ECLI:NL:RBHAA:2012:BY4222

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1878
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.E. Heyning - Huydecoper
  • A.D. Reiling
  • S.I.A.C. Angenent – Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij afwijzing toelating tot bijzonder onderwijs

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 28 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter, en het college van bestuur van de stichting Dunamare Onderwijsgroep. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de toelating van haar dochter tot het vierde leerjaar van de Hartenlustschool, een school die valt onder de Dunamare Onderwijsgroep. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, gezien de aard van de afwijzing en de betrokkenheid van de onderwijsinstelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Hartenlustschool een bijzondere school is die niet onder de reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. De rechtbank concludeert dat de beslissing om de dochter van eiseres niet toe te laten tot de school geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat de Hartenlustschool geen bestuursorgaan is. Dit betekent dat er geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd en wijst eiseres erop dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke onderwijsinstellingen en de gevolgen daarvan voor de rechtsbescherming van ouders en leerlingen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij eiseres binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 1878
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2012
in de zaak van:
[eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. G.W.L.M. Dammers - Wubbe, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van bestuur van de stichting Dunamare Onderwijsgroep,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. J.P. Dikker, advocaat te Hoofddorp.
1. Procesverloop
Op 11 juli 2011 heeft de leerjaarcoördinator van de Hartenlustschool te Bloemendaal, behorende tot de Dunamare Onderwijsgroep, telefonisch aan eiseres meegedeeld dat haar dochter [naam] niet zal worden toegelaten tot het vierde leerjaar van de school.
Op 16 augustus 2011 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt en tevens verzocht het besluit op schrift te stellen.
Bij beslissing van 6 september 2011 heeft de directeur van de Hartenlustschool, D.W. Eijgenraam schriftelijk aan eiseres meegedeeld dat [naam] niet voldoet aan de toelatingscriteria voor VMBO-TL.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 oktober 2012, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mr. K. Slump. Verweerder werd vertegenwoordigd door diens gemachtigde en S.C.G. de Boer, lid van het college van bestuur van Dunamare.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank ziet zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of het besluit om [naam] niet toe te laten op de Hartenlustschool, een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van het beroep.
2.2 Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
2.3 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.4 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.5 Niet in geschil is dat de Hartenlustschool een school is voor voortgezet onderwijs met een neutraal bijzondere grondslag, dat wil zeggen dat het een school is voor algemeen bijzonder onderwijs.
2.6 De rechtbank stelt vast dat de Hartenlustschool uitgaat van een rechtspersoon (Dunamare) die krachtens privaatrecht is ingesteld. Dunamare noch de organen van bedoelde rechtspersoon kunnen als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb worden aangemerkt.
2.7 Bepalend voor de vraag of de Dunamare dan wel de organen daarvan wat betreft de instandhouding van de Hartenlustschool met enig openbaar gezag zijn bekleed als bedoeld in art. 1:1, eerste lid, aanhef en onder b Awb, is het antwoord op de vraag of een of meer overheidstaken zijn opgedragen en daarvoor de benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend.
2.8 Het is de rechtbank niet gebleken dat de bevoegdheid om leerlingen toe te laten tot het bijzonder onderwijs voortvloeit uit een of meer overheidstaken en is toegekend krachtens het publiekrecht. Uitgangspunt van de wetgever is steeds geweest, dat bijzondere onderwijsinstellingen buiten de reikwijdte van de Awb vallen (Kamerstukken II 1990/91, 22 061, nr. 3, p. 59; Kamerstukken II 2000/02, 27 265, nr 6, p. 1). Er is in de onderhavige zaak geen reden om hierover anders te oordelen. Van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb is om die reden evenmin sprake.
2.9 Nu de beslissing [naam] niet toe te laten op de Hartenlustschool geen beslissing is van een bestuursorgaan, is geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat hiertegen op grond van artikel 8:1 van de Awb geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. De rechtbank is dan ook niet bevoegd kennis te nemen van dit beroep.
2.10 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart zich onbevoegd;
3.2 wijst eiseres er ingevolge artikel 8:71 van de Awb op dat uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning - Huydecoper, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. A.D. Reiling en S.I.A.C. Angenent – Bakker, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.