ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2750

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 4201 & 12 / 4202
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een inpandige trap

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 6 november 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een inpandige trap. De vergunninghouder, Trinity Projektontwikkeling B.V., had op 12 oktober 2011 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door de gemeente Zaanstad was verleend. Eiseres, de eigenaresse van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vreesde voor de constructieve veiligheid en fundering van haar woning. Het bezwaar werd op 6 juli 2012 ongegrond verklaard door verweerder, waarna eiseres beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2012 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en H. Smit van de gemeente Zaanstad. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen reden was om aan te nemen dat verweerder niet alle relevante constructiegegevens had betrokken bij zijn besluitvorming. Eiseres had haar bezwaren onderbouwd met memo's van haar adviseur, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat de door verweerder ingediende gegevens voldoende waren om aan te nemen dat voldaan werd aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/4201 en 12/4202
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2012 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Toxopeus).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Trinity Projektontwikkkeling B.V., te Zaandam
(gemachtigde: G.J. Brenninkmeijer).
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk verleend aan Trinity Projektontwikkeling B.V. (hierna: vergunninghouder) ten behoeve van de bouw van een inpandige trap naar de zolder in de woning op het perceel [adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 6 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres en ongegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling en verbetering van de motivering in stand te laten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en H. Smit, beiden werkzaam bij de gemeente Zaanstad. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam], eigenaresse van de betreffende woning.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en zij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat het beroepschrift en het verzoek om voorlopige voorziening niet zijn ingediend binnen de daarvoor in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn. Ten aanzien van de vraag of deze niettemin ontvankelijk moeten worden geacht, stelt de voorzieningenrechter vast dat alhoewel het bestreden besluit op 6 juli 2012 is verzonden aan vergunninghouder, het – door een omissie van verweerder – pas op 10 september 2012 is toegezonden aan eiseres en haar gemachtigde. Daags daarvoor heeft gemachtigde van eiseres bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de behandeling van het bezwaar van eiseres. Daarbij is de gemachtigde medegedeeld dat de beslissing op bezwaar reeds was genomen.
Gelet hierop kan eiseres dan ook niet worden tegengeworpen dat zij eerst op 7 september 2012 beroep – en voorlopige voorziening - heeft ingediend.
3. Eiseres vreest voor de constructieve veiligheid en fundering van haar woning als het bouwplan wordt uitgevoerd. Zij heeft betoogd dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 (hierna: het Bouwbesluit). In de bezwaarprocedure heeft zij haar bezwaren onderbouwd met een tweetal memo’s van 11 januari 2012 en 26 juni 2012 van haar adviseur M. Huibers, van Huibers Constructieadvies.
4. In de bezwaarprocedure is voorts, naar ter zitting door vergunninghouder is aangegeven ter geruststelling van eiseres en als tegemoetkoming, een aantal wijzigingen in het bouwplan aangebracht. Zo is onder meer het trapgat verkleind en de locatie van het trapgat gewijzigd.
5. Verweerder heeft, met inachtneming van de door vergunninghouder ingediende constructieve gegevens, de memo’s van adviseur Huibers en advies van de afdeling technische advisering van de gemeente, geconcludeerd dat voldoende aannemelijk is dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003. Hij heeft daarom het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
6. Eiseres geeft in beroep aan hier geen genoegen mee te nemen. De beschikbare
berekeningen geven, volgens haar, nog steeds geen uitsluitsel over de constructieve veiligheid. Ook andere hypothetische aannames met betrekking tot de bouw van de woning moeten doorgerekend worden en kunnen wellicht leiden tot een andere conclusie, aldus eiseres. Zij heeft hiertoe nogmaals een nadere reactie van haar adviseur Huibers van 22 oktober 2012 overgelegd.
7. Verweerder heeft op 27 september 2012 – op verzoek van de rechtbank – ter toelichting aan de rechtbank en aan partijen, nog een memo overgelegd van H. Smit, medewerker technische advisering – tevens aanwezig op de zitting – waarin in detail wordt ingegaan op de memo van Huibers van 26 juni 2012.
Verweerder stelt zich voorts, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 januari 2011 (LJN BP2082) op het standpunt dat de gedetailleerde berekeningen zoals door eiseres verlangd niet behoeven te worden overgelegd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Verweerder beoordeelt in eerste instantie aan de hand van gegevens over de hoofdlijn van de constructie en het constructieprincipe van het bouwwerk of aannemelijk is dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Drie weken voor aanvang van de bouwwerkzaamheden wordt de nadere detaillering getoetst. Indien deze niet voldoet, zal handhavend worden opgetreden, aldus verweerder.
8. De door verweerder aangehaalde uitspraak is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, op het onderhavige geval niet van toepassing nu in de bezwaarfase reeds uitgebreide constructieberekeningen ter toetsing voorlagen. Dat de detailgegevens in sommige gevallen eerst na verlening van de omgevingsvergunning worden ingediend, ontslaat verweerder niet van toetsing van deze gegevens indien deze eerder zijn ingediend, zeker indien de constructieve veiligheid punt van geschil is.
De voorzieningenrechter ziet evenwel geen grond om te oordelen dat verweerder niet alle door partijen aangeleverde constructiegegevens bij het nemen van het bestreden besluit heeft betrokken noch om te oordelen dat er ten tijde van het nemen van dit besluit nog belangrijke gegevens ontbraken om een gedegen oordeel te kunnen vormen over de constructieve veiligheid.
9. Ook in hetgeen eiseres in beroep nog heeft aangevoerd, bevinden zich, naar het oordeel van de voorzieningen¬rechter, geen concrete gegevens die aangeven op welke punten van het bouwplan sprake is van strijd met het Bouwbesluit. De adviseur van eiseres, Huibers, concludeert – kort samengevat – dat op bepaalde punten een gedegen onderbouwing, te weten nadere berekening of schematisering, ontbreekt, dat de antwoorden geen cijfermatige duidelijkheid bieden en voorts dat de problemen die hij constateert redelijk eenvoudig zijn op te lossen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven daarnaast zelf nog vragen te hebben over een aantal punten.
De voorzieningenrechter ziet in de punten die zijn aangevoerd door de adviseur van eiseres en de behoefte van eiseres aan meer opheldering, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder ten onrechte – op grond van alle beschikbare gegevens – heeft geconcludeerd dat geen sprake is van strijd met het Bouwbesluit. Het betoog faalt.
10. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter ook het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat uitsluitend voorzover het de hoofdzaak betreft hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.