ECLI:NL:RBHAA:2012:BZ2155

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
15/740292-12 en 15/700648-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van diefstal en opzetheling met deels vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander een inbraak heeft gepleegd in een bedrijfspand, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid geld is ontvreemd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot inbraak, waarvan één in een woning terwijl de bewoners aanwezig waren. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat hij geen wetenschap had van de herkomst van de goederen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn van de gestolen goederen die in zijn woning werden aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het eerdere mislukt reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft echter ook een aantal tenlasteleggingen vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de gevolgen van recidive voor de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740292-12 en 15/700648-11 (tul)
Uitspraakdatum: 3 december 2012
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te Hoorn,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Vos en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 april 2012 tot en met 24 juni 2012 te Uitgeest en/of Heemskerk en/of Krommenie en/of Overveen en/of Haarlem en/of Beverwijk (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (al dan niet in de voor de nachtrust bestemde tijd) (telkens) heeft weggenomen een of meerdere (goed)eren van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- (zaak 2)
op het adres [adres 1] te Uitgeest weggenomen een kluisje met inhoud en/of een of meerdere hoeslakens en/of sieraden en/of muntgeld en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1]; en/of
- (zaak 3)
op het adres [adres 2] te Heemskerk weggenomen een of meerdere laptop(s) en/of sieraden en/of een hoeveelheid geld en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2a] en/of het [benadeelde partij 2b]; en/of
- (zaak 6)
op het adres [adres 3] te Krommenie weggenomen een fototas en/of een of meerdere fotocamera('s) en/of een of meerdere fotolenzen en/of een broche en/of een hoeveelheid geld en/of een balansbord en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3]; en/of
- (zaak 8)
op het adres [adres 4] te Overveen weggenomen een laptop en/of een Ipad en/of twee Ipods en/of een hoeveelheid geld en/of meerdere gouden munten en/of meerdere horloges en/of sieraden en/of parfum en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4a] en [benadeelde partij 4b]; en/of
- (zaak 15)
op het adres [adres 5] te Haarlem weggenomen een (grote) hoeveelheid geld (te weten ongeveer 3570 euro) en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5a] en/of [benadeelde partij 5b]; en/of
- (zaak 16)
op het adres [adres 6] te Beverwijk weggenomen een kluis (met daarin onder meer meerdere bankpasjes (waaronder een Rabobankpas met rekeningnummer [nummer]) en/of een Eurocross Assistance verzekeringspas en/of meerdere gouden ringen en/of een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6];
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 27 juni 2012 te Amsterdam en/of Krommenie en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een externe harde schijf (merk Iomega) (zaak 4) en/of
- een fototas en/of een spiegelreflex camera (merk Nikon) en/of meerdere lenzen (merk Nikon) en/of een batterij en/of een balansbord (zaak 6) en/of
- een bromfiets (merk Piaggio met chassisnummer [chassisnummer]) (zaak 11) en/of
- een (sieraden)kistje (met daarin diverse sieraden en/of andere goederen) en/of een rode portemonnee en/of diverse sieraden en/of een vliegticket op naam van [naam ] en/of meerdere simkaarten en/of een haarklem en/of een horloge (zaak 17)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn/mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en) of had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2012 tot en met 19 mei 2012 te IJmuiden en/of Santpoort-Noord en/of Heemskerk, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (al dan niet in de voor de nachtust bestemde tijd), een of meerdere goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- (zaak 1) op het adres [adres 7] te IJmuiden getracht een voordeur van een bar/dancing open te breken waardoor schade is ontstaan aan de voordeur en deurpost; en/of
- (zaak 7) op het adres [adres 8] te Santpoort-Noord getracht een keukendeur en/of raam van een woning open te breken waardoor schade is ontstaan aan de keukendeur en/of het raam; en/of
- (zaak 9) op het adres [adres 9] te Heemskerk een voordeur opengebroken waardoor schade is ontstaan aan de deur;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op of omstreeks 18 juni 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf de Rabobankrekening van [benadeelde partij 6] met rekeningnummer [nummer]) heeft weggenomen een geldbedrag van 550 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of diens mededader(s) middels een wederrechtelijk weggenomen pinpas met bijbehorende pincode van voornoemde rekening 550 euro opgenomen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten aanzien van zaak 16 ten laste gelegde feit en het onder 2 ten aanzien van zaak 7 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 (behalve zaak 16), 2 (behalve zaak 7) en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2. Vrijspraken
