ECLI:NL:RBHAA:2012:BY3416

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
562125 - CV EXPL 12-7973
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en ongerechtvaardigde verrijking in geschil over kozijnlevering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 15 november 2012, heeft eiser [A.] een vordering ingesteld tegen gedaagden [X.] en [Y.] wegens het niet betalen van een factuur voor de levering van een insteek-draaikiepraam. De vordering is gebaseerd op zowel een overeenkomst als op ongerechtvaardigde verrijking, aangezien [X.] en [Y.] het kozijn hebben gebruikt voor de plaatsing van een dakkapel zonder hiervoor te betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 11 juni 2012, gevolgd door een tussenvonnis op 19 juli 2012 en een comparitie op 17 oktober 2012. Eiser vorderde een bedrag van € 1.167,04, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.

Gedaagden [X.] en [Y.] betwisten de vordering en stellen dat zij nooit een overeenkomst met [A.] hebben gesloten en de factuur nooit hebben ontvangen. Zij beweren dat de dakkapel door een ander bedrijf is geleverd en dat de kozijnen niet overeenkomen met de omschrijving van [A.]. In reconventie vorderen zij een schadevergoeding van € 175,00 voor gemaakte kosten in verband met het geschil.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de vraag of er een overeenkomst is gesloten in het midden kan blijven, de vordering op subsidiaire grondslag toewijsbaar is. De rechter heeft [X.] en [Y.] veroordeeld tot betaling van € 948,83, vermeerderd met wettelijke rente, en hen in de proceskosten veroordeeld. De vordering in reconventie van [X.] en [Y.] is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.P. Veenhof en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 562125 \ CV EXPL 12-7973
datum uitspraak: 15 november 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[A.]
te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen [A.]
gemachtigde Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders
tegen
[X.]
en
[Y.]
beiden te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen [X.] en [Y.]
procederende in persoon
In conventie en in reconventie
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juni 2012, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 19 juli 2012 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 17 oktober 2012 gehouden comparitie van partijen en de met het oog op die zitting door beide partijen aan de kantonrechter en de wederpartij gezonden producties.
In conventie
De vordering
[A.] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X.] en [Y.] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, te betalen € 1.167,04, vermeerderd met de wettelijke rente over € 948,83 vanaf 5 juni 2012 tot de dag van algehele voldoening, één en ander de € 25.000,00 niet te boven gaand, met kosten rechtens.
[A.] heeft het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
[A.] heeft aan [X.] en [Y.] een insteek-draaikiepraam in het slaapkamer-kozijn aan de achterzijde van hun woning geleverd.
[X.] en [Y.] hebben de daarvoor aan hen gezonden factuur voor het bedrag van € 948,83 inclusief omzetbelasting niet voldaan.
Primair vordert [A.] betaling uit hoofde van de overeenkomst met [X.] en [Y.].
Subsidiair vordert [A.] schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). [X.] en [Y.] hebben de genoemde zaken namelijk gebruikt c.q doen gebruiken om aan hun woning een dakkapel te laten aanbrengen. Daardoor zijn [X.] en [Y.] gebaat geworden zonder dat zij daarvoor hebben betaald. Zij zijn dus ten koste van [A.] ongerechtvaardigd verrijkt.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, hebben [X.] en [Y.] [A.] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [A.] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 150,00. [X.] en [Y.] dienen deze kosten aan [A.] te voldoen.
Voorts zijn [X.] en [Y.] de wettelijke consumentenrente verschuldigd geworden. Deze bedraagt, berekend per 5 juni 2012, € 68,21.
Het verweer
[X.] en [Y.] betwisten de vordering en voeren daartoe het volgende aan:
[X.] en [Y.] hebben nooit een overeenkomst gesloten met [A.] en hebben de factuur van 29 juni 2011 nooit ontvangen.
[A.] heeft niets aan [X.] en [Y.] verkocht of geleverd.
[X.] en [Y.] hebben een dakkapel laten plaatsen, maar de kozijnen hiervoor komen niet overeen met de omschrijving van [A.].
De dakkapel is geleverd door en betaald aan Aannemersbedrijf Polderbouw B.V.
In reconventie:
De vordering
[X.] en [Y.] vorderen dat de kantonrechter [A.] zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 175,00.
[X.] en [Y.] hebben het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Het geschil met [A.] heeft veel tijd en kosten met zich gebracht. [X.] en [Y.] willen deze kosten verhalen op [A.].
