ECLI:NL:RBHAA:2012:BY0885

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/4565 & 12/4566
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake persoonsgebonden budget en IOAZ-uitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 15 oktober 2012 uitspraak gedaan in het kader van verzoeken om voorlopige voorzieningen van een verzoeker die zijn recht op een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp en zijn IOAZ-uitkering betwist. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de gemeente Haarlemmermeer, waarbij zijn budget en uitkering waren ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verzoeker sinds april 2012 niet meer feitelijk verblijft op het adres dat hij had opgegeven. Dit werd onderbouwd door een huisbezoek en getuigenverklaringen van de buurvrouw en nieuwe eigenaren van de snackbar van verzoeker. De verzoeker ontkende dat hij niet meer op het opgegeven adres verbleef en stelde dat hij rondzwierf zonder vaste woon- of verblijfplaats. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekkingsbesluiten van de gemeente terecht waren en dat het bezwaar van de verzoeker vooralsnog niet kansrijk leek. Daarom werden beide verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4565 en 12/4566
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
15 oktober 2012 in de zaken tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. P.H. van Dijck),
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Sewtahal).
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers recht op een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met ingang van 2 mei 2012 ingetrokken, omdat uit onderzoek is gebleken dat verzoeker niet verblijft op het adres [adres] in [woonplaats].
Bij besluit van 1 mei 2012 (het tweede primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoeker ontving in het kader van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) per 24 april 2012 opgeschort, omdat het onduidelijk is waar verzoekers feitelijke verblijfplaats is.
Bij besluit van 16 juni 2012 (het derde primaire besluit) heeft verweerder de IOAZ-uitkering van verzoeker ingetrokken per 24 april 2012.
Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Omdat het verschillende besluiten betreft, is sprake van verschillende verzoeken om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts waren ter zitting aanwezig: [naam], te Hoofddorp werkzaam als sociaal raadsman, en [naam], werkzaam als sociaal rechercheur.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst beide verzoeken om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De melding dat er in verzoekers woning een hennepplantage was aangetroffen, was voor verweerder aanleiding bij verzoeker op 24 april 2012 een huisbezoek af te leggen. De resultaten van dit huisbezoek hebben geleid tot opschorting van verzoekers IOAZ-uitkering. In het opschortingsbesluit heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op 10 mei 2012. De uitnodiging is gestuurd naar een adres dat verzoeker bij het huisbezoek heeft genoemd. Verzoeker is niet verschenen op het gesprek, omdat hij het opschortingsbesluit te laat onder ogen kreeg. Het niet-verschijnen heeft geleid tot intrekking van verzoekers IOAZ-uitkering. Al eerder had verweerder verzoekers recht op een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp ingetrokken.
3. De intrekkingsbesluiten zijn voor verzoeker belastende besluiten, zodat de bewijslast voor de rechtmatigheid hiervan bij verweerder ligt.
4. Verzoeker heeft op 3 oktober 2012 verzoeken om voorlopige voorziening ingediend. Dit betekent in ieder geval dat een eventuele schorsing van voormelde besluiten niet eerder zou kunnen plaatsvinden dan per 3 oktober 2012.
5. Verweerder heeft verzoeker ten tijde van het huisbezoek van 24 april 2012 gehoord. Hierbij wekte verzoeker in ieder geval niet de indruk dat hij in de woning aan de [adres] in [woonplaats] wilde blijven wonen. Verweerder heeft voorts nader onderzoek gedaan. Ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder verzoekers buurvrouw heeft gehoord en ook de nieuwe eigenaren van verzoekers voormalige snackbar.
6. Uit de resultaten van het onderzoek concludeert verweerder dat verzoeker al eerder dan in april 2012 niet meer verbleef op het adres aan de [adres], te meer daar de buurvrouw en de beide nieuwe eigenaren van de snackbar verzoeker daar niet of nauwelijks meer zagen. Voorts heeft verweerder de indruk gekregen dat verzoeker buiten de grenzen van de gemeente Haarlemmermeer heeft samengewoond.
7. Verzoeker heeft dit ter zitting ontkend. Hij stelt dat hij heeft rondgezworven. Over de woning aan de [adres] kan hij inmiddels niet meer beschikken, omdat deze verkocht is. Op dit moment is verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats, zo heeft hij verklaard. Hij wil graag in de gemeente Haarlemmermeer blijven omdat hij daar langdurig heeft gewoond en gewerkt.
8. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker zijn feitelijke woon- of verblijfplaats sinds april 2012 niet meer heeft in de gemeente Haarlemmermeer. Voormelde primaire besluiten zijn dan ook terecht genomen.
9. Het bezwaar van verzoeker lijkt vooralsnog niet kansrijk te zijn. Anders dan verzoeker meent, heeft verweerder niet zonder meer een zorgplicht jegens hem.
10. Het voorgaande leidt tot afwijzing van beide verzoeken om voorlopige voorziening. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.