ECLI:NL:RBHAA:2012:BY1646
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.A. Otter
- C.A.M. van de Rest-van der Heijden
- P.G. de Geus
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de eenvoudige gemeenschap en afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd waren onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft in een eerdere tussenbeschikking van 22 november 2011 de echtscheiding uitgesproken en de zaak aangehouden voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap. De vrouw heeft tijdens het huwelijk erfenissen ontvangen, waarvan zij stelt dat deze onder de uitsluitingsclausule vallen en niet in de gemeenschap van goederen mogen worden betrokken. De man betwist dit en stelt dat de erfenis is vermengd met andere vermogensbronnen, waardoor de vrouw geen aanspraak kan maken op de volledige erfenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een vordering ter hoogte van het saldo op de gezamenlijke bankrekeningen, maar dat de erfenis die zij heeft ontvangen, is vermengd met gemeenschappelijk vermogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw alleen recht heeft op dat deel van de erfenis dat niet aan de gemeenschappelijke huishouding is besteed. De rechtbank heeft bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 96.652,11 dient te voldoen, en dat de afwikkeling van de VOF € 16.353 bedraagt, maar pas opeisbaar na de verkoop van de echtelijke woning. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man beoordeeld en heeft de verdeling van de gemeenschappen vastgesteld, waarbij de huwelijkse voorwaarden leidend zijn. De rechtbank heeft de man verplicht om aan de vrouw de genoemde bedragen te voldoen, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.