Ten aanzien van de drie minderjarige kinderen van eiseres
2.11 Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
2.12 Ingevolge artikel 13, aanhef en onder f, van de WWB heeft geen recht op bijstand, degene die jonger is dan 18 jaar.
2.13 Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de WWB kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
2.14 Niet in geschil is dat ten behoeve van de kinderen wegens dringende redenen bijstand moet worden verleend. Verweerder heeft hiertoe reeds bij besluit van 9 november 2011 aan eiseres een bedrag aan bijstand toegekend ten behoeve van haar kinderen, te weten € 263,97 per maand.
2.15 In geschil is in het onderhavige geval de hoogte van het bedrag aan bijstand dat ten behoeve van de kinderen moet worden verleend.
2.16 Voorop stelt de rechtbank dat de motivering in de beslissing op bezwaar, voorzover daarin wordt uitgegaan van een leefeenheid waarvan de kinderen deel uitmaken, waarbij de rechtbank het besluit van verweerder aldus begrijpt dat een huishoudtoets is uitgevoerd, niet op een wettelijke grondslag is gebaseerd. Een dergelijke huishoudtoets gold ten tijde van de aanvraag immers (nog) niet, terwijl bovendien de per 1 januari 2012 ingevoerde huishoudtoets met terugwerkende kracht is afgeschaft. Voor zover verweerder aldus heeft gesteld dat het totale gezinsinkomen in acht moet worden genomen, waarbij het inkomen van de oma moet worden betrokken, alsmede het inkomen van de meerderjarige broer van de kinderen die zelf een WWB-uitkering zou kunnen aanvragen, berust het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
2.17 De rechtbank is voorts met eiseres van oordeel dat een bedrag van € 263,97 per maand aan bijstand voor drie kinderen in het onderhavige geval niet volstaat en overweegt daartoe het volgende.
2.18 Vast staat dat eiseres ten tijde van de aanvraag het ouderlijk gezag en de zorg had over haar drie minderjarige kinderen. Voorts staat vast dat ten tijde van de aanvraag de vader van de kinderen in detentie in Frans Guyana zat en (nog) niet was voorzien in een onderhoudsbijdrage van de vader ten behoeve van de kinderen. Uit het vorenoverwogene volgt dat de kinderen van eiseres ten tijde van de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank niet over andere middelen konden beschikken dan het bedrag van in totaal € 263,97 aan bijstand per maand. Voorts is volgens de rechtbank zonneklaar dat eiseres ten tijde hier van belang met dit bedrag onvoldoende in staat was te voorzien in de kosten van levensonderhoud van haar kinderen zoals, in willekeurige volgorde, woonlasten, ziektekosten, voeding, kleding en andere essentiële en noodzakelijke kosten. Het standpunt van verweerder dat de kinderen slechts recht hebben op een bedrag aan bijstand ter hoogte van het verschil tussen de alleenstaande norm en de alleenstaande oudernorm, ziet eraan voorbij dat de (Nederlandse) alleenstaande ouder eenzelfde basisbedrag ontvangt als een alleenstaande waaruit al voor een groot deel vaste lasten voor wonen, gas, water, licht, ziektekosten, voeding en andere noodzakelijke kosten kunnen worden voldaan en daarboven een extra bedrag ontvangt ten opzichte van een alleenstaande vanwege het hebben van extra kosten voor kinderen. De financiële situatie van de kinderen van eiseres zijn dan ook niet op een lijn te stellen met die van kinderen van een Nederlandse ouder en voor handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel behoeft dan ook niet te worden gevreesd. Het standpunt van verweerder dat, omdat de kinderen met eiseres inwonen bij oma, geen woonlasten hebben kan niet worden gevolgd. Immers, eiseres heeft ter zitting uiteengezet dat zij eigenlijk wel moet bijdragen in bijvoorbeeld de kosten van huur en stadsverwarming, maar dat zij maar in zeer beperkte mate kan, omdat het geld haar nu ontbreekt. Daarbij staat vast dat de moeder van eiseres zelf ook in financiële problemen is geraakt (ook al ten tijde van de aanvraag) en van haar inkomen van
€ 700,- per maand eigenlijk de woonlasten niet kan opbrengen. Zo is de verwarming al eens afgesloten geweest en is inmiddels opnieuw sprake van een grote betalingsachterstand. Dat in de woonlasten voor de kinderen door de oma kan worden voorzien, nog los van de vraag of dit haar verantwoording is, is dan ook feitelijk onjuist. Het standpunt van verweerder dat de minderjarige kinderen van eiseres gratis meeverzekerd zijn tegen ziektekosten, gaat eraan voorbij dat eiseres deze ziektekostenverzekering voor zichzelf thans niet kan betalen wegens gebrek aan geld hiervoor. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de kinderen, waarbij inbegrepen moet worden geacht woonkosten, gas, water, licht, premie voor ziektekostenverzekering, voeding, kleding en andere noodzakelijke en essentiële kosten, eiseres ten behoeve van haar kinderen moet kunnen beschikken over een bijstandsuitkering ter hoogte van de norm van een alleenstaande ouder. De kinderen van eiseres verschillen daarin niet van andere alleenstaande ouder gezinnen, waarvan de ouder wel de Nederlandse nationaliteit heeft.
2.19 De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, zoals bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank zal het bezwaar gegrond verklaren, besluit van 25 januari 2012 herroepen en aan eiseres ten behoeve van haar minderjarige kinderen met ingang van 28 december 2011 een uitkering krachtens de WWB naar de norm van alleenstaande ouder toekennen waarbij in aanmerking wordt genomen dat zij kosten kan delen met haar moeder, [naam].
2.20 Er bestaat voorts aanleiding voor een proceskostenveroordeling in bezwaar en beroep ten aanzien van verweerder, waarbij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in bezwaar 1 punt wordt toegekend voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting en in beroep 1 punt wordt toegekend voor het beroepschrift en 1,5 punt voor het tweemaal bijwonen van een zitting.