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten aanzien van de zaken 2, 3, 6 (enkel vrijspraak van de diefstal), 8 en 16, onder 2 ten aanzien van zaak 7 en onder 3 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
ten aanzien van de zaken 2, 3, 7, 8 en 16
Uit de zaaksdossiers 2, 3, 7, 8 en 16 blijkt dat de auto waarvan verdachte (mede) gebruik maakte (de BMW en later de Audi), op enig moment in de periode waarin de inbraken blijkens de aangiften hebben plaatsgevonden, in de directe omgeving is geweest van de woningen waar is ingebroken. Blijkens de aangiften hebben deze inbraken echter steeds plaatsgevonden in een periode die meerdere uren dan wel dagen bestreek, zodat het exacte tijdstip van de inbraken niet voldoende concreet aan de bakengegevens kan worden gekoppeld en niet kan worden uitgesloten dat de inbraak heeft plaatsgevonden op een ander tijdstip dan het tijdstip waarop de auto in de omgeving van de woningen was. Tevens blijkt uit de bakengegevens dat de auto onderweg meerdere keren stopte, waardoor niet kan worden uitgesloten dat er mensen in of uit de auto zijn gestapt, terwijl evenmin in alle gevallen vaststaat dat verdachte op dat specifieke moment ook daadwerkelijk in de betreffende auto heeft gezeten. Daarbij komt nog dat directe bewijsmiddelen voor de aanwezigheid van verdachte in de betreffende woningen ontbreken, waarbij de rechtbank tevens meeweegt dat er ook geen goederen uit deze woningen bij verdachte zijn aangetroffen. Gelet op het vorenstaande laten de bewijsmiddelen de mogelijkheid open dat een ander dan verdachte de inbraken dan wel de poging daartoe, heeft gepleegd. Wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs om met zekerheid vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die heeft ingebroken, zal de rechtbank verdachte van de hierboven genoemde zaken vrijspreken.
ten aanzien van zaak 6
In de woning van verdachte is een aantal goederen, afkomstig uit de woning waar is ingebroken, aangetroffen. Naast deze aangetroffen goederen, bevindt zich slechts een proces-verbaal van bevindingen in het dossier waaruit volgt dat een verbalisant de auto van verdachte met daarin twee allochtone jongens rond het tijdstip van de inbraak in de omgeving van de betreffende woning heeft zien rijden. Verdachte heeft echter verklaard dat hij zijn auto regelmatig uitleende, zodat niet kan worden uitgesloten dat verdachte zijn auto heeft uitgeleend aan anderen, die na afloop van een inbraak een aantal van de gestolen goederen aan verdachte hebben gegeven. Wegens het ontbreken van enig ander bewijs aan de hand waarvan de directe betrokkenheid van verdachte bij deze inbraak kan worden vastgesteld, dient verdachte van deze diefstal te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 3 (zaak 16) ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat het enige bewijs van betrokkenheid van verdachte bij dit feit is dat het signalement van de persoon die heeft gepind met de gestolen pinpas overeenkomsten vertoont met het signalement van verdachte. Nu het gezicht van de pinnende persoon echter niet herkenbaar is en er ook geen ander bewijsmateriaal in het dossier zit waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit kan worden afgeleid, blijft ook in dit geval de mogelijkheid open dat een ander dan verdachte degene is geweest die heeft gepind, zodat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
3.3. Verweer m.b.t. rechtmatigheid en betrouwbaarheid van bewijs
Rechtmatigheid opsporing
De raadsman heeft zich aangesloten bij het verweer van de raadsman van de medeverdachte [O.] dat de resultaten van de peilbakens en de cameraobservaties dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat er onvoldoende redelijk vermoeden van schuld was om tot de inzet van deze opsporingsmethoden over te gaan. Volgens de raadsman vermeldde het proces-verbaal bij de aanvraag voor de inzet van deze opsporingsmethoden enkel de CIE-informatie en geen concrete gegevens dat de in deze informatie genoemde personen [verdachte], [O.] en [B.] betroffen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, bevat het proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige observatie (methodiekendossier, pagina's 67-69) naast de CIE-informatie van 27 februari 2012 ook de namen, de geboortedata en de adressen van [verdachte], [O.] en [B.] en de tenaamstelling van de personenauto, welke gegevens uit het naar aanleiding van de CIE-informatie ingestelde onderzoek naar voren zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat deze informatie een voldoende concrete onderbouwing is om tot afgifte van het bevel tot de inzet van de genoemde opsporingsmethoden over te kunnen gaan. De rechtbank ziet derhalve geen reden om de resultaten van de inzet van de peilbakens en de cameraobservaties uit te sluiten van het bewijs.
