ECLI:NL:RBHAA:2012:BY4226

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1874
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
  • A.D. Reiling
  • S.I.A.C. van Angenent – Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot het vierde leerjaar vmbo-t en de bevoegdheid van het schoolbestuur

In deze zaak gaat het om de toelating van een leerling, aangeduid als [naam], tot het vierde leerjaar van het vmbo-t aan het Coornhert Lyceum. De rechtbank Haarlem heeft op 28 november 2012 uitspraak gedaan in het kader van een beroep dat was ingesteld door de wettelijk vertegenwoordiger van de leerling, eiseres, tegen het besluit van het college van bestuur van Dunamare Onderwijsgroep. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de school om haar dochter toe te laten, omdat het bevoegd gezag van de school volgens eiseres niet de juiste procedure had gevolgd en de toelatingseisen niet redelijk waren. De rechtbank oordeelde dat het bevoegd gezag van de school wel degelijk bevoegd is om toelatingseisen te stellen en dat de school in redelijkheid de toelating kon weigeren, gezien het feit dat het niveau van de leerling onvoldoende vaststond en eiseres weigerde mee te werken aan het testen van het niveau van haar dochter. De rechtbank concludeerde dat de school niet onredelijk handelde door de toelating te weigeren, aangezien er geen objectieve gegevens waren die de geschiktheid van de leerling voor het vmbo-t konden onderbouwen. Eiseres had aangevoerd dat haar dochter recht had op passend onderwijs volgens het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), maar de rechtbank oordeelde dat zolang er geen duidelijkheid was over het niveau van de leerling, het niet aan de school te wijten was dat passend onderwijs niet kon worden geboden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 1874
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2012
in de zaak van:
[eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam]
wonende te [woonplaats]
eiseres,
gemachtigde: mr. G.W.L.M. Dammers - Wubbe, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van bestuur van Dunamare Onderwijsgroep,
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. J.P. Dikker, advocaat te Hoofddorp.
1. Procesverloop
Bij e-mailbericht van 21 juli 2011 heeft drs E. Maalderink, afdelingsleider vmbo, van het Coornhert Lyceum te Haarlem aan eiseres meegedeeld dat [naam] niet kan worden toegelaten (tot het vierde leerjaar) op het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs – theoretische leerweg (vmbo-t).
Hiertegen heeft eiseres op 16 augustus 2011 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 16 september 2011 heeft drs. S. de Boer, lid van het college van bestuur van Dunamare Onderwijsgroep, het besluit van de afdelingsleider vmbo, bevestigd.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft verweerder besloten het besluit van 21 juli 2012 niet te herzien.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 oktober 2012, alwaar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mr. K. Slump. Verweerder werd vertegenwoordigd door diens gemachtigde en S.C.G. de Boer, lid van het college van bestuur van Dunamare.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank gaat uit van het volgende. [naam], geboren op [geboortedatum], heeft ernstige dyspraxie, een stoornis in het correct verwerken van informatie, wat leidt tot motorische problemen. [naam] zat van september 2009 tot februari 2011 op De Waterlelie, een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Per februari 2011 is [naam] van De Waterlelie verwijderd en zij ontvangt vanaf dat moment thuisonderwijs van haar moeder (eiseres), die een onderwijsbevoegdheid heeft.
Eiseres heeft per e-mail van 8 juli 2011 de schoolleiding van het Coornhert Lyceum te Haarlem, een school voor vmbo-t, havo en vwo, verzocht om toelating van [naam] in het vierde leerjaar van het vmbo-t. Bij e-mail van 10 juli 2011 heeft de afdelingsleider vmbo-t aan eiseres laten weten dat de school geen leerlingen in het vierde jaar aanneemt, omdat het derde en vierde leerjaar met elkaar verbonden examenjaren zijn. Eiseres heeft hierop verzocht om een mogelijkheid tot (zij-)instroming. Desgevraagd heeft zij informatie over haar dochter, informatie van de basisschool en doorstroominformatie van de door [naam] laatst bezochte school De Waterlelie verstrekt. Bij e-mail van 21 juli 2011 heeft de afdelingsleider vmbo-t aan eiseres meegedeeld dat [naam] op basis van de doorstroominformatie van de Waterlelie niet kan worden toegelaten tot de vierde klas van het vmbo-t van het Coornhert Lyceum. Eiseres werd geadviseerd [naam] in te schrijven op een andere school, behorende bij Dunamare onderwijsgroep, die alle vmbo-leerwegen aanbiedt. Bij schrijven van 16 september 2011 heeft verweerder het besluit van de afdelingsleider bevestigd. Aangegeven is hierbij dat voor toelating op het Coornhert Lyceum het schooladvies van de basisschool mede bepalend is. De basisschool heeft praktijkonderwijs geadviseerd. Voorts blijkt uit de gegevens van de afleverende school De Waterlelie dat [naam] daar onderwijs heeft genoten op niveau vmbo-beroepsgerichte leerweg. De Waterlelie heeft vmbo-kader beroepsgerichte leerweg geadviseerd. Verweerder heeft in het schrijven van 16 september 2012 verder voorgesteld [naam] te laten testen conform het Cito leerlingenvolgsysteem voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde. Daarnaast zou het afnemen van een psychologisch onderzoek (volgens een methode die voorkomt op de lijst van de commissie voor testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het Nederlands instituut voor psychologen) naar de haalbaarheid van het vmbo-t tot de mogelijkheden behoren.
