ECLI:NL:RBHAA:2012:BY2975

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/2120
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van zwaar verkeer in de bebouwde kom van Ilpendam

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil over een verkeersbesluit dat door de gemeente Waterland was genomen. Het verkeersbesluit, dat op 19 maart 2012 was vastgesteld, hield in dat er een aslastbeperking van 7 ton en een lengtebeperking van 12 meter werd ingesteld voor de gehele bebouwde kom van Ilpendam, ter vervanging van een eerder besluit dat een verbod voor zwaar verkeer op de Dorpsstraat inhield. Eiser, die aan de Dorpsstraat woont, was het niet eens met dit besluit en stelde dat het onredelijk was dat het zware verkeer minder werd beperkt dan voorheen. Hij voerde aan dat de motivering van het besluit gebrekkig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met het advies van de adviescommissie voor de bezwaarschriften.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt, maar dat de motivering van het besluit wel degelijk moet voldoen aan de wettelijke eisen. De rechtbank constateerde dat het verkeersbesluit niet voldoende was gemotiveerd, met name omdat niet duidelijk werd gemaakt waarom de nieuwe beperking een betere bescherming van de belangen van de bewoners bood dan de eerdere volledige beperking. De rechtbank oordeelde dat het motiveringsgebrek was hersteld, maar dat het bestreden besluit in zijn oorspronkelijke vorm vernietigd moest worden. De rechtsgevolgen van het besluit werden echter in stand gelaten, omdat de rechtbank van oordeel was dat de belangenafweging niet zodanig onevenwichtig was dat de gemeente niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, en veroordeelde de gemeente in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 874,00. Tevens werd bepaald dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 156,00 aan hem diende te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2120
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2012
in de zaak van:
[naam eiser]
wonende te Ilpendam,
eiser,
gemachtigde: mr. E.F.J.A.M. de Wit
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2011 (hierna: het verkeersbesluit) heeft verweerder besloten om in de bebouwde kom van Ilpendam een aslastbeperking van 7 ton en een lengtebeperking van 12 meter in te stellen en het verkeersbesluit van 1 januari 2008 in te trekken.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is verweerder afgeweken van het advies van de adviescommissie voor de bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 september 2012. Eiser is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F.J. van der Tol en N. Zwaag.
2. Overwegingen
2.1 Eiser woont aan de [adres] te Ilpendam. Op 1 januari 2008 heeft verweerder een besluit genomen dat – kort samengevat – een verbod voor zwaar verkeer op de Dorpsstraat inhoudt. Bij besluit van 11 maart 2008 is daar de uitzondering ‘behoudens bestemmingsverkeer’ aan toegevoegd. Met het onderhavige verkeersbesluit is deze beperking ingetrokken en vervangen door een aslastbeperking van 7 ton en een lengtebeperking van 12 meter, geldend voor de gehele bebouwde kom van Ilpendam. De Dorpsstraat valt binnen de bebouwde kom.
2.2 De adviescommissie voor de bezwaarschriften heeft geadviseerd het verkeersbesluit aldus te wijzigen dat naar een tussenoplossing wordt gezocht waarin het zware verkeer binnen de bebouwde kom meer beperkt wordt dan de in het verkeersbesluit opgenomen asbelasting van 7 ton. Naar de rechtbank aanneemt per abuis, heeft deze commissie vervolgens geadviseerd een aslastbeperking van 10 ton te overwegen.
2.3 Verweerder heeft dit advies niet gevolgd en aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de door de adviescommissie voorgestelde maatregel onvoldoende beperking van het zware verkeer zou opleveren. Het verkeersbesluit is in bezwaar gehandhaafd.
2.4 Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Volgens hem is het onredelijk dat zwaarder verkeer over de Dorpsstraat met het bestreden besluit minder wordt beperkt. Verder stelt hij dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij is afgeweken van het advies van de adviescommissie.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 17 september 2008, LJN: BF0973) komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van een verkeersbesluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.6 Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dient de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval te vermelden welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd en dient daarbij te worden aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere dan de in artikel 2 van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.7 In het verkeersbesluit is opgenomen dat daarmee is getracht overlast, hinder of schade ten gevolge van het zware verkeer te voorkomen/beperken. Bovendien wordt daarmee aantasting van het karakter van de oude kern van Ilpendam beperkt/voorkomen. Daartegenover staat dat de verkeersstromen van zwaar bestemmingsverkeer in stand dienen te worden gehouden. Niet in geschil is dat een beperking van het zware verkeer wenselijk is. Het zware verkeer beschikt bovendien over alternatieve routes en een ontheffingsmogelijkheid, zo is beschreven in het verkeersbesluit.