Betrouwbaarheid herkenning
De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenningen van verdachte op de beelden die gemaakt zijn van onder andere de trapopgang naar [woonadres] te Assendelft, zijnde de woning van [O.] en [B.], niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat sommige verbalisanten verdachte niet kunnen hebben herkend omdat zij verdachte niet in persoon hebben ontmoet en, met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Roermond d.d. 18 juli 2012 (LJN BX1775), dat de verbalisanten verdachte pas in een laat stadium in het onderzoek hebben herkend waardoor getwijfeld kan worden aan de objectiviteit van de herkenning. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning door de verbalisanten niet voldoende specifiek is.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Voor een herkenning is niet noodzakelijk dat de verbalisanten verdachte in persoon op voorhand hebben gezien, nu een herkenning ook kan geschieden aan de hand van een of meerdere foto's van verdachte. De rechtbank heeft, mede gelet op het feit dat het bewegende camerabeelden betreffen over een langere periode, geen reden te twijfelen aan de juistheid en een voldoende mate van de objectiviteit van de herkenning door de verbalisanten, temeer nu verdachte ter terechtzitting ook niet heeft ontkend dat hij is te zien op de camerabeelden en [B.], de zus van verdachte tevens de bewoonster van [woonadres zus verdachte] te Assendelft alwaar de camera stond opgesteld, heeft verklaard dat [verdachte] een paar keer per week bij haar thuis kwam, zowel overdag als in de avonduren. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de herkenning.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden1
Ten aanzien van feit 1
Zaak 15
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten aanzien van zaak 15 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2012 afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5a] mede namens [benadeelde partij 5b] d.d. 24 juni 2012 (zaaksdossier 15, pagina's 135-137);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal herkenning d.d. 13 juli 2012 (zaaksdossier 15, pagina's 163-164).
Zaak 4 (heling)
Bij doorzoeking van het adres [verblijfadres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning waar [verdachte] met zijn ouders en een van zijn zusjes verbleef, op 27 juni 2012 is onder andere een externe harde schijf van het merk Iomega aangetroffen. De harde schijf werd aangetroffen in de schuur behorende bij de woning. Uit onderzoek naar deze harde schijf is gebleken dat hierop een map met de naam "[(bedrijfs)naam]" en een map met de naam "privé" stond. In de laatstgenoemde map stond een adres opgeslagen van [naam slachtoffer 1], [adres] te Amsterdam.2 [naam slachtoffer 1] bleek op 3 januari 2011 aangifte te hebben gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres] te Amsterdam,3 waarbij een externe harde schijf was weggenomen met daarop privébestanden en werkgerelateerde gegevens van het bedrijf "[(bedrijfs)naam]".4
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van deze zaak moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen wetenschap had van het voorwerp in de schuur van de woning en dat hij ook niet wist dan wel moest vermoeden dat het voorwerp van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Gelet op het feit dat het voorwerp in de schuur, behorende bij de woning waar verdachte verbleef, is aangetroffen te midden van andere goederen die van verschillende inbraken afkomstig zijn, verdachte geen verklaring heeft willen afleggen over de herkomst van het voorwerp en verdachte bovendien heeft verklaard dat zijn ouders en zijn jongere zusje niets met gestolen goederen te maken hebben5, acht de rechtbank het zo onwaarschijnlijk dat verdachte niet van de aanwezigheid van dit voorwerp in de schuur heeft geweten dat deze stelling van (de raadsman van) verdachte terzijde kan worden geschoven. Gezien het vorenstaande is de rechtbank bovendien van oordeel dat het ontkennen dan wel zwijgen van verdachte over de herkomst van het goed enkel is bedoeld om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte wel degelijk wist dat het een gestolen goed betrof. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat dit voorwerp van diefstal afkomstig is.
