of Assendelft, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, [slachtoffer 2], tegen haar neus en haar oor en haar wang heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 Doodslag
Feit 2 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn levensgezel
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 september 2012 en de psychologische rapportage d.d. 25 oktober 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de vroege ochtend van 20 februari 2011, toen hij waarnam dat er in de centrale hal van het Van der Valkhotel, gelegen aan de A4 in de gemeente Haarlemmermeer een vechtpartij plaatsvond tussen twee vrouwen en twee mannen, dat hotel binnengegaan. Ongevraagd heeft hij zich met die vechtpartij bemoeid, niet door te trachten de vechtende personen te scheiden, maar door met een met scherpe patronen geladen 9mm pistool in de centrale hal van dat hotel, waarin op dat moment veel mensen aanwezig waren, een groot aantal keren in de richting van de grond te schieten. Dat is een uiterst agressief en voor de in die centrale hal aanwezige personen zeer beangstigend en levensgevaarlijk gedrag. Vervolgens heeft hij, toen die vechtpartij was geëindigd, in nagenoeg horizontale richting vanuit de entree van dat hotel een kogel afgevuurd in de centrale hal van dat hotel, in een richting waar hij in de onmiddellijke nabijheid de aanwezigheid van mensen kon verwachten. Hij heeft met die kogel één van de vrouwen die na beëindiging van de vechtpartij kennelijk een goed heenkomen heeft proberen te zoeken, in de centrale hal van het hotel dood geschoten. Aldus heeft hij zonder enige reden opzettelijk een jonge vrouw van het leven beroofd. Haar heeft hij daarmee haar hoogste goed, het leven, ontnomen; haar familie heeft hij beroofd van een geliefde dochter, zuster, schoonzuster en tante. Hoezeer het verlies van haar heeft ingegrepen in het leven van haar familie, is de rechtbank gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen van drie van haar zusters.
De dag voorafgaande aan deze schietpartij had verdachte, als passagier gezeten in de auto van zijn vriendin, bij een ruzie met hetzelfde vuurwapen die vriendin met de dood bedreigd door met dat vuurwapen drie keer door de voorruit van die auto te schieten en voorts heeft hij haar toen mishandeld.
Verdachte heeft door deze gedragingen er blijk van gegeven zeer gemakkelijk tot het gebruik van een vuurwapen over te gaan.
Verdachte, die ten tijde van de thans berechte feiten 26 jaar oud was, is blijkens het hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister vele malen eerder veroordeeld, waaronder twee keer voor poging tot doodslag en voor het bezit van vuurwapens. Aan hem is in totaal meer dan 9 jaren deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Hij was op 20 februari 2011 nog maar een paar weken vrij.
Verdachte vormt - gelet op al het voorgaande - een ernstige bedreiging voor de samenleving.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf in dit geval passend en geboden is.
Naast de vergelding voor het leed dat verdachte heeft toegebracht zal de aan hem op te leggen vrijheidsbenemende straf daarom ook als zeer belangrijk doel moeten hebben dat de samenleving gedurende lange tijd tegen hem beschermd wordt. Die langdurige bescherming is des te meer nodig, nu verdachte, die volgens de deskundige, forensisch psycholoog dr. Baneke, die hem heeft onderzocht, lijdende is aan - onder meer - een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke en antisociale trekken, niet bereid is mee te werken aan een behandeling.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige dat verdachte op grond van zijn bevindingen als licht/enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd over en houdt daarmee rekening bij de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
Op grond van al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen lange duur opleggen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 6 oktober 2010 in de zaak met parketnummer 15/700600-10 heeft de politierechter te Haarlem verdachte ter zake van mishandeling van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft thans gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vordering, aangezien de politierechter te Haarlem op 24 mei 2011 reeds beslist heeft tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf wegens overtreding van de aan die voorwaardelijk opgelegde straf verbonden bijzondere voorwaarde, welke beslissing op laatstgenoemde datum onherroepelijk is geworden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 57, 63, 285, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis voor de onderhavige zaak in Suriname in uitleveringsdetetentie en vervolgens in Nederland in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 15/700600-10.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.J. Ruijpers, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. R.E.A. Toeter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2012.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2011, zaaksdossier, dossierpagina 75 tot en met 77.
3 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2011, forensisch dossier, dossierpagina 151.
4 Het proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict d.d. 5 april 2011, forensisch dossier, dossierpagina 23 tot en met 127 (specifiek de dossierpagina's 29 tot en met 30, inclusief foto's op dossierpagina 80 tot en met 84).
5 Het proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict d.d. 5 april 2011, forensisch dossier, dossierpagina 23 tot en met 127 (specifiek de dossierpagina's 029 tot en met 030, inclusief foto's op dossierpagina 085 tot en met 088 en dossierpagina 92 tot en met 94).
6 Het proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict d.d. 5 april 2011, forensisch dossier, dossierpagina 23 tot en met 127 (specifiek dossierpagina 031, inclusief foto's op dossierpagina 90 tot en met 91).
7 Het proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict d.d. 5 april 2011, forensisch dossier, dossierpagina 23 tot en met 127 (specifiek dossierpagina's 32 en 35).
8 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2011, zaaksdossier, dossierpagina 227 tot en met 240 (specifiek dossierpagina 237).
9 Het proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict d.d. 5 april 2011, forensisch dossier, dossierpagina 23 tot en met 127 (specifiek dossierpagina 35).
10 Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 maart 2011, forensisch dossier, dossierpagina 152 tot en met 162.
11 Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, d.d. 24 maart 2011, forensisch dossier, dossierpagina 248 tot en met 249.
12 Het schriftelijk stuk, te weten aanvraag via FA onderzoek NFI, d.d. 14 maart 2011, forensisch dossier, dossierpagina 216 tot en met 221.
13 Het schriftelijk stuk, te weten een rapport van het NFI d.d. 24 maart 2011, forensisch dossier, dossierpagina 269 tot en met 274.
14 Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 20 mei 2011, forensisch dossier, dossierpagina 279 tot en met 285.
15 De schriftelijke stukken, te weten een sectieaanvraag NFI d.d. 20 februari 2011 en een benoeming van een NFI-deskundige door de rechter-commissaris d.d. 23 februari 2011, forensisch dossier, dossierpagina 187 tot en met 189.
16 Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 27 juni 2011, forensisch dossier, dossierpagina 298 tot en met 317.
17 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2011, zaaksdossier, dossierpagina 227 tot en met 240 (specifiek dossierpagina 233 tot en met 237).
18 De eigen waarneming van de rechtbank tijdens de terechtzitting van 25 september 2012 bij het afspelen van de camerabeelden.
19 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2011, zaaksdossier, dossierpagina 227 tot en met 240 (specifiek dossierpagina 237).
20 Het proces-verbaal artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), persoonsdossier, dossierpagina 8 tot en met 10.
21 Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 juni 2011, persoonsdossier, dossierpagina 40 tot en met 41.
22 Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 21 juli 2011, persoonsdossier, dossierpagina 68 tot en met 74.
23 Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 maart 2011, forensisch dossier, dossierpagina 35 en 154.