De feiten
a. [eiser 1] heeft van Altera Vastgoed gehuurd de woning aan het adres [adres] te [woonplaats]. De oorspronkelijke huurprijs bedroeg € 905,00 per maand en na verlaging laatstelijk per 1 juli 2011 € 830,00.
b. [eiser 2] heeft zich bij overeenkomst van 27 maart 2009 jegens Altera Vastgoed als borg verbonden om, indien [eiser 1] in gebreke blijft met tijdige betaling van de huur en alle overige verplichtingen van [eiser 1] uit de overeenkomst, op verzoek van Altera Vastgoed de betalingen te verrichten.
c. In de huurovereenkomst tussen [eiser 1] en Altera Vastgoed zijn de volgende bepalingen opgenomen:
“3.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar en 14 dagen, ingaande 16 april 2009 en lopende t/m 30 april 2010.
Tijdens deze periode kunnen partijen deze overeenkomst niet tussentijds door opzegging beëindigen. (...)
Indien in 3.1 een bepaalde tijd is opgenomen en deze periode verstrijkt zonder opzegging, loopt de overeenkomst voor onbepaalde tijd door. Beëindiging van de overeenkomst door opzegging dient te geschieden overeenkomstig 19 van de algemene bepalingen.”
d. De in artikel 3.1 van de huurovereenkomst opgenomen periode is zonder opzegging verstreken.
e. Bij brief van 26 april 2011 heeft Altera Vastgoed het volgende aan [eiser 1] geschreven:
“(…)
Echter voor alle appartementen die nu in verhuur zijn of eventueel komen, zal een huurprijsverlaging plaatsvinden.
Altera Vastgoed wil ook de zittende huurders aanbieden om de huur te verlagen, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat u instemt met verlenging van de huurovereenkomst met minimaal 1 jaar. De verlenging gaat in op de datum van de eerstvolgende mogelijkheid tot opzegging.
Indien u geen gebruik wilt maken van deze huurverlaging en de daaraan gestelde voorwaarden, zal de huur per 1 juli 2011 met 1,3% worden verhoogd.
Met betrekking tot het door u gehuurde appartement kunnen wij u het volgende voorstel doen:
- Met ingang van 1 juli 2011 zal de huidige (kale) huurprijs met € 111,50 worden verlaagd naar € 830,00 per maand;
- Met ingang van 1 juli 2011 zal de bestaande huurovereenkomst worden voortgezet voor de duur van minimaal één (1) jaar, lopende tot 30 juni 2012. Tijdens deze periode kunnen partijen deze overeenkomst niet tussentijds door opzegging beëindigen;
- Na ondertekening zal deze brief als aanvulling aan de bestaande huurovereenkomst worden toegevoegd;
- Voor al het overige blijft de bestaande huurovereenkomst onverkort van toepassing.
Wij verzoeken u vriendelijk deze brief te ondertekenen en één exemplaar getekend te retourneren uiterlijk voor 12 mei 2011 (…)”
f. Op 29 mei 2011 heeft [eiser 1] zijn handtekening geplaatst onder de volgende tekst:
“Ik ga akkoord met verlenging van mijn bestaande huurovereenkomst met tenminste 1 jaar tegen de lagere huurprijs van € 830,00 per maand. De huurovereenkomst wordt verlengd tot 30 juni 2012.”
g. Bij brief van 16 oktober 2011 heeft [eiser 1] de huur opgezegd per 30 november 2011.
h. Bij brief van 20 oktober 2011 heeft Altera Vastgoed het volgende aan [eiser 1] geschreven:
“Wij hebben vandaag uw huuropzegging (…) ontvangen.
Wij kunnen deze echter niet in behandeling nemen, omdat u op 29 mei j.l. een overeenkomst heeft getekend, waarbij de huur per 1 juli j.l. is verlaagd op basis van het verlengen van de huurovereenkomst - zonder mogelijkheid tot tussentijdse opzegging - tot 30 juni 2012.
U bent dus nog verplicht tot eind juni 2012 als huurder aan te blijven.
Indien u toch wenst de woning per eind november 2011 op te zeggen pleegt u contractbreuk. Het gevolg hiervan is dat de huurverlaging met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt en u het deel wat u per maand vanaf 1 juli 2011 minder heeft betaald alsnog aan ons over te maken inclusief de indexering van de huurverhoging die per 1 juli ieder jaar plaatsvindt. Ook bent u gehouden aan de betaling van de maandelijkse huurpenningen tot wij een nieuwe huurder hebben gevonden of tot uw contract eind juni 2012 eindigt.
(…)”
i. Per e-mail bericht van 1 november 2011 heeft [eiser 1] in antwoord op de onder j. genoemde brief van 20 oktober 2011 het volgende aan Altera Vastgoed geschreven:
“(…)
U heeft aangegeven dat u mijn opzegging niet in behandeling neemt.
Het opzeggen van en huurcontract is een eenzijdige rechtshandeling, zoals beschreven staat in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Er is dus geen vereiste van wilsovereenstemming.
Het verbaast mij daarom dat u de opzegging van de huur niet in behandeling wilt nemen.
Het niet in behandeling nemen is volledig voor uw eigen verantwoordelijkheid,
Ik verzoek u, om de sleutel omstreeks de opzegdatum in ontvangst te nemen en de eindbezichtiging te laten plaatsvinden.
(…)
Ik verneem uw reactie graag binnen twee weken. Mocht ik na verstrijken van de gestelde termijn geen reactie van u hebben ontvangen, dan is onderstaande het enige dat mij nog rest:
- De woning in oorspronkelijke staat terugbrengen voor 1 december 2011.
- De sleutel via een deurwaardersexploot of aangetekende brief voor 1 december 2011 versturen.
- Stopzetten van het betalen van de huurpenningen met ingang van 1 december 2011.
- (…)”
j. Bij brief van 20 december 2011 heeft Altera Vastgoed het volgende aan [eiser 1] geschreven:
“(…)
U heeft uiteindelijk met een schrijven d.d. 30 november 2011 één set sleutels van de woning aan ons gezonden en aangegeven de huur uwerzijds te hebben beëindigd. U pleegt hiermee contractbreuk.
Wij beschouwen uw schrijven van 30 november j.l. als huuropzegging, echter zijn hier een aantal voorwaarden aan verbonden.
U blijft verantwoordelijk voor het betalen van de maandelijkse huurpenningen tot en met 30 juni 2012 of tot wij (…) met een nieuwe huurder een huurovereenkomst hebben afgesloten.
Verder zal er een eindinspectie plaatsvinden in de woning op maandag 2 januari 2012 om 11:30 uur, waarbij u hierbij wordt uitgenodigd aanwezig te zijn.
Alle eventuele schade en kosten die moeten worden gemaakt om de woning verhuurbaar te maken – hieronder vallen ook de kosten voor het verwijderen van achtergelaten inboedel – en het aanschaffen van nieuwe cilinders en sleutels worden aan u doorbelast.
Tot slot wordt u hierbij met terugwerkende kracht aansprakelijk gesteld voor de huurkorting die u sinds 1 juli 2011 tot en met de door u betaalde huur van november 2011 heeft genoten in ruil voor contractverlenging, waaraan u zich niet heeft gehouden. De huurkorting die u hierdoor onterecht heeft genoten vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 november 2011 is in totaal € 325,00 (zijnde 5 x € 65,00 per maand). Indien u geen huurverlaging had gekozen zou de huur per 1 juli 2011 € 895,00 per maand zijn geweest.”