Eiseres heeft het voorstel om [naam] te laten testen afgewezen. Op 3 augustus 2011 heeft eiseres de Commissie Gelijke Behandeling gevraagd te onderzoeken of verweerder jegens [naam] onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door haar niet toe te laten op het vmbo-t aan het Coornhert Lyceum. Op 22 december 2011 heeft de Commissie Gelijke Behandeling geoordeeld dat verweerder jegens eiseres geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door haar dochter niet toe te laten. Bij brief van 10 januari 2012 heeft eiseres verweerder gevraagd [naam] alsnog te testen, rekening houdend met haar handicap. Verweerder heeft aangegeven dat [naam] dan eerst moet worden aangemeld op een school die alle leerwegen van het vmbo aanbiedt, waarna een test kan worden afgenomen zoals hiervoor omschreven.
2.2 Namens eiseres is in beroep – samengevat – het volgende aangevoerd. Eiseres heeft allereerst ernstig bezwaar tegen het feit dat zij door verweerder gedwongen wordt [naam] aan te melden bij een school die alle leerwegen van het vmbo aanbiedt en zij haar dus niet mag aanmelden bij de school van haar keuze, het Coornhert Lyceum, dat alleen vmbo-t aanbiedt. [naam] kan volgens eiseres vanwege haar dyspraxie niet uit de voeten met praktijkonderwijs, zodat deze vorm van onderwijs niet passend voor haar is. Volgens eiseres staat voldoende vast dat [naam] geschikt is voor het niveau
vmbo-t. De gebruikte gegevens van de basisschool waren verouderd en van voordat de diagnose dyspraxie bij [naam] was gesteld. De gegevens van De Waterlelie heeft verweerder niet geverifieerd. Verweerder is er bovendien aan voorbij gegaan dat [naam] gedegen thuisonderwijs heeft gekregen op vmbo-t niveau van een bevoegde lerares. Dat die lerares tevens de moeder van [naam] is doet hier niet aan af. Verweerder heeft voorts gegevens uit de recente psychologische rapportage van GGZ, alsmede de gestelde diagnose door het VU-ziekenhuis genegeerd. Uit het rapport van klinisch psycholoog, S.P.A. Driebeek (hierna: Driebeek) komt volgens eiseres naar voren dat [naam] naar vmbo-t niveau aankan. Voor zover verweerder [naam] wil testen vindt eiseres de aangeboden test, gelet op de dyspraxie van [naam], niet geschikt om haar niveau vast te stellen. Verweerder kan hooguit middels een passende test het kennisniveau van [naam] vaststellen. Er heeft in geval van [naam] door verweerder geen kenbare belangenafweging plaatsgevonden. De gevolgen van het besluit zijn voor [naam] onevenredig in verhouding tot het met het besluit te dienen doelen. [naam] heeft tenslotte ingevolge het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) recht op passend onderwijs en dat wordt haar op deze manier onthouden.
