ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1462

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/3786
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij gezamenlijke huishouding in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 4 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk, dat haar aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, aangeduid als [naam].

Tijdens de zitting was verzoekster om medische redenen niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, en ook de dochter van verzoekster was aanwezig. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat verzoekster en [naam] hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en er geen duidelijke afbakening was van hun woon- en leefsituatie.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen huurcontract was en dat verzoekster geen bewijs had geleverd van huurbetalingen. Hoewel verzoekster en [naam] apart hun maaltijden bereiden en boodschappen doen, was dit volgens de rechter niet voldoende om te concluderen dat er geen gezamenlijke huishouding was. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie van verweerder. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, in aanwezigheid van griffier P.M. van der Pol, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2012. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3786
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
4 september 2012 in de zaak tussen
[naam verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. M.P. Spanjer),
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk, verweerder
(gemachtigden: T.J.C. Bruinenberg, M.E.T. van der Fluit en A.T. Zwarthoed).
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoekster een gezamenlijke huishouding voert met [naam] (hierna: [naam]).
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. Verzoekster is om medische redenen niet verschenen. Zij is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ter zitting was voorts aanwezig de dochter van verzoekster: [naam dochter].
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er tussen verzoekster en [naam] een ongebruikelijke verbondenheid bestaat die naar voren komt uit het feit dat er tussen hen geen huurcontract bestaat, terwijl er evenmin verifieerbare huurbetalingen zijn verricht door verzoekster. De ongebruikelijke verbondenheid blijkt voorts uit het feit dat verzoekster het medegebruik heeft van de gehele woning, met uitzondering van de slaapkamer van [naam] en voorts uit de aanwezigheid van meubels van verzoekster in de woonkamer. Nu volgens verweerder geen sprake is van een commerciële relatie en er evenmin sprake is van een duidelijke afbakening van verzoeksters woon- en leefsituatie ten opzichte van die van [naam], is sprake van een gezamenlijke huishouding.
3. Verzoekster voert aan dat geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Verzoekster en [naam] leven strikt gescheiden, koken beiden hun eigen maaltijden, doen hun eigen boodschappen. Etenswaren van beiden liggen apart in de voorraadkast en koelkast. Incidenteel eten verzoekster en [naam] gezamenlijk. Verzoekster betaalt het Ziggo-abonnement, omdat zij de enige is die internet gebruikt. Dit abonnement staat op naam van [naam] omdat hij hoofdbewoner is. Een huur van € 200,-- per maand is redelijk, omdat de totale huur van de woning € 400,-- bedraagt.
4. Ingevolge artikel 3, derde lid, Wwb is van een gezamenlijke huishouding sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Vaststaat dat verzoekster en [naam] hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Verder kan het zo zijn dat iemand zich niet onmiddellijk realiseert dat sprake is van een gezamenlijke huishouding.
5. Verzoekster en [naam] hebben beiden verklaard dat verzoekster € 200,-- per maand aan huur betaalt. Hiervan ontbreekt een onderbouwing. Nu verzoekster heeft gesteld huurbetalingen te verrichten, maar hiervan geen begin van bewijs heeft overgelegd, kan verweerder aan deze stelling voorbij gaan.
6. Voorts ontbreekt een huurcontract tussen verzoekster en [naam]. Niet in geschil is dat verzoekster het gehele huis ter beschikking heeft, behoudens de slaapkamer van [naam]. Gelet hierop heeft verweerder zich, naar voorlopig oordeel, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in het geval van verzoekster geen sprake is van een commerciële huur. Dit betekent dat aangenomen moet worden dat [naam] aan verzoekster onderdak verschaft. Verzoeksters tegenprestatie bestaat in ieder geval uit het verstrekken van de meubilering in de woonkamer en in andere vertrekken van de woning.
7. Al aangenomen dat verzoekster en [naam] afzonderlijk boodschappen doen, apart wassen en veelal niet gezamenlijk eten, doet dat onder de omstandigheden zoals hiervoor weergegegven, niet ter zake.
8. Het voorgaande brengt met zich dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat sprake is van een gezamenlijke huishouding. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.