Zaak 6 (heling)
Bij doorzoeking van het adres [verblijfadres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning waar [verdachte] met zijn ouders en een van zijn zusjes verbleef, op 27 juni 2012 zijn onder andere een fototas met daarin een spiegelreflexcamera van het merk Nikon met bijbehorende lenzen en een batterijgrip en een Wii balansboard aangetroffen. De moeder van [verdachte] had deze goederen nog nooit in de woning gezien. Uit onderzoek naar het geheugenkaartje dat zich in de camera bevond, is gebleken dat daar foto's op stonden van diverse paarden en maneges welke waren voorzien van de naam "[benadeelde partij 3]".6 [benadeelde partij 3] blijkt op 5 juni 2012 aangifte te hebben gedaan van een inbraak in haar woning, waarbij onder meer diverse fotocamera's van het merk Nikon, een aantal lenzen, een batterijgrip en een Wii balansboard zijn weggenomen.7
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van deze zaak moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen wetenschap had van de voorwerpen in de woning en dat hij ook niet wist dan wel moest vermoeden dat deze voorwerpen van misdrijf afkomstig waren.
Gelet op het feit dat het voorwerp in de woning waar verdachte verbleef, is aangetroffen te midden van andere goederen die van verschillende inbraken afkomstig zijn, verdachte geen verklaring heeft willen afleggen over de herkomst van het voorwerp en verdachte bovendien heeft verklaard dat zijn ouders en zijn jongere zusje niets met gestolen goederen te maken hebben8, acht de rechtbank het zo onwaarschijnlijk dat verdachte niet van de aanwezigheid van dit voorwerp in de woning heeft geweten dat deze stelling van (de raadsman van) verdachte terzijde kan worden geschoven. Gezien het vorenstaande is de rechtbank bovendien van oordeel dat het ontkennen dan wel zwijgen van verdachte over de herkomst van het goed enkel is bedoeld om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte wel degelijk wist dat het een gestolen goed betrof. De rechtbank weegt hierbij mee dat de auto van verdachte rond het tijdstip van de inbraak is gesignaleerd in de omgeving van de woning waar is ingebroken9. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat dit voorwerp van diefstal afkomstig is.
Zaak 11(heling)
Bij doorzoeking van het adres [verblijfadres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning waar [verdachte] met zijn ouders en een van zijn zusjes verbleef, op 27 juni 2012 is onder andere in de schuur behorende bij de woning een roodkleurige bromfiets van het merk Piaggio aangetroffen, welke gestolen bleek te zijn.10 Op 19 augustus 2011 is onder nummer [aangiftenummer] aangifte gedaan van de diefstal van een roodkleurige bromfiets van het merk Piaggio met chassisnummer [chassisnummer].11
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de mededeling van de verbalisant dat de in de schuur aangetroffen bromfiets de bromfiets betreft waarvan aangifte is gedaan onder het vermelde nummer12, het niet anders kan dan dat de verbalisant het chassisnummer van de aangetroffen bromfiets heeft vergeleken met het chassisnummer uit de door hem genoemde aangifte. De rechtbank concludeert derhalve dat de bromfiets die is aangetroffen in de schuur de gestolen Piaggio betreft waarvan op 19 augustus 2011 aangifte is gedaan.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar wist dat de bromfiets door Ali, de zwager van de eigenaar van de bromfiets, in de schuur was gestald, maar niet dat door de eigenaar aangifte van diefstal was gedaan. Wegens gebrek aan wetenschap dat de bromfiets van diefstal afkomstig was, dient verdachte te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting geen verklaring heeft willen afleggen over de herkomst van de gestolen bromfiets. De rechtbank is van oordeel dat het zwijgen van verdachte over de herkomst van het goed enkel is bedoeld om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte wel degelijk wist dat het een gestolen goed betrof. De mededeling van de raadsman dat verdachte wist dat een persoon genaamd "Ali" deze bromfiets in de schuur had gestald, schuift de rechtbank terzijde nu de raadsman hiervan pas mededeling doet ter terechtzitting en het geen verklaring van verdachte zelf betreft. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte wist dat de bromfiets van diefstal afkomstig was.
