proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
23 oktober 2012 in de zaak tussen
[naam verzoekster], te [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink),
de algemeen directeur van het Centraal bureau rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp).
Bij besluit van 10 mei 2012 (het eerste primaire besluit) heeft verweerder verzoekster medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een verklaring van geschiktheid, omdat verweerder van mening is dat verzoekster ongeschikt is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A,B,C, nu bij haar sprake is van een psychotische episode, minder dan twee jaar recidiefvrij.
Bij besluit van 25 mei 2012 (het tweede primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoekster ongeldig verklaard per 1 juni 2012.
Verzoekster heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nr. 12/4634. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter voorts verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder nr. 12/4633.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2012. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit van 14 september 2012 tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het beroep met reg. nr. 12/4634;
- draagt verweerder op om verzoekster een herkeuring te laten ondergaan;
- draagt verweerder op de kosten van deze herkeuring voor zijn rekening te nemen;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,--, te betalen aan verzoekster;
- gelast verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 156,-- aan haar te vergoeden.
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster heeft onder meer aangevoerd dat verweerder ten onrechte uitsluitend toepassing heeft gegeven aan paragraaf 8.2.1. van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) en paragraaf 8.1 van de Regeling buiten toepassing heeft gelaten. Dit is volgens verzoekster onzorgvuldig, omdat verweerder hierdoor niet gekeken heeft naar de bijzonderheden, de oorzaak en de ernst van verzoeksters ziekte.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat beoordeling van de onder 2. opgenomen rechtsvraag, gelet op het principiële karakter hiervan, de reikwijdte van de voorlopigevoorzieningprocedure overstijgt. Bedoelde rechtsvraag zal in de beroepsprocedure moeten worden beoordeeld. Het beroep met reg. nr. 12/4634 zal dan ook worden doorverwezen naar een meervoudige kamer.
4. In de uitspraak van 29 juni 2012 (reg. nr. 12/2585) heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:
“De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de rapportage van de keurend psychiater ook overigens onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en derhalve niet door verweerder kon worden gevolgd. Zo schrijft de keurend psychiater onder 2 (anamnese) over verzoekster: ‘Betrokkene vertelt dat ze begin 2010 een manische periode heeft gehad (….) Daarop is ze psychotisch gedecompenseerd en voor 3 weken opgenomen bij GGZ [naam]. (……..) Betrokkene is na haar opname in 2010 ambulant behandeld bij GGZ [naam] en de symptomen waren na het starten van de medicatie in remissie. De behandeling aldaar is november 2011 gestopt omdat er al meer dan een jaar geen klachten waren. Betrokkene gebruikt al meer dan 1 jaar geen medicatie meer’.
Onder 5 (psychiatrische diagnose en conclusie) concludeert de keurend psychiater
‘Uit de anamnese komt naar voren dat betrokkene in 2010 een psychose heeft doorgemaakt waarvan ze volledig is hersteld met behulp van een kortdurende opname, medicatiegebruik en ambulante vervolgbehandeling. De psychose is sinds november 2010 in remissie (…). Beschouwend kan er naar mijn mening gesteld worden dat er geen sprake is van een recidiefvrije periode van 2 of meer jaren mbt de psychotische stoornis…’
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt de conclusie van de keurend psychiater, dat de psychose sinds november 2010 in remissie is, niet uit de eerdere anamnese. Hierin wordt immers vermeld dat de symptomen (van de psychose) reeds ‘na het starten van de medicatie’ in remissie waren. De keurend psychiater heeft ten onrechte niet dat moment, doch het moment waarop verzoekster geheel met medicatie gestopt was en weer aan het werk is gegaan als peildatum voor aanvang van de tweejarentermijn genomen. Verweerder heeft ter zitting erkend dat het moment waarop de psychose in remissie is, bepalend is als peildatum voor de tweejarentermijn. Wanneer de behandelend psychiater verklaart dat de psychose bij verzoekster eerder in remissie was dan per november 2010, gaat de recidiefvrije periode van twee jaar ook eerder in en zal deze ook eerder zijn afgelopen, zo is ter zitting verklaard.”
5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om de keurend psychiater om opheldering te vragen. Het einde van de recidiefvrije periode heeft verweerder onder verwijzing naar het oude rapport gehandhaafd op november 2012.
6. Ter zitting heeft verzoekster onder meer verklaard dat zij na ontslag uit de kliniek op 25 juni 2010 geen medicatie meer heeft gebruikt. Hiertoe heeft zij verwezen naar een e-mail van haar behandelend psychiater van 13 juli 2012.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, had het op de weg van verweerder gelegen om de ingangsdatum van de recidiefvrije periode nader te onderzoeken en te verduidelijken. Zo had de keurend psychiater van verweerder verzoekster opnieuw kunnen oproepen of zij had contact op kunnen nemen met de behandelend psychiater van verzoekster. Verweerder heeft echter nagelaten de keurend psychiater in te schakelen. Dit zal alsnog moeten gebeuren. Vanwege deze onzorgvuldigheid zal de voorzieningenrechter -al is de recidiefvrije periode ook in de visie van verweerder bijna voltooid -verweerder opdragen om verzoekster alsnog opnieuw te keuren in het kader van de Eigen Verklaring procedure. De voorzieningenrechter acht het, gelet op het voorgaande, aangewezen dat verweerder ook de kosten van deze herkeuring voor zijn rekening neemt. Naar aanleiding van deze herkeuring zal moeten worden beoordeeld of verzoekster in aanmerking komt voor een verklaring van geschiktheid.
8. Op grond van het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit te schorsen tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het beroep met reg. nr. 12/4634.
9. Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. De proceskosten worden aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op € 874,-- (een punt voor het indienen van het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
10. Tot slot zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten het door verzoekster betaalde griffierecht tot een bedrag van € 156,-- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.