ECLI:NL:RBHAA:2012:BY8811

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/4810
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 12 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb). Verzoeker had op 20 september 2012 een aanvraag ingediend voor een uitkering, welke door verweerder was afgewezen omdat verzoeker niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. Na bezwaar gemaakt te hebben op 22 oktober 2012, vroeg verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 november 2012, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd duidelijk dat de bewijsstukken die verzoeker had overgelegd onvoldoende waren om zijn recht op bijstand vast te stellen. Verzoeker had in het verleden een restaurant in Nederland, maar was in 2006 naar Egypte teruggekeerd. Hij had daar een appartement geërfd, maar dit was in een voorlopige verkoopovereenkomst aan zijn zus verkocht. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onverwijlde spoed was, gezien de betrokken belangen, en besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het primaire besluit werd geschorst vanaf 22 oktober 2012 tot een week na de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder opgedragen om verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm. De proceskosten werden op € 874,-- vastgesteld, te betalen aan de griffier, en het door verzoeker betaalde griffierecht van € 42,-- moest worden vergoed. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4810
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
12 november 2012 in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. C.H. Hoetmer),
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder
(gemachtigde: R.C. de Vos).
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoeker niet alle gevraagde gegevens aan verweerder heeft verstrekt.
Verzoeker heeft op 22 oktober 2012 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts op diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het primaire besluit van 20 september 2012 per 22 oktober 2012 tot een week na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op om vanaf 22 oktober 2012 aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- gelast verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 42,-- aan hem te vergoeden.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoeker heeft in het verleden langdurig in Nederland een restaurant gehad. In 2006 is verzoeker vanwege een samenloop van omstandigheden in de privésfeer overhaast naar Egypte teruggekeerd. Als gevolg hiervan is zijn restaurant failliet verklaard. Verzoeker is inmiddels gescheiden. In juli 2012 is verzoeker naar Nederland teruggekeerd omdat hij zijn kinderen (18 en 20 jaar) wilde zien. Verzoeker ziet zijn kinderen nu, maar heeft geen geld om hun iets te geven.
3. In Egypte heeft verzoeker verbleven bij zijn zus die getrouwd is met een man die een goed inkomen heeft. Verzoeker was in Egypte onder behandeling van een psychiater. Een verklaring van de behandelaar is overgelegd. Hij gebruikt nu geen medicatie meer.
4. In Egypte was verzoeker eigenaar van een appartement/woning die hij in 1996 heeft geërfd van zijn vader. Op 9 augustus 2012 heeft hij aan de klantmanager verklaard dat hij dit appartement/deze woning voor ongeveer € 3000,-- heeft verkocht aan zijn zus in Egypte. In een later overgelegde verkoopakte staat het verkoopbedrag van 28.000 Egyptische ponden vermeld (thans een kleine € 4000,--). Het gaat om een voorlopig koopcontract. Voormeld bedrag is contant voldaan, hetgeen in Egypte niet ongebruikelijk is. Dit geld is gebruikt voor verzoekers levensonderhoud in Egypte, zo stelt hij. Verzoeker heeft van voormelde verkoop niet meer stukken overgelegd. Voorts heeft verzoeker via zijn familie verkregen afschriften overgelegd van zijn Egyptische bankrekening. Verzoekers zus heeft zijn reis naar Nederland betaald.
5. Verzoeker heeft inmiddels schulden bij de ziektekostenverzekeraar. Ook heeft hij een huurschuld. Hier zijn echter geen bewijzen van. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij zijn kamer ‘binnensluipt’. Verzoeker heeft van een vriend in [plaatsnaam] € 1.280,-- geleend. Hiervan is nog € 15,-- over. Daarnaast heeft verzoeker nog een schuld van ruim
€ 6000,--.
6. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de hoorzitting in het kader van het bezwaar niet eerder zal plaatsvinden dan op 6 december 2012. Voorts heeft verweerder ter zitting verklaard dat verzoeker te weinig stukken heeft aangeleverd. Hierdoor kan verweerder verzoekers recht op bijstand niet vaststellen.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bewijsstukken die verzoeker heeft overgelegd wel wat ‘mager’ zijn. Onduidelijk is echter gebleven hoe verzoeker meer objectieve en/of verifieerbare gegevens zou kunnen verstrekken.
8. Bij de stand van zaken zoals hiervoor weergegeven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter zal dan ook het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en het primaire besluit schorsen vanaf 22 oktober 2012 tot een week na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar. Voorst zal de voorzieningenrechter verweerder opdragen om vanaf 22 oktober 2012 aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm.
9. Vervolgens bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder. De proceskosten bedragen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in totaal € 874,-- (een punt voor het verzoekschrift voorlopige voorziening, een punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor één). Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. Omdat ten behoeve van verzoeker een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
10. Tot slot zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten het door verzoeker betaalde griffierecht van € 42,-- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.