ECLI:NL:RBHAA:2012:BY5392

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/3783
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom wegens strijdig gebruik van gronden voor Schiphol-parkeren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 24 september 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, h.o.d.n. Cheap Parking, en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Eiser had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in te stellen tegen een last onder dwangsom die hem was opgelegd vanwege het gebruik van gronden voor het parkeren van auto's in strijd met het bestemmingsplan. Eiser stelt dat hij het terrein van een voormalig autobedrijf gebruikt voor zijn bedrijf, waarbij hij tegen vergoeding auto's parkeert voor reizigers van Schiphol. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gebruik van de gronden niet in overeenstemming is met de bestemmingen zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen 'Cruquius Oost', 'Staatsbos Floriande' en 'Staatsbos Floriande 1e herziening'. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat het bedrijf van eiser niet valt onder de doeleindenomschrijving van de bestemming 'Auto- en caravanhandel'. De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met andere gevallen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12 - 3783 (voorlopige voorziening) en 12 - 3784 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2012
in de zaken van:
[eiser] h.o.d.n. Cheap Parking,
wonende te [woonplaats],
verzoeker (hierna te noemen: eiser),
gemachtigde: mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom van € 30.000,- ineens opgelegd met betrekking tot het perceel [adres].
Bij besluit van 23 juli 2012 heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit gedeeltelijk herroepen en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser op 10 augustus 2012 beroep ingesteld. Bij brief van diezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 17 september 2012, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.P. Hoogewerf, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Eiser gebruikt het terrein van het voormalige autobedrijf van zijn vader voor zijn bedrijf ‘Cheap Parking’. Eiser stelt derden in staat tegen vergoeding hun auto op dit terrein te parkeren voor de periode dat zij via Schiphol naar hun bestemming reizen. Het vervoer van het parkeerterrein naar de luchthaven en omgekeerd wordt door eiser verzorgd.
In het primaire besluit is aan eiser een last onder dwangsom opgelegd voor het beëindigen en beëindigd houden van het parkeren van alle auto’s (motorvoertuigen) op de kadastrale percelen [nummer] en [nummer] en het parkeren van auto’s die niet (aantoonbaar) behoren bij de bedrijfsvoorraad van een autohandel op de percelen [nummer] en [nummer], het verwijderen en verwijderd houden van de verharding op de bestemming groenvoorzieningen ([nummer] en [nummer]) en het verwijderen van de grijze container (het kantoor). In het bestreden besluit heeft verweerder het verwijderen van de verharding en de grijze container (kantoor) uit de last onder dwangsom gehaald en de last het overige in stand gelaten. Bij besluit van 15 augustus 2012 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op dit verzoek om een voorlopige voorziening.
2.3 Eiser heeft zich ten eerste op het standpunt gesteld dat het gebruik van de gronden niet in strijd is met de bestemmingsplannen. Volgens eiser valt niet in te zien waarom het terrein wel mag worden gebruikt voor het stallen van een bedrijfsvoorraad auto’s, terwijl het stallen van auto’s van natuurlijke personen volgens verweerder in strijd is met het bestemmingsplan. Eiser heeft voorts gewezen op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 juli 2010 (LJN: BN2181).
2.4 De betreffende percelen zijn gelegen in de bestemmingsplannen ‘Cruquius Oost’, ‘Staatsbos Floriande’ en ‘Staatsbos Floriande 1e herziening’. De gronden zijn daarin bestemd voor respectievelijk ‘Groenvoorzieningen’ en ‘Auto- en caravanhandel’, ‘Verkeersdoeleinden II’ en ‘Verkeersdoeleinden I’.
2.5 De op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan ‘Cruquius Oost’ voor ‘Auto- en caravanhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel in auto’s en caravans, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de bij dit plan behorende Staat van Inrichtingen, met uitzondering van bedrijven die vallen onder het Besluit Categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder, bedrijfsmatige auto- en caravanherstelinrichtingen, bedrijfsmatige autowas- en/of poetsinrichtingen en bedrijfsmatige verkoop motorbrandstoffen.
De op de plankaart als ‘Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen.
2.6 De op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan ‘Staatsbos Floriade’ voor ‘Auto- en caravanhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel in auto’s en caravans, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3 van de bij dit plan behorende Staat van Inrichtingen, met uitzondering van:
a. inrichtingen waaromheen ingevolgen bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143) ofwel Bor voorheen artikel 2.4 van het Besluit inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, 50) op grond van artikel 41 Wet geluidhinder een geluidszone vastgesteld moet worden, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;
b. bedrijfsmatige auto- en caravanherstelinrichtingen, bedrijfsmatige autowas- en/of poetsinrichtingen;
c. verkooppunten van motorbrandstoffen;
d. detailhandelsbedrijven.
2.7 De op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan ‘Staatsbos Floriade, 1e herziening’ voor ‘Verkeersdoeleinden I’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de afwikkeling van verkeersstromen en waterbeheersdoeleinden.
Binnen dit plan aangewezen gronden voor ‘Verkeersdoeleinden II’ zijn bestemd voor de afwikkeling van openbaar vervoer.
2.8 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de uitoefening van een bedrijf - anders dan in de uitoefening van een detailhandel in auto’s en/of caravans - bedrijfsmatig laten parkeren van motorvoertuigen niet valt onder de doeleindenomschrijving van de bestemming ‘Auto- en caravanhandel’.
2.9 De voorzieningenrechter volgt verweerder in zijn standpunt. Het bedrijf van eiser is met geen van de van toepassing zijnde bestemmingen in overeenstemming. In tegenstelling tot de geparkeerde bedrijfsvoorraad auto’s van een detailhandel, genereert het bedrijf van eiser aanzienlijk meer verkeersbewegingen, waardoor de ruimtelijke uitstraling van wezenlijk andere aard moet worden geacht. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 juli 2010 treft geen doel, nu in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de uitleg die verweerder geeft aan de (specifieke bestemmingen van de) bestemmingsplannen en voor de voorzieningenrechter vast staat dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
2.10 Voorts heeft eiser betoogd dat verweerder de mogelijkheid heeft om door verlening van een omgevingsvergunning voor afwijken van de bestemmingsplannen over te gaan tot legalisatie, temeer nu de activiteit volgens eiser niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij komt dat het huidige gebruik aanzienlijk doelmatiger is, omdat de gestalde auto’s vanwege de fly-over boven het terrein zeer vuil worden en de locatie daarom feitelijk minder geschikt is als verkoopplaats, aldus eiser.
2.11 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het ‘Parkeerbeleid passagiersparkeren Schiphol’(hierna: het beleid) volgt dat het uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk is om een autostallings- of autoparkeerbedrijf op deze locatie toe te staan. Legalisatie door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning is derhalve niet aan de orde, aldus verweerder. Bovendien hebben de gronden in het op 22 juni 2012 in werking getreden bestemmingsplan ‘Haarlemmermeerse Bos en Groene Weelde’ de bestemming ‘Detailhandel - Volumineus’ gekregen, waarvan de strekking hetzelfde is als de ten tijde van de aanschrijving geldende bestemming ‘Auto- en caravanhandel’. Dat het gebruik van het terrein door eiser het meest doelmatig is, kan derhalve volgens verweerder niet staande worden gehouden.
2.12 Uitgangspunten van het beleid zijn het tegengaan van verrommeling van het buitengebied en extra verkeersbewegingen van een naar de luchthaven, alsmede ervoor te zorgen dat de luchthaven Schiphol op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voor medewerkers en passagiers voorziet.
2.13 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat het bedrijf van eiser zich niet verhoudt met de in het beleid geformuleerde uitgangspunten. Anders dan eiser heeft betoogd, genereert het bedrijf meer verkeersbewegingen in het buitengebied, die daar anders niet zouden plaatsvinden. Daarnaast heeft verweerder in redelijkheid mogen stellen dat het parkeren van grote aantallen auto’s een aanmerkelijke verrommeling van de buitenruimte oplevert. Nu verweerder vanwege strijd met het beleid geen omgevingsvergunning wenst te verlenen, kan van concreet zicht op legalisatie niet worden gesproken. De stelling van eiser dat het gebruik van het terrein door hem het meest doelmatig is, valt niet zonder meer in te zien, temeer nu de bestemming in het nieuwe, recente bestemmingsplan niet is gewijzigd.
2.14 Voor zover door eiser ter zitting een beroep op het gelijkheidsbeginsel is gedaan onder verwijzing naar een vergelijkbare parkeerservice voor passagiers van Schiphol aan de Kruisweg in Rozenburg, faalt dit. Het perceel aan de Kruisweg valt binnen een ander bestemmingsplan, te weten ‘Schiphol’, waarin een expliciete wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve van parkeren voor passagiers van de luchthaven Schiphol. Reeds hierom is geen sprake van rechtens gelijke gevallen.
2.15 Ten aanzien van de overige door eiser aangevoerde gronden volgt de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder zoals verwoord in het verweerschrift.
2.16 Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af en wordt het beroep ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep ongegrond;
3.2 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.