ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1328

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194390/HA RK 12-89, 194391/HA RK 12-90, 194392/HA RK 12-91
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • A.E. Patijn
  • A.C. Terwiel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in belastingzaken

Op 20 augustus 2012 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van drie verzoekers tegen de rechters mrs. A. van Dongen, S.K.A. Efstratiades en C.J. Hummel. De verzoekers stelden dat de rechter de schijn van partijdigheid wekt, omdat zij eerder een publicatie had gedaan over een juridisch vraagstuk dat relevant was voor de hoofdzaak. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat een rechter een standpunt heeft gepubliceerd, niet automatisch betekent dat deze niet onpartijdig kan oordelen in een concreet geschil. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

De rechtbank behandelde ook de argumenten van de verzoekers over de verwijzing van de zaak naar een meervoudige kamer en de nevenfunctie van de rechter als docent. De rechtbank concludeerde dat deze argumenten niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en stelde dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. A.J. van der Meer en de leden mrs. A.E. Patijn en A.C. Terwiel, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Anema.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummers: 194390/HA RK 12-89, 194391/HA RK 12-90, 194392/HA RK 12-91
datum beslissing: 20 augustus 2012
Op verzoek van:
[verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3],
verzoekers,
gemachtigde: mr. R.R.P. Renique, te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 13 juli 2012 hebben verzoekers de wraking verzocht van de rechters mrs. A. van Dongen, S.K.A. Efstratiades en C.J. Hummel, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaken met procedurenummers AWB 12/211 OB V00, AWB 12/242 OB V00 en AWB 12/233 OB V00, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2 De rechters hebben niet berust in de wraking. Mr. van Dongen heeft bij brief van 24 juli 2012 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Op 11 augustus 2012 heeft de rechtbank een nader stuk van verzoekers ontvangen.
1.4 Bij brief van 13 augustus 2012 heeft de gemachtigde van verzoekers het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. S.K.A. Efstratiades en mr. C.J. Hummel ingetrokken en het verzoek ten aanzien van mr. A. van Dongen (hierna te noemen: de rechter) gehandhaafd.
1.5 Verzoekers, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 20 augustus 2012. Verschenen is [verzoeker 3], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.R.P. Renique (hierna: gemachtigde). De wederpartij in de hoofdzaken is verschenen in de persoon van [X] en [Y].
Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan de wrakingskamer en aan de wederpartij.
2. Het standpunt van verzoekers
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek, kort samengevat, aangevoerd dat de rechter de schijn van partijdigheid wekt vanwege het feit dat zij haar medewerking heeft verleend aan de uitgave Fiscaal Commentaar, Omzetbelasting, 2003 en met name het feit dat zij het commentaar heeft verzorgd op de regeling voor beleggingsgoud in de omzetbelasting. Voorts hebben zij aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat de hoofdzaken, die oorspronkelijk stonden gepland op een enkelvoudige zitting bij de rechter, zijn verwezen naar een meervoudige kamer. Daarnaast hebben verzoekers gewezen op de nevenfunctie van mr. A. van Dongen als docent aan de instelling ‘Europese Fiscale Studies’ (EFS), verbonden aan de Erasmus Universiteit. Tot slot gronden verzoekers hun verzoek op het zogenaamde gedeelde motief met de Belastingdienst, met de stelling dat de rechter en de Belastingdienst een zelfde belang hebben bij de interpretatie van de regeling voor beleggingsgoud in de omzetbelasting.
3. Beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Ten aanzien van de stelling dat de rechter de hoofdzaak niet zou mogen behandelen omdat over de toepassing van een regeling die van belang is voor het in de hoofdzaak aan de orde zijnde geschil een publicatie van haar hand is verschenen, overweegt de rechtbank als volgt. Het enkele feit dat van een rechter een (eerder) standpunt over een juridisch vraagstuk bekend is, bijvoorbeeld omdat dit is neergelegd in een publicatie, betekent niet dat de betreffende rechter niet meer zonder vooringenomenheid kan oordelen in een concreet geschil. Niet valt dan ook in te zien waarom de publicatie van de rechter over een regeling, welke regeling in de hoofdzaak kennelijk een belangrijke rol speelt, haar beslissingsvrijheid en objectiviteit in de hoofdzaak zou schaden. Naar het oordeel van de rechtbank levert de publicatie derhalve geen grond op voor de objectief gerechtvaardigde vrees voor enige vooringenomenheid of partijdigheid jegens verzoekers.
3.3 De verwijzing door de rechter van de enkelvoudige naar de meervoudige belastingkamer acht de rechtbank een uiting van zorgvuldigheid van de rechter die niet op vooringenomenheid wijst.
3.4 Het feit dat de rechter een nevenfunctie als docent bij de instelling Europese Fiscale Studies te Rotterdam bekleedt, is niet in het wrakingsverzoek opgenomen maar eerst ter zitting naar voren gebracht. Ingevolge artikel 8:16, derde lid, van de Awb, dienen alle feiten en omstandigheden die al in de motivering van het wrakingsverzoek vermeld hadden kunnen worden, ook in dat verzoek te zijn opgenomen. Dit betekent dat verzoekers met betrekking tot dit feit in hun verzoek niet-ontvankelijk zijn. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat de rechter genoemde nevenfunctie bekleedt voor de rechtbank geen grond is voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid daardoor schade zou kunnen lijden.
3.5 Met betrekking tot de grief dat sprake is van een gedeeld motief met de Belastingdienst overweegt de rechtbank dat de gemachtigde van verzoekers niets heeft aangevoerd waaruit naar voren komt dat de rechter in deze concrete zaak het motief van de Belastingdienst deelt. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de inspecteur van de Belastingdienst ter zitting heeft verklaard dat hij bij het schrijven van uitspraak op bezwaar niet bekend was met het bestaan van de gewraakte publicatie van de rechter.
3.6 De rechtbank concludeert dat de door verzoekers ingebrachte grieven, niet leiden tot het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb en vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.7 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek om wraking af;
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. A.E. Patijn en A.C. Terwiel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2012 in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.