2.8 Eiser heeft gesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het verkeersbesluit voor wat betreft de Dorpsstraat een betere bescherming van de genoemde belangen oplevert dan de volledige beperking van het zware verkeer, zoals die gold onder het besluit van 11 maart 2008. Deze beroepsgrond slaagt. In het verkeersbesluit, noch in het bestreden besluit wordt gemotiveerd waarom de beperking van het zware verkeer op de Dorpsstraat wordt verlicht. Hoewel daarin talloze redenen gegeven worden waarom het zware verkeer beperkt zou moeten worden, wordt niet ingegaan op de reeds geldende beperking op de Dorpsstraat.
2.9 Eerst ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de verlichting van de beperking van het zware verkeer in de Dorpsstraat vooral voortkomt uit de handhaafbaarheid. De beperking onder het besluit van 11 maart 2008 – te weten een geslotenverklaring voor zwaar verkeer, behoudens bestemmingsverkeer – was niet handhaafbaar. Dat gebrek heeft in de aanloop tot het besluit in 2008 tot een negatief advies van de politie geleid. In afwijking van dat negatieve advies is echter toch het besluit van 11 maart 2008 genomen. In de loop van de jaren is vervolgens gebleken dat dit besluit (inderdaad) niet het beoogde effect sorteerde.
2.10 Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat een volledige geslotenverklaring onwenselijk is. Tegen het besluit van 1 januari 2008 waren veel bezwaren door ondernemers. Deze bezwaren hebben geleid tot de toevoeging van de zinsnede ‘behoudens bestemmingsverkeer’ (in het besluit van 11 maart 2008). Daartoe is overgegaan na afweging van de betrokken belangen, in het bijzonder die van ondernemers bij (zwaar) bestemmingsverkeer. Die belangen verzetten zich tegen een terugkeer naar het systeem van 1 januari 2008 en nopen tot een oplossing waarbij een beperking wordt gevonden die zowel handhaafbaar is als genoeg ruimte laat voor dit (zware) bestemmingsverkeer. De aslastbeperking van 7 ton in combinatie met de lengtebeperking van 12 meter biedt een juiste en handhaafbare tussenweg, aldus verweerder.
2.11 Verder heeft verweerder ter zitting toegelicht dat met het bestreden besluit een beperking wordt ingesteld voor een veel groter gebied dan bij de besluiten van 2008, te weten voor de gehele bebouwde kom. Bij binnenkomst in het dorp zal de beperking duidelijk kenbaar zijn, waarna een eenduidig (handhaafbaar) systeem voor de gehele bebouwde kom zal gelden. Een afwijking van dat systeem voor de Dorpsstraat doet aan die kenbaarheid af. Dat zorgt niet alleen voor onduidelijkheid, maar kan er ook toe leiden dat zwaar verkeer binnen de bebouwde kom zal moeten keren, hetgeen gevaarlijke situaties kan opleveren.
2.12 Tot slot heeft verweerder toegelicht dat met het instellen van de lengtebeperking van 12 meter in het bestreden besluit een groot deel van de problemen met het zware verkeer in de Dorpsstraat zal worden weggenomen. Daarmee wordt de bebouwde kom namelijk gesloten voor de ‘combinatie trekker-oplegger’, landbouwwerktuigen, tractoren met aanhangwagen, zelfrijdende werktuigen en touringcars. Alleen bedrijfswagens (vrachtwagens die uit één deel bestaan) mogen nog zonder ontheffing door de bebouwde kom. Daarmee wordt volgens verweerder voldoende rekening gehouden met enerzijds de belangen van de bewoners van de Dorpsstraat en anderzijds met het algemeen belang bij incidenteel zwaar verkeer. Bovendien wordt zo een handhaafbaar alternatief geboden voor de volledige geslotenverklaring, aldus verweerder.
2.13 De rechtbank is van oordeel dat verweerder het onder 2.8 genoemde motiveringsgebrek met deze aanvullende motivering heeft hersteld. In het licht van die
(aanvullende) motivering is geen sprake van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
2.14 Voor zover deze aanvullende motivering eerder aan de orde is gekomen, is die niet opgenomen in het bestreden besluit. Het bestreden besluit is dan ook onvolledig gemotiveerd. Dit motiveringsgebrek is eerst naar aanleiding van het beroepschrift hersteld, zodat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet op hetgeen in 2.13 is overwogen acht de rechtbank het motiveringsgebrek thans hersteld. Derhalve ziet zij reden de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten.
2.15 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 874,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 19 maart 2012;
3.3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
3.4 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,00 te betalen aan eiser;
3.5 gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 156,00 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.