Wegens het ontbreken van een voldoende onderbouwing van de noodzaak tot het horen van de getuige genaamd "Ali", wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek tot het horen van deze getuige af.
Zaak 17 (heling)
Op 23 maart 2011 heeft [naam slachtoffer 2] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning die tussen 23 februari 2011 en 12 maart 2011 heeft plaatsgevonden, waarbij onder meer sieraden en horloges zijn weggenomen.13 Bij doorzoeking van het adres [verblijfadres verdachte] te Amsterdam, zijnde de woning waar [verdachte] met zijn ouders en een van zijn zusjes verbleef, op 27 juni 2012 zijn onder andere in de schuur behorende bij de woning de volgende goederen aangetroffen: een sieradenkistje met daarin diverse sieraden, een rode portemonnee, diverse sieraden, een vliegticket op naam van [naam ], meerdere simkaarten, een haarspeld en een horloge.14 In het aangetroffen sieradenkistje bevond zich een visitekaartje op naam van [naam dochter]. Dat bleek de dochter van [naam slachtoffer 2] te zijn. De dochter van [naam slachtoffer 2] had ook een soortgelijk sieradenkistje en woonde ten tijde van de inbraak bij aangeefster.15 [naam], op wiens naam het bij verdachte aangetroffen vliegticket stond, betreft een vriend van [naam slachtoffer 2] die al jaren bij haar woont.16 [naam slachtoffer 2] heeft ook de inhoud van de sms-berichten die stonden op de bij verdachte aangetroffen simkaarten, herkend. [naam slachtoffer 2] herkende van de bij verdachte aangetroffen voorwerpen verder diverse sieraden, een horloge met een zwarte band, een rode portemonnee en een haarspeld als haar eigendommen.17
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van deze zaak moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen wetenschap had van de goederen in de bij woning behorende schuur en dat hij ook niet wist dan wel moest vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Gelet op het feit dat de goederen in de woning en de schuur zijn aangetroffen te midden van andere goederen die van verschillende inbraken afkomstig zijn, verdachte geen verklaring heeft willen afleggen over de herkomst van de goederen en verdachte bovendien heeft verklaard dat zijn ouders en zijn jongere zusje niets met gestolen goederen te maken hebben18, acht de rechtbank het zo onwaarschijnlijk dat verdachte niet van de aanwezigheid van deze goederen in de woning dan wel schuur heeft geweten dat deze stelling van (de raadsman van) verdachte terzijde kan worden geschoven. Gezien het vorenstaande is de rechtbank bovendien van oordeel dat het ontkennen dan wel zwijgen van verdachte over de herkomst van de goederen enkel is bedoeld om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte wel degelijk wist dat het gestolen goederen betrof.
Ten aanzien van feit 2
Zaak 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten aanzien van zaak 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2012 afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 10], eigenaresse van de [locatie 10], d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 44-45).
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 47-48);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 51-52);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 5-9);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 63-64);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2012 (zaaksdossier 1, pagina's 116-118).
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij heeft geprobeerd bij de [locatie 10] in te breken, maar heeft verklaard dat hij dat alleen heeft gedaan. De rechtbank gaat aan dit laatste voorbij nu twee getuigen drie personen hebben gezien waarvan er twee tegen de deur van de [locatie 10] trapten. Deze drie manspersonen liepen vervolgens gezamenlijk weg en zijn ook korte tijd later alle drie in een auto met inbrekersgereedschap aangetroffen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee anderen een poging heeft gedaan bij de [locatie 10] te IJmuiden in te breken.