2.3 Verweerder heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Een leerling moet onderwijs volgen dat het meest geschikt voor hem is. Een school voor voortgezet onderwijs mag toelatingseisen stellen en de geschiktheid van een kandidaat-leerling onderzoeken, bijvoorbeeld door een toelatingsexamen, een onderzoek of de kandidaat-leerling voldoende kennis en inzicht heeft, of een psychologisch onderzoek. Hieruit volgt ook dat een school een leerling mag weigeren. Op grond van de door eiseres overgelegde informatie is [naam] niet geschikt voor het vmbo-t. Verweerder heeft tijdens de hoorzitting van 6 september 2011 aangeboden [naam] te testen. De voorgestelde test, met een aansluitend psychologisch onderzoek door een psycholoog met kennis van dyspraxie, acht verweerder passend en geschikt om te beoordelen welk type onderwijs passend is voor [naam]. Eiseres heeft dit aanbod echter afgewezen. Nu niet objectief kan worden getoetst of [naam] voldoet aan de gestelde toelatingseisen, heeft verweerder in redelijkheid toelating kunnen weigeren, aldus verweerder. Verweerder bestrijdt overigens dat uit de test van 29 juni 2011 door Driebeek blijkt dat [naam] niveau vmbo-t aankan. Verweerder heeft in dit verband in beroep een rapportage ingediend van L.E.A. Heuvingh (hierna: Heuvingh), orthopedagoog voor het samenwerkingsverband Zuid-Kennemerland, van 13 februari 2012.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.4 De rechtbank overweegt ambtshalve in verband met de ontvankelijkheid van het beroep eerst het volgende. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van de afdelingsleider vmbo. Nog daargelaten de vraag of dit e-mailbericht een besluit behelst in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is het besluit op 21 juli 2011 niet bevoegd genomen. Immers, ingevolge het managementstatuut van Dunamare, zoals verweerders gemachtigde ter zitting heeft bevestigd, is de bevoegdheid tot het nemen van besluiten over toelating gemandateerd aan de rector van de school en niet aan de afdelingsleider vmbo. Wat hier verder ook van zij, het bevoegd gezag van Dunamare, in de persoon van S.C.G. de Boer, lid van het college van bestuur van Dunamare heeft bij besluit van 6 september 2011 eveneens aan eiseres medegedeeld dat [naam] niet toelaatbaar is op het vmbo-t van het Coornhert Lyceum. Op grond van artikel 6:10, aanhef en onder b, van de Awb acht de rechtbank het (premature) bezwaarschrift van 16 augustus 2011 ontvankelijk en gericht tegen het besluit van 6 september 2011.
2.5 Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor elke soort van scholen of voor afdelingen van die scholen voorwaarden voor de toelating en voorschriften omtrent verwijdering en voorwaardelijke bevordering worden vastgesteld.
2.6 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO beslist het bevoegd gezag over de toelating van leerlingen.
2.7 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO kan, tot het eerste leerjaar van een school, behalve voor zover het betreft een school voor praktijkonderwijs, als leerling slechts worden toegelaten degene die:
a. afkomstig is van een school voor basisonderwijs en bij wie naar het oordeel van de directeur van de school voor basisonderwijs de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, of
b. afkomstig is van een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en aan het einde van het schooljaar de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, of
c. afkomstig is van een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra en bij wie naar het oordeel van de directeur van de desbetreffende school of instelling de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd.
2.8 Uit deze artikelen volgt dat het bevoegd gezag mag beslissen over de toelating van leerlingen en aan deze toelating voorwaarden mag stellen. Ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 mei 2007, LJN: BA5240) is de aan het bevoegd gezag toekomende bevoegdheid om over toelating van leerlingen te beslissen een discretionaire bevoegdheid die door de rechtbank slechts marginaal kan worden getoetst.
2.9 De rechtbank ziet zich dan ook geplaatst voor de vraag of verweerder in redelijkheid kon besluiten [naam] niet toe te laten tot het vierde leerjaar van het Coornhert Lyceum.
2.10 Het middelbaar onderwijs, waaronder het voorbereidend beroepsonderwijs, is blijkens onder meer de artikelen 10 tot en met 10b en 29, eerste lid, van de WVO en de artikelen 26g tot en met 26j van het Inrichtingsbesluit WVO, in onderlinge samenhang gelezen, gericht op het volgen van een bij de opleiding behorend onderwijsprogramma en het behalen van een diploma dan wel getuigschrift. Alvorens [naam] toe te laten tot het vmbo-t moet om die reden voldoende vaststaan dat de gerede kans aanwezig is dat het halen van een diploma op het vmbo-t voor [naam] tot de mogelijkheden behoort. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de beschikbare informatie van de basisschool en van De Waterlelie niet is gebleken dat het niveau vmbo-t zonder meer voor [naam] haalbaar is. [naam] is voorts al in februari 2011 bij de Waterlelie vertrokken en krijgt sindsdien thuisonderwijs. De door eiseres zelf in dit kader opgestelde informatie kan niet van doorslaggevende betekenis zijn, nu deze informatie niet objectief en verifieerbaar geacht kan worden. Nu het niveau van [naam] onvoldoende vaststaat en het gaat om toelating tot (het vierde leerjaar van) het vmbo-t acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder [naam] wil testen.
