ECLI:NL:RBHAA:2012:BY0193

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 4441
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.J. van Brussel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting woning op basis van geluidsoverlast

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de sluiting van een woning. De burgemeester van Purmerend had op 3 september 2012 besloten om de woning van verzoekers voor drie maanden te sluiten, vanwege klachten van omwonenden over intimiderend en overlastgevend gedrag. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 oktober 2012 werd duidelijk dat de geluidsoverlast, die onder andere bestond uit luidruchtig gedrag en schreeuwen, door de buren als ernstig werd ervaren, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze overlast niet voldoende was om de sluiting van de woning te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter benadrukte dat er onvoldoende concrete en verifieerbare gegevens waren die aantoonden dat de openbare orde in gevaar was. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot sluiting van de woning te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekers. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 4441
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2012
in de zaak van:
[naam verzoeker] en [naam verzoekster],
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoekers,
gemachtigde: mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de burgemeester van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet de sluiting bevolen van de woning van verzoekers aan [adres] te [woonplaats] voor de duur van drie maanden, ingaande op 1 oktober 2012.
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 25 september 2012 bezwaar gemaakt. Bij brief van 25 september 2012 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij faxbericht van 25 september 2012 heeft verweerder de rechtbank bericht het besluit tot sluiting van de woning op te schorten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Op 1 oktober 2012 heeft verweerder nadere stukken toegezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 2 oktober 2012, alwaar eisers in persoon zijn verschenen bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H. Correia en W. Borger, wijkmanager, beiden werkzaam bij de gemeente Purmerend.
Voorts zijn verschenen [naam], [naam 2], [naam 3] en [naam 4], bewoners van respectievelijk [buur adres 1] en [buur adres 2], alsmede een aantal familieleden en vrienden van verzoekers.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning te sluiten, indien door gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord.
2.3 Verweerder heeft naar aanleiding van klachten van meerdere (voormalige) bewoners van de straat over een langere periode over intimiderend en overlast gevend gedrag door verzoekers besloten de woning voor drie maanden te sluiten. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd het door verzoekers sinds langere tijd herhaaldelijk slaan op de muren en het tijdens nachtelijke uren luidruchtig de trap op en neer lopen; zeer luidruchtig met deuren slaan; en binnen en buiten de woning schreeuwen.
2.4 Verzoekers betwisten niet dat er een conflict bestaat over geluidsoverlast tussen hen en hun naaste buren. Zij betogen dat er geen sprake is van zodanige overlast dat de openbare orde als bedoeld in artikel 174a van de Gemeentewet in geding is. Verzoekers betwisten de bewijslevering die de sluiting van de woning zou rechtvaardigen. Het sluiten van de woning op grond van de door hen betwiste gedragingen is buitenproportioneel, aldus verzoekers.
2.5 De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder bevoegd is op grond van artikel 174a van de Gemeentewet de woning te sluiten.
2.6 Volgens de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 1 december 2010 (LJN: BO5718) kan verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 174a van de Gemeentewet alleen aanwezig worden geacht bij overlast waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate wordt bedreigd. Aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens moet aannemelijk worden gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf dergelijke gedragingen voordoen en dat als gevolg daarvan de openbare orde rond de woning wordt verstoord. Daarbij is van belang dat verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. Geluidsoverlast in de zin van burengerucht is een onvoldoende ernstige vorm van overlast om sluiting van een woning te kunnen rechtvaardigen.
2.7 Verweerder heeft zich bij zijn besluit gebaseerd op de ‘overzichtsrapportage beknopte beschrijving over ontvangen meldingen bij politie [woonplaats] over locatie [ buur adres 1] en [adres verzoekers] te [woonplaats]’. Voorts heeft verweerder gebruik gemaakt van de processen-verbaal van aangiften van de Politie Zaanstreek-Waterland, door de bewoners van [buur adres 1] en [buur adres 2] opgemaakte logboeken en een verslag van de bewoners van [buur adres 3]. Verweerder stelt dat uit deze informatie blijkt dat omwonenden door het gedrag van verzoekers ernstig in hun privacy, bewegingsvrijheid en woongenot worden aangetast. Dit geldt voor volwassenen en voor jonge opgroeiende kinderen. Het grijpt hen zo aan dat een aantal van hen in hun dagelijkse functioneren wordt belemmerd, aldus verweerder.
2.8 Op grond van de gedingstukken en door de buren van verzoekers ter zitting afgelegde verklaringen is de voorzieningenrechter ervan overtuigd dat verzoekers zodanige geluidsoverlast veroorzaken dat het woongenot van hun buren ernstig wordt aangetast. Met hun stelling dat de huizen gehorig zijn en dat ook verzoekers geluidsoverlast ervaren, miskennen verzoekers hun eigen verantwoordelijkheid voor de verstoorde verhouding met hun buren. Dat verweerder zich zorgen maakt over deze verstoorde verhoudingen en bevreesd is dat de burenruzie uit de hand loopt, is begrijpelijk. De vraag is echter of in dit stadium voldoende grondslag bestaat om de ingrijpende bevoegdheid tot sluiting van de woning in te zetten.
2.9 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verweerder in het bestreden besluit omschreven geluidsoverlast op zichzelf niet voldoende is om tot sluiting van de woning over te gaan. De door omwonenden ervaren en gemelde (geluids)overlast is weliswaar ernstig maar niet ernstig genoeg om verweerder de bevoegdheid te geven tot sluiting van de woning over te gaan. De door verweerder in het bestreden besluit aangeduide overlast betreft namelijk geen gedragingen waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate wordt bedreigd. Voor zover verweerder ook laster, bedreigingen en pesterijen aan het besluit ten grondslag heeft willen leggen, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder dergelijke gedragingen niet aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt. Uit de overzichtsrapportage van de ontvangen meldingen bij de politie blijkt dat door ter plaatse gekomen opsporingsambtenaren zelf in de regel geen geluidsoverlast of andere incidenten zijn waargenomen. Anderzijds bevatten de logboeken, het verslag en de aangiften enkel de verklaringen van de naaste buren. Er staat tegenover dat ook verzoekers bij de politie meldingen van (geluids)overlast over hun buren hebben gedaan. Uit de logboeken blijkt verder niet van gedragingen van verzoekers die het veroorzaken van geluidsoverlast te boven gaan. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verweerder thans niet beschikt over voldoende concrete en verifieerbare gegevens die aannemelijk maken dat sprake is van zodanig ernstige overlast dat de openbare orde wordt verstoord. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat verweerder bij de huidige stand van zaken het bestreden besluit in bezwaar zal herroepen.
2.10 Het belang van verzoekers hun woning te mogen blijven gebruiken is evident. Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Verzoekers dienen in de gelegenheid te worden gesteld om de uitkomst van de bezwaarschriftprocedure af te wachten. Het besluit tot sluiting van de woning zal worden geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.
2.11 Voor zover verzoekers hebben verzocht verweerder op te dragen dat de politie wordt geïnformeerd over het treffen van een voorlopige voorziening, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen en het besluit tot sluiting van de woning wordt geschorst, verweerder de politie zal informeren. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat verweerder dit ook zal doen, zodat voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt geen aanleiding bestaat.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in aanmerking de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De voorzieningenrechter stelt deze kosten vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
2.13 De rechtbank zal verweerder voorts gelasten het door verzoekers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst het besluit van 3 september 2012 tot sluiting van de woning tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
3.3 veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,--, te betalen aan verzoekers;
3.4 gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 156,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.