Zaak 9
[benadeelde partij 9] bevond zich op 19 mei 2012 in zijn woning aan de [adres 9] te Heemskerk. [benadeelde partij 9] lag samen met zijn vriendin in bed. [benadeelde partij 9] was op een gegeven moment wakker geworden, naar het toilet gegaan en hoorde toen hij terugkwam in zijn slaapkamer een geluid. Daarop hoorde de vriendin van [benadeelde partij 9] stemmen. Vervolgens ging de deur van de slaapkamer open en zag [benadeelde partij 9] een man. Deze man was ongeveer 1.70 meter lang, had kort haar en was donker gekleed. [benadeelde partij 9] is uit bed gesprongen en er achteraan gegaan. Er werd op dreigende toon tegen [benadeelde partij 9] gezegd: "we zullen jullie eens even ... ". Toen [benadeelde partij 9] achter de man aan ging, zag hij dat er twee mannen waren. Beide mannen renden de trap af en gingen via de voordeur naar buiten. De poort van de achtertuin bleek opengebroken te zijn en er is getracht een raam open te krijgen. Voorts bleek de hele voordeur vernield en opengebroken te zijn. Een en ander vond plaats omstreeks 22.40 uur die avond.19
Uit analyse van het geplaatste baken onder de personenauto van het merk Audi voorzien van kenteken [kentekennummer], op naam van [verdachte], welke wordt gebruikt door [O.] (hierna: de Audi) en de camerabeelden gemaakt van de trapopgang van het adres [woonadres zus verdachte] te Assendelft is het volgende gebleken.
Op 19 mei 2012 om 21.47 uur verlaten twee personen kort na elkaar het [woonadres zus verdachte] te Assendelft. Deze personen worden door de verbalisanten herkend als [verdachte] en [O.]. Om 21.48 uur vertrekt de Audi vanaf het [woonadres zus verdachte] te Assendelft en gaat richting Heemskerk. Om 21.59 uur komt de Audi aan op De Velst te Heemskerk. De Velst bevindt zich op korte afstand van de [adres 9] te Heemskerk. Om 22.41 uur verlaat de Audi De Velst te Heemskerk en vertrekt naar Amsterdam waar deze zich op verschillende locaties ophoudt. Op 20 mei 2012 om 00.51 uur vertrekt de Audi naar Assendelft waar deze om 01.05 uur aankomt op het [woonadres zus verdachte]. Om 01.06 uur komen twee personen aanlopen op het [woonadres zus verdachte]. Deze twee personen zijn herkend als [verdachte] en [O.].20
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van deze zaak moet worden vrijgesproken omdat de camerabeelden waarop is te zien dat verdachte het [woonadres zus verdachte] te Assendelft verlaat, onvoldoende is om te concluderen dat hij ook in de Audi is gestapt en naar Heemskerk is gereden.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen het moment waarop [verdachte] en [O.] samen het [woonadres zus verdachte] verlaten (21.47u.) en het moment waarop de Audi zich verplaatst (21.48u.) - gecombineerd met het vergelijkbare zeer korte tijdsverloop tussen het moment waarop de Audi op het [woonadres zus verdachte] terug komt en het moment waarop [verdachte] en [O.] samen weer in beeld komen kan het niet anders dan dat [verdachte] en [O.] zich die avond verplaatst hebben in de Audi. Nu de Audi voorafgaand aan de inbraak enkel Heemskerk aan doet en [verdachte] en [O.] gezamenlijk vertrekken en terugkomen, acht de rechtbank het evenmin waarschijnlijk dat [verdachte] op enig moment elders dan in Heemskerk uit de auto is gestapt. Gelet op het feit dat aangever [benadeelde partij 9] aangeeft dat de twee personen omstreeks 22.40 uur in zijn woning waren, terwijl de Audi om 22.41 uur vanuit Heemskerk vertrekt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de twee mannen in de woning van aangever [verdachte] en [O.] zijn geweest.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 (zaken 4, 6, 11, 15 en 17) en 2 (zaken 1 en 9) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 24 juni 2012 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen van hun gading, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededader
- (zaak 15)
op het adres [adres 5] te Haarlem weggenomen een grote hoeveelheid geld te weten ongeveer 3570 euro, toebehorende aan [benadeelde partij 5a] en/of [benadeelde partij 5b];
en
hij op 27 juni 2012 te Amsterdam,
- een externe harde schijf merk Iomega (zaak 4) en
- een fototas, een spiegelreflex camera merk Nikon, meerdere lenzen merk Nikon, een batterijgrip en een balansboard (zaak 6) en
- een bromfiets, merk Piaggio met chassisnummer [chassisnummer] (zaak 11) en
- een sieradenkistje met daarin diverse sieraden en andere goederen, een rode portemonnee, diverse sieraden, een vliegticket op naam van [naam ], meerdere simkaarten, een haarklem en een horloge (zaak 17)
voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
feit 2
hij op 16 april 2012 en 19 mei 2012 te IJmuiden en te Heemskerk, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, in de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meerdere goed(eren) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van braak, immers heeft verdachte
- (zaak 1) op het adres [adres 7] te IJmuiden samen met zijn mededaders getracht een voordeur van een bar/dancing open te breken waardoor schade is ontstaan aan de voordeur en deurpost en
- (zaak 9) op het adres [adres 9] te Heemskerk met zijn mededader een voordeur opengebroken waardoor schade is ontstaan aan de deur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf steeds niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en
opzetheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
poging tot diefstal (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt), door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 (behalve zaak 16), 2 (behalve zaak 7) en 3 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen goederen met de nummers 31 tot en met 35 te onttrekken aan het verkeer en de personenauto's van de merken Volkswagen, type Golf, en Audi verbeurd te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 4a], [benadeelde partij 5b] en [benadeelde partij 7] geheel toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij [benadeelde partij 2a] niet ontvankelijk te verklaren.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar besproken rapport van Reclassering Nederland d.d. 27 juli 2012 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3. Hoofdstraffen
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één inbraak in een bedrijfspand samen met een ander waarbij een grote hoeveelheid geld is weggenomen, twee pogingen tot inbraak samen met anderen, waarvan één in een woning terwijl de bewoners in bed lagen en één in een bedrijfspand, en opzetheling van een groot aantal goederen waaronder een bromfiets en kostbare sieraden. Bij de poging woninginbraak heeft een confrontatie met één van de aanwezige bewoners plaats gevonden.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten en tilt er zwaar aan dat verdachte en zijn mededaders deze misdrijven kennelijk puur uit financieel gewin hebben gepleegd. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij en zijn medeverdachten door hun handelen naast het veroorzaken van materiële schade en overlast, een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners, hetgeen bij hen gevoelens van onveiligheid en meer in het algemeen onrust in de samenleving heeft veroorzaakt.
De rechtbank houdt tevens ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte, afgezien van zijn uiteindelijke bekentenis ter terechtzitting in de zaken 1 en 15, geen openheid van zaken heeft gegeven en het laakbare van zijn handelen daarmee niet lijkt in te zien.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en verdachte bovendien nog in een proeftijd liep van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering mogelijkheden ziet verdachte te begeleiden in het kader van een eventueel voorwaardelijk op te leggen straf. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is mee te werken met de reclassering. De rechtbank ziet echter, mede gelet op een eerder mislukt reclasseringstoezicht en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank een kleiner aantal feiten bewezen acht dan waar de officier van justitie vanuit is gegaan bij het bepalen van haar eis.
6.4. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto van het merk Audi met kenteken [kentekennummer], dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 ten aanzien van zaak 9 bewezen verklaarde met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
6.5. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten vier wapens en vuurwerk, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten of feiten waarvan hij wordt verdacht. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
7. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.490,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten aanzien van zaak 1 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 ten aanzien van zaak 1 bewezen verklaarde feit. Verdachte heeft overigens ook aangegeven, bereid te zijn deze schade te vergoeden. De vordering zal derhalve geheel worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 ten aanzien van zaak 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging inbraak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 5b] B.V. heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.636,70 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten aanzien van zaak 15 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 ten aanzien van zaak 15 bewezen verklaarde feit. Verdachte heeft overigens ook aangegeven, bereid te zijn deze schade te vergoeden. De