2.11 Het standpunt van eiseres dat [naam] reeds voldoende is getest door psycholoog Driebeek en dat met haar rapportage vaststaat dat vmbo-t niveau voor [naam] haalbaar is, wordt door de rechtbank niet gevolgd. In de rapportage van Driebeek staat, met betrekking tot opleiding, niet meer dan “sterke kant van [naam] is de taal en theoretische kennis, zeer zwak is de ruimtelijk visuele vaardigheid. Daarmee is te verwachten dat [naam] het beste op haar plaats is op een vmbo-t”. Hiermee heeft Driebeek naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld dat [naam] op vmbo-t niveau functioneert. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de door verweerder ingeschakelde orthopedagoog Heuvingh in reactie op het rapport van Driebeek, heeft gesteld dat de conclusie dat het bij [naam] vastgestelde IQ-profiel, in combinatie met een verstoord vermogen tot concentreren en een laag werktempo, voldoende capaciteiten biedt om een vmbo-t niveau aan te kunnen, in het onderzoeksverslag onvoldoende wordt onderbouwd. Ten slotte betrekt de rechtbank bij haar overweging dat de door Driebeek afgenomen test geen erkende (COTAN)-test is. Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder aan het rapport van Driebeek niet de betekenis hoefde toe te kennen, die eiseres graag aan dat rapport wil toekennen. Verweerder kan daarom in redelijkheid verlangen dat het niveau van [naam] verder wordt getest, alvorens zij wordt toegelaten op één van de scholen van verweerder.
2.12 Ter zitting heeft verweerder evenals voorafgaand aan het bestreden besluit aangegeven [naam] te willen toetsen volgens het Cito-leerlingvolgsysteem voor de vakken Nederlands, Engels en Wiskunde op het niveau tweede leerjaar vmbo-t, om te beoordelen hoe ver [naam] gevorderd is. De resultaten zullen worden beoordeeld waarbij rekening wordt gehouden met de dyspraxie van [naam]. Tevens zal [naam] psychologisch worden onderzocht, om te beoordelen wat haar kansen zijn om de opleiding af te ronden. Eiseres vindt de door verweerder voorgestane test niet passend en vindt dat er een voor dyspraxie aangepaste test voor [naam] moet komen. De rechtbank is van oordeel dat nu een toets specifiek voor leerlingen met dyspraxie niet voorhanden is, verweerder eiseres reeds met bovengenoemd aanbod in voldoende mate tegemoet komt. Verweerder heeft ter zitting voorts aangegeven akkoord te kunnen gaan met de beoordeling door een deskundige met kennis van dyspraxie van de zijde van verweerder en een deskundige van de zijde van eiseres. [naam] moet daarvoor worden aangemeld en getest op een school die alle leerwegen van het vmbo aanbiedt, zoals bijvoorbeeld het Haarlemcollege, omdat die scholen in de praktijk meer toegerust zijn op het testen en beoordelen van leerlingen, met specifieke leerproblemen dan het Coornhertlyceum. Verweerder heeft aangegeven vervolgens, afhankelijk van de testuitslagen, te willen beoordelen wat de meest geschikte school voor [naam] is. De aanmelding in verband met de test heeft dus geen gevolgen voor de uiteindelijke schoolkeus. Eiseres heeft dit aanbod van verweerder (wederom) van de hand gewezen.
2.13 Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder toelatingseisen mag stellen. Het niveau van [naam] staat onvoldoende vast, terwijl eiseres weigert mee te werken aan het testen van [naam]’s niveau. In die omstandigheden kon verweerder in redelijkheid toelating tot (het vierde leerjaar van) het vmbo-t aan het Coornhert Lyceum weigeren.
2.14 Het standpunt van eiseres dat, als gevolg van de weigering om [naam] toe te laten op het vmbo-t van het Coornhert Lyceum, in strijd met het IVRK passend onderwijs aan [naam] wordt onthouden, kan de rechtbank niet volgen. Immers, in het onderhavige geval staat nu onvoldoende vast wat passend onderwijs is voor [naam]. Zolang eiseres niet akkoord gaat met het testen van [naam], anders dan op haar voorwaarden, valt het niet aan verweerder toe te rekenen dat [naam] geen passend onderwijs kan volgen.
2.15 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs A.D. Reiling en S.I.A.C. van Angenent – Bakker, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Buiskool, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.