ECLI:NL:RBHAA:2012:BY5385

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/2012
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.J. van Brussel
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter bij schadevergoeding als gevolg van feitelijk handelen tijdens een evenement

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Exploitatie Maatschappij Zuidpier B.V. en de burgemeester van Velsen. Eiseres, exploitant van een strandpaviljoen, verzocht om schadevergoeding naar aanleiding van een evenement dat door de burgemeester was vergund aan Radio 538 B.V. Eiseres stelde dat zij omzetschade had geleden door de wijze waarop bezoekers naar het evenement werden geleid, wat resulteerde in een afname van bezoekers aan haar paviljoen. De rechtbank oordeelde dat de gestelde schade voortvloeide uit feitelijk handelen en niet uit een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was de bestuursrechter niet bevoegd om het verzoek om schadevergoeding te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat alleen de burgerlijke rechter bevoegd was om kennis te nemen van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2012
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 november 2012 in de zaak tussen
Exploitatie Maatschappij Zuidpier B.V., te IJmuiden, eiseres,
(gemachtigde: mr. G.C. Kruyswijk),
en
de burgemeester van Velsen, verweerder,
(gemachtigde: W. Dooijes).
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 12 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2012. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam] en [naam], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Dooijes en M.J. Gaskell, beiden werkzaam bij de gemeente Velsen.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres exploiteert een strandpaviljoen aan het [adres]. Op 3 oktober 2011 heeft eiseres verzocht om vergoeding van schade ten gevolge van het besluit van verweerder van 8 juni 2011, waarbij aan Radio 538 B.V. vergunning is verleend voor het evenement ‘Turn up the beach’ (hierna: het evenement). Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens verweerder geen sprake is van op enigerlei wijze onrechtmatig handelen door verweerder. Dit besluit heeft verweerder in de beslissing op bezwaar gehandhaafd.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij omzetschade heeft geleden door gebeurtenissen die rechtstreeks voortvloeien uit en een gevolg zijn van de door verweerder aan Radio 538 B.V. verleende vergunning voor het evenement. Aan de hand van een email van 17 juni 2011 van een gemeenteambtenaar ging eiseres ervan uit dat de bezoekersstroom voor het evenement langs haar strandpaviljoen zou worden geleid via een platenbaan. De strandbeheerder had eiseres tevens verzocht om haar toiletten open te stellen voor bezoekers van het evenement. Eiseres heeft in verband met het verwachte grote aantal bezoekers extra personeel ingezet en extra voorraden ingeslagen op de dag van het evenement. Op de dag van het evenement werd de bezoekersstroom echter door verkeersregelaars via een andere route naar het evenement geleid. Bovendien hebben beveiligers reguliere bezoekers van het strandpaviljoen van eiseres tegengehouden, waardoor zij het strandpaviljoen niet konden bereiken. Hierdoor stelt eiseres ernstige omzetschade te hebben geleden en onnodige personeelskosten te hebben gemaakt.
3. Van belang in het onderhavige geval is de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 1997 (LJN: AA6762 (Vlodrop)). Daarin zijn de criteria voor een zelfstandig schadebesluit gepreciseerd. Onder meer geldt de eis van processuele connexiteit: de bestuursrechter is slechts bevoegd tot kennisneming van beroepen tegen een zelfstandig schadebesluit, indien hij ook bevoegd is te oordelen over beroepen tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. De bestuursrechter is niet bevoegd bij schade door feitelijk handelen, algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, strafvorderlijk overheidsoptreden en wetten in formele zin.
4. Voorts is van belang de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 1997 (LJN: ZF2587), waaruit volgt dat de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing op een verzoek om schadevergoeding, voor zover het schade betreft die is ontstaan door de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid, berust op het - mede aan art. 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten grondslag liggende - rechtsbeginsel van ‘égalité devant les charges publiques’ (gelijkheid voor de openbare lasten). Op grond van dit beginsel zijn bestuursorganen gehouden tot compensatie van onevenredige - buiten het normale maatschappelijk risico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende - schade die is ontstaan in een door de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid ontstane rechtsverhouding.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eiseres in beroep heeft gesteld dat de schade zijn oorzaak vindt in een onjuiste uitlating van een ambtenaar en handelen van verkeersregelaars en beveiligers. Dit heeft volgens verweerder betrekking op feitelijk handelen en niet op een besluit in de zin van de Awb.
6. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder, dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, niet. Het beroep is immers gericht tegen de beslissing op bezwaar van 12 maart 2012, waarin het primaire besluit tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding in stand is gelaten, en ook overigens voldoet het beroep aan alle vereisten voor ontvankelijkheid.
7. Samengevat komt het betoog van eiseres erop neer dat zij de gestelde schade het gevolg acht van enerzijds uitlatingen van een gemeenteambtenaar en anderzijds het handelen van verkeersregelaars en beveiligers op de dag van het evenement. De rechtbank is van oordeel dat in beide gevallen sprake is van feitelijk handelen, en niet van schade die is ontstaan in een door de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid ontstane rechtsverhouding. Het betoog van eiseres dat de schade heeft kunnen ontstaan door verlening van de evenementenvergunning door verweerder, doet daar niet aan af. Gelet op de in de rechtsoverwegingen 3 en 4 aangehaalde jurisprudentie is niet de bestuursrechter, maar de burgerlijke rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, nu het in het onderhavige geval gaat om schade als gevolg van feitelijk handelen. Verweerder heeft eiseres derhalve ten onrechte in haar bezwaar ontvangen.
8. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal, doende hetgeen verweerder zou behoren te doen, zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
9. Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Deze kosten worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op € 874,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. Gelet op artikel 8:71 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat slechts de burgerlijke rechter bevoegd is ter zake van de door eiseres gevorderde schadevergoeding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 maart 2012;
- verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat slechts de burgerlijke rechter bevoegd is ter zake van de door eiseres gevorderde schadevergoeding;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzitter, en mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. drs. L. Beijen, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.