De schade bestaat uit de volgende onderdelen:
• reiskosten € 15,00
• opnemen vrije dag € 150,00
• aangetekende brief € 10,00
Het verweer
[A.] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling
In conventie en in reconventie
1. De over en weer ingestelde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
2. Hoewel op de factuur van [A.] een verkeerd artikel was genoemd, heeft hij dit thans hersteld en is het duidelijk geworden dat het gaat om de levering van een insteek-draaikiepraam in het slaapkamerkozijn aan de achterzijde van de woning van [X.] en [Y.].
3. Ter comparitie is door [X.] en [Y.] erkend dat een insteek-draaikiepraam in het slaapkamerkozijn aan de achterzijde van hun woning is geplaatst.
4. [X.] en [Y.] hebben bestreden dat zij met [A.] een overeenkomst hebben gesloten. Zij hebben aangevoerd dat zij met ene [B.] de afspraak hadden gemaakt dat het betrokken kozijn rechtsreeks bij de leverancier zou worden betrokken en dat [B.] de betaalgegevens aan [X.] en [Y.] zou doorgeven.
5. De beantwoording van de vraag of inderdaad met [A.] een overeenkomst is gesloten, kan in het midden blijven, omdat de vordering in ieder geval op de subsidiaire grondslag toewijsbaar is.
6. Wat er ook moge zijn van de met [B.] gemaakte afspraken, in ieder geval staat vast dat het kozijn voor de woning van [X.] en [Y.] is geleverd en zich daar ook thans nog bevindt.
7. Ook staat vast dat voor het kozijn nog niet is betaald. Dat volgt immers uit het eigen standpunt van [X.] en [Y.] dat [B.] de betaalgegevens niet aan [X.] en [Y.] heeft opgegeven.
8. Mede gelet op het feit dat [B.] in dienstbetrekking werkzaam was bij [A.], moet de kantonrechter er op grond van het vorenstaande vanuit gaan dat het kozijn dat in de woning van [X.] en [Y.] is geplaatst door [A.] is geleverd. [X.] en [Y.] hebben immers niet aangevoerd dat het kozijn door iemand anders zou zijn geleverd.
9. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat de vordering in ieder geval toewijsbaar is op grond van het bepaalde bij artikel 6:212 BW. Door de plaatsing van het kozijn in hun woning zijn [X.] en [Y.] immers ongerechtvaardigd verrijkt, omdat zij daarvoor niet hebben betaald.
10. Op grond van het bepaalde bij artikel 6:212 BW zijn [X.] en [Y.] daarom verplicht de schade van [A.] te vergoeden voor zover dit redelijk is.
11. Door [X.] en [Y.] is niet voldoende gemotiveerd weersproken dat het door [A.] in rekening gebrachte bedrag de waarde van het kozijn vertegenwoordigt. Dat [X.] en [Y.] het kozijn zelf hebben geplaatst, zoals zij hebben aangevoerd, is niet relevant, omdat geen arbeidsloon wordt gevorderd.
12. De schade van [A.] zal daarom worden begroot op het door hem gevorderde factuurbedrag.
13. Gelet op het vorenstaande hoeft de kantonrechter niet verder in te gaan op wat partijen nog naar voren hebben gebracht over de met [B.] gemaakte afspraken.
14. De over het factuurbedrag verschuldigde rente is toewijsbaar. Toegewezen wordt de wettelijke rente, nu geen sprake is van een overeenkomst. Omdat niet is komen vast te staan wanneer het kozijn bij [X.] en [Y.] is geplaatst, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
15. Voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is geen plaats. Door het noemen van een verkeerd artikel op de factuur en daarover pas ter comparitie duidelijkheid te verschaffen heeft [A.] zelf voor verwarring gezorgd. Daarom is het niet redelijk om deze kosten toe te wijzen.
16. Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering van [X.] en [Y.] moet worden afgewezen. Zij zijn immers zelf ten onrechte niet overgegaan tot betaling van het bedrag van € 948,83.
17. [X.] en [Y.] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang tussen de beide vorderingen zal de kantonrechter de kosten in reconventie aan de zijde van [A.] vaststellen op nihil.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
Veroordeelt [X.] en [Y.] om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan [A.] te betalen € 948,83, te ver¬meerderen met de wette¬lijke rente berekend vanaf 11 juni 2012 tot aan de dag der alge¬hele voldoening.
Veroordeelt [X.] en [Y.] in de proceskosten, aan de zijde van [A.] tot op heden vastgesteld op de volgende bedragen:
dagvaarding € 83,17
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 200,00.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [X.] en [Y.] in de proceskosten, aan de zijde van [A.] tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.