Ter uitvoering van de bevoegdheid, neergelegd in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, heeft de burgemeester het 'Handhavingsbeleid coffeeshops, grow-, smart- en headshops en drugspanden van 24 augustus 2010’ (hierna: het Handhavingsbeleid) vastgesteld. Volgens dit beleid wordt onder drugspand verstaan een woning of lokaal, niet zijnde een coffeeshop, waar middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of lijst II worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Ten aanzien van drugspanden volgt sluiting voor één maand bij de eerste constatering en sluiting voor onbepaalde tijd als het feit voor een tweede maal wordt geconstateerd.
2.3 De burgemeester heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat op 7 juni 2011 een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning aan de [adres]. Daarbij zijn 84 oogstrijpe planten aangetroffen op de zolderetage. Ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal stroom afgetapt, waarbij sprake was van gevaarzetting, namelijk brand- en elektrocutiegevaar. [naam], de voormalige partner van [naam], heeft bekend de kwekerij aldaar te hebben opgezet en gedreven.
Eerder is op 9 juli 2007 op hetzelfde adres een hennepkwekerij aangetroffen van ca. 700 planten waarbij ook sprake was van het illegaal aftappen van stroom. Voorts is op 19 januari 2010 in de woning [adres] ook een hennepkwekerij aangetroffen met 166 planten. [naam] is voor deze beide incidenten in 2007 en 2010 veroordeeld terzake overtreding van de Opiumwet.
2.4 Door verzoekers wordt niet betwist dat er op de zolderetage van hun woning aan de [adres] sprake was van een hennepkwekerij. Eveneens staat vast dat hennep een middel is dat staat op lijst II van de Opiumwet. Verzoekers stellen zich echter op het standpunt dat de burgemeester niet bevoegd was handhavend op te treden op grond van artikel 13b van de Opiumwet omdat er uitsluitend sprake is van het telen van drugs in de woning en niet van verkopen van drugs vanuit de woning. Verzoekers betogen dat het telen van drugs buiten de reikwijdte valt van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
2.5 Uit de verklaringen van buurtbewoners blijkt dat op bepaalde momenten hout, bouwmaterialen, plastic zakken, kratten, flexibele uitrekbare slangen en jerrycans de woning in zijn gebracht en dat de bewoner (verzoeker) plastic zakken vanuit de woning in zijn auto laadde. Voorts hebben zij verklaard dat er regelmatig onbekende personen de woning bezochten. De voorzieningenrechter ziet de activiteiten die zijn waargenomen door de buurtbewoners als verband hebbend met het in bedrijf hebben van de hennepkwekerij. Naar voorlopig oordeel is aan de hand van bovenaangehaalde verklaringen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat drugs werden verkocht vanuit de woning.
2.6 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ook niet ten grondslag gelegd de verkoop van drugs vanuit de woning, doch de enkele aanwezigheid van de hennepkwekerij. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in de woning voldoende is om aan te nemen dat sprake is van handel vanuit de woning, als wordt bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, aldus verweerder. Een hennepkwekerij met een (groot) aantal oogstbare planten, moet als een zodanige handelshoeveelheid worden aangemerkt. Hij stelt zich gelet hierop op het standpunt dat hij bevoegd is handhavend op te treden. Verweerder vindt voor zijn opvatting steun in uitspraken van (de voorzieningenrechter van) de rechtbank Roermond (onder andere de uitspraak van 3 mei 2011 LJN:BQ3816).
2.7 De rechtbank Roermond baseert zijn uitspraak op het oordeel dat in de toevoeging in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet van de woorden “dan wel daartoe aanwezig is” duidelijk en ondubbelzinnig moet worden gelezen dat ook de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs - in casu een wietplantage, met oogstbare planten - in een woning de bevoegdheid verschaft tot sluiting van een woning. Voor het te rade gaan bij de parlementaire geschiedenis ten aanzien van de uitleg van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bestaat in geval de wetstekst duidelijk is, geen ruimte. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van de rechtbank Roermond dat de tekst van de wet voldoende duidelijk is niet. Naar haar oordeel blijkt reeds uit de vele vragen die daarover zijn gesteld bij de behandeling van de wetswijziging dat de tekst van artikel 13b van de Opiumwet voor meerdere uitleg vatbaar is. In dat geval is raadpleging van de wetsgeschiedenis teneinde te bepalen wat de wetgever heeft beoogd, vereist.
2.7.1. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13b van de Opiumwet hebben de verantwoordelijke ministers in antwoord op vragen van de kamerleden het volgende geantwoord:
“Gevraagd door deze leden naar de relatie tussen de voorgestelde wijziging van artikel 13b van de Opiumwet en de bestrijding van illegale wietteelt in woningen, merken wij op dat het voorgestelde artikel niet strekt tot het terugdringen van de illegale teelt. De reden hiervoor is dat bij de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Stb. 2005, nr. 726) een nieuw artikel 97 is ingevoegd in de Woningwet, dat de bevoegdheid bevat om woningen te sluiten wegens illegale wietteelt (Nota naar aanleiding van het verslag, TK 2006-2007, 30 515, nr. 6, p. 2)”.