De feiten
a. [werkneemster] is op 1 juli 2010 voor bepaalde tijd bij [werkgeefster] in dienst getreden als advocaat-stagiair in loondienst tegen een loon van € 2.345,00 bruto exclusief 8 % vakantiebijslag en overige emolumenten. Mr. [A.] (hierna: [A.], werkzaam bij [werkgeefster], is haar patroon.
b. De landelijke Richtlijn arbeidsvoorwaarden stagiaires (hierna: de Richtlijn) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. In artikel 8 van de Richtlijn is onder meer bepaald:
“De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:
- voor onbepaalde tijd zonder proeftijd of
- voor bepaalde tijd voor de duur van drie jaar en drie maanden.”
c. Op 4 januari 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster] en [A.], waarbij [A.] haar heeft gemeld dat hij niet langer haar patroon wil zijn.
d. Op 5 januari 2012 heeft [werkneemster] zich ziek gemeld. Zij heeft sindsdien geen werk meer voor [werkgeefster] verricht.
e. [werkneemster] is per de dag van haar ziekmelding als advocaat geschorst.
f. Op 11 januari 2012 heeft [A.] een goedkeuringsverzoek ingediend bij de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten Haarlem (hierna: RvT) voor beëindiging van de stage van [werkneemster].
g. Op 17 januari 2012 heeft een raadsgesprek plaatsgevonden waarbij aanwezig waren mrs [X.] en [Y.] van de RvT, de mentor van [werkneemster], [werkneemster] en [A.]. De RvT heeft mediation voorgesteld. [werkneemster] heeft dadelijk met mediation ingestemd en [A.] heeft op 19 januari 2012 verklaard hiermee akkoord te gaan. Het goedkeuringsverzoek voor beëindiging heeft hij ingetrokken.
h. Bij e-mail van 19 januari 2012 heeft mr [X.] [A.] en cc aan [werkneemster] onder meer laten weten:
“Mr. [werkneemster] is momenteel nog arbeidsongeschikt. Morgen zal de Arbodienst hierover verdere uitspraken doen. Zolang zij echter arbeidsongeschikt is, kan zij haar werkzaamheden niet hervatten. Dit is eerst aan de orde indien zij arbeidsgeschikt zal worden verklaard en kan wellicht ook een onderwerp zijn voor mediation, het lijkt mij namelijk niet wenselijk dat mr. [werkneemster] zonder dat er nog nader tussen partijen gesproken is, met onmiddellijke ingang (los van haar ziekte) de werkzaamheden zal hervatten. Eerst zal er toch nader gepraat moeten worden.”
i. Na het spreekuur op 20 januari 2012 heeft de bedrijfsarts bij brief van 23 januari 2012 een time out geadviseerd tot 5 februari 2012, per welke datum hij [werkneemster] hersteld achtte.
j. Bij e-mail van 7 februari 2012 heeft [werkgeefster] [werkneemster] onder meer laten weten:
“Voorts heb jij op 06/02/’12 gemeld de werkzaamheden niet te hervatten. Ik heb de Arboarts vervolgens om advies gevraagd. Hij heeft mij op 07/02/’12 medegedeeld dat er geen reden is om het advies van 23/01/’12 te wijzigen. Dat betekent dat jij m.i.v. 06/02/’12 je werk dient te hervatten. Ik heb je dat gemeld op 07/02/ 12, maar jij hebt gemeld dat niet te doen. In mijn visie is er geen goede reden om het werk niet te hervatten vanaf 06/02/’12.(…) Ik ga ervan uit dat jij niet verhinderd bent om ten gevolge van ziekte de arbeid te verrichten.
k. [werkneemster] en [A.] hebben ieder afzonderlijk op 14 februari 2012 een voorgesprek gehouden met de ingeschakelde mediator van het mediationbureau Medrecht.
l. De eerste gezamenlijke bijeenkomst die stond gepland voor 24 februari 2012, is verzet naar 9 maart 2012 omdat de toenmalige advocaat van [werkneemster] op 24 februari 2012 niet beschikbaar was. Op 9 maart 2012 heeft zij de afspraak voor die dag afgezegd, omdat zij het er niet mee eens was dat drs. [B.], ook werkzaam bij [werkgeefster], óók bij dat eerste gesprek aanwezig zou zijn.
m. De mediator heeft bij e-mail van 9 maart 2012 onder meer bericht dat er geen overeenstemming is bereikt over de samenstelling van de deelnemers aan het gezamenlijk gesprek en dat zij haar werkzaamheden als mediator in deze zaak beëindigt.
n. [werkneemster] heeft een second opinion aangevraagd en op 6 maart 2012 heeft het UWV geoordeeld dat [werkneemster] op 5 februari 2012 haar eigen werk kon doen.
o. Bij brief van 9 maart 2012 heeft [werkgeefster] de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] direct opgezegd vanwege dringende redenen. In die brief staat onder meer:
“Derhalve kan van uw werkgever niet meer gevergd worden de arbeidsovereenkomst te continueren, omdat u langdurig en stelselmatig weigert u werkzaamheden te verrichten, waarvan na 06/03/’12 is gebleken dat daar geen goede medische reden voor was. Het drie keer weigeren deel te nemen aan een mediationgesprek, te houden op 10/2 resp. 24/2 resp.09/03/’12, waarna de mediator de werkzaamheden heeft beëindigd, is tevens reden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.”
p. [werkneemster] heeft bij brief van 23 maart 2012 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen.
q. Bij brief van 3 mei 2012 heeft [werkneemster] [werkgeefster] laten weten niet langer een beroep te doen op de vernietigbaarheid van het ontslag. Zij stelt zich nu op het standpunt dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is.