ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6550

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
194194 / FA RK 12-2350
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en wijziging van geslachtsnaam in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, ingediend door de vrouw en haar partner. De vrouw is van rechtswege alleen belast met het gezag over de kinderen, die in familierechtelijke betrekking staan tot de man, de andere ouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en haar partner sinds 2008 samenwonen en dat de partner een stabiele factor in het leven van de kinderen is. De vrouw en haar partner hebben verzocht om gezamenlijk gezag, omdat zij de kinderen samen verzorgen en opvoeden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet in het belang van de kinderen is, gezien de moeizame omgang tussen de man en de kinderen en het feit dat de man in het verleden ook om gezamenlijk gezag heeft verzocht, wat was afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot gezamenlijk gezag en de wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen moet worden afgewezen, omdat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van de kinderen verwaarloosd zouden worden. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de huidige situatie, waarbij de vrouw het eenhoofdig gezag heeft, het beste is voor de kinderen. De beslissing is genomen in het openbaar en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
Gezamenlijk gezag ex artikel 1:253t BW
Zaak-/rekestnr.: 194194 / FA RK 12-2350
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 27 november 2012
in de zaak van:
[naam vrouw],
hierna mede te noemen: de vrouw,
en
[naam partner],
hierna mede te noemen: de partner,
beiden wonende te [plaats],
advocaat: mr. L. Laus, kantoorhoudende te Haarlem,
in welke zaak als belanghebbende is aan te merken:
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de man
advocaat: mr. P.H.J. Vinke, kantoorhoudende te Hoofddorp
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 16 juli 2012 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw en de partner;
- het op 31 oktober 2012 ingekomen verweerschrift van de man.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 november 2012 in aanwezigheid van partijen, de vrouw en de partner, bijgestaan door mr. Laus en de man door mr. Vinke.
2 De vaststaande feiten
Uit de overgelegde stukken is het volgende gebleken:
2.1 De vrouw is van rechtswege alleen belast met het gezag de minderjarigen [naam]:
- [naam kind 1], geboren op [datum] 2004 te [plaats];
- [naam kind 2], geboren op [datum] 2005 te [plaats].
De minderjarigen staan in familierechtelijke betrekking tot de man, die de minderjarigen heeft erkend.
2.2 De vrouw en haar partner wonen sinds begin 2008 samen. Zij zijn op [datum] 2010 te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.3 Bij beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2007 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de man en de kinderen vastgelegd en een informatie- en consultatieregeling voor de vrouw opgelegd. Voorts is bij kort geding vonnis van 21 november 2007 de door verweerder gevorderde nakoming van de omgangsregeling toegewezen. Het gerechtshof Amsterdam heeft in appel de zaak aangehouden en de man en de vrouw naar het omganghuis verwezen. Daarna heeft het gerechthof op 19 mei 2009 een omgangsregeling bepaald. Bij vonnis van 31 oktober 2009 heeft de voorzieningenrechter de vordering tot nakoming van de man toegewezen.
2.4 De man heeft voorts verzocht om wijziging van het gezag in die zin dat hij samen met de vrouw gezamenlijk belast is met het gezag. Dit verzoek is bij beschikking van 23 november 2010 door de rechtbank afgewezen.
2.5 De kinderen zijn bij beschikking van 25 mei 2010 door de kinderrechter onder toezicht gesteld.
2.6 Bij beschikking van deze rechtbank van 10 juli 2012 is het recht van de man op omgang met de kinderen geschorst.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de vrouw en de partner strekt ertoe dat zij gezamenlijk met het gezag over voornoemde minderjarigen worden belast.
3.2 Verzoekers voeren daartoe aan dat de partner van de vrouw in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarigen staat. De partner en de vrouw verzorgen samen de kinderen en voeden hen samen op. Hij heeft contact met hulpverlening en is een stabiele factor in hun leven.
Tevens hebben zij gesteld dat de vrouw gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over de minderjarigen belast is geweest en dat zij op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor de minderjarigen hebben gehad.
3.3 Het verzoek is vergezeld van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarigen in de geslachtsnaam van de partner. Ter onderbouwing van het verzoek tot geslachtsnaamswijziging hebben partijen aangevoerd, dat dit in het belang van de kinderen. De kinderen hebben aangegeven dat zij niet de naam van hun vader willen dragen en dat zij daardoor continu geconfronteerd worden met hetgeen in het verleden is gebeurd.
4 Het verweer
De man heeft hiertegen verweer gevoerd. Toewijzing van deze verzoeken betekent dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van de kinderen worden verwaarloosd.
5 Beoordeling van het verzoek
5.1 Op grond van het eerste lid van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het verzoek in het geval dat het kind tevens in familierechterlijke betrekking staat tot een andere ouder slecht toegewezen, indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad, en de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
5.2 Op grond van het derde lid van voornoemd artikel wordt het verzoek afgewezen, indien mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
5.3 Vaststaat dat de kinderen in familierechterlijke betrekking staan tot de man. Dit betekent dat het toetsingskader wordt gevormd door het tweede lid van artikel 1:253t BW. De vrouw heeft altijd het eenhoofdig gezag gehad over de minderjarigen, zodat aan het vereiste van een periode van drie jaren is voldaan. Voorts is niet in geschil dat de vrouw en haar partner ten minste een aaneengesloten periode van drie jaar voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor de kinderen hebben gehad.
5.4 Bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw en haar partner dienen te worden meegewogen de belangen van de andere ouder, maar de belangen van het kind blijven voorop staan. De vrouw en haar partner hebben naar voren gebracht dat zij de feitelijke situatie, dat zij de kinderen verzorgen en de vrouw, samen met haar partner, de beslissingen over de kinderen neemt, in overeenstemming wordt gebracht met de juridische situatie. Daarbij hebben zij aangegeven dat zij het “verdienen” om gezamenlijk met het gezag te worden belast. De rechtbank is van oordeel dat het verkrijgen van een officiële status voor de partner die feitelijk de medeverantwoordelijkheid op zich heeft genomen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen van psychologisch belang kan zijn voor deze en in dit opzicht het belang van de kinderen ten goede kan komen. Anderzijds dienen ook de belangen van de andere ouder niet uit het oog te worden verloren, in die zin dat deze “buiten spel” wordt gezet. Gebleken is dat sinds de vrouw en de man uit elkaar zijn gegaan de omgang moeizaam verloopt en uiteindelijk, in het belang van de kinderen, geschorst is. De man heeft hierin berust, mede omdat er al talrijke procedures zijn gevoerd over de kinderen.
De man heeft tevens in het verleden om het gezamenlijk gezag verzocht, welke is afgewezen. Indien het verzoek van de vrouw en haar partner worden toegewezen, zal de man nog meer van zijn kinderen verwijderd worden dan thans al het geval is. Er is immers geen relatie meer tussen de kinderen en de man in de zin van omgang en een verzoek tot gezamenlijk gezag zal weinig kans van slagen hebben gelet op de verhoudingen tussen partijen. De rechtbank acht dit niet in het belang van de kinderen. Deze zijn het meest gebaat bij het voortduren van de situatie waarbij hun moeder het eenhoofdig gezag bekleedt en derhalve de beslissingen over hen kan nemen. De rechtbank zal derhalve het verzoek afwijzen.
5.5 Nu het verzoek van de vrouw en haar partner om het gezamenlijk gezag wordt afgewezen, wordt eveneens het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen eveneens afgewezen.
6 Beslissing:
De rechtbank:
6.1 wijst af de verzoeken van de vrouw en haar partner.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.A. Onderwater, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 november 2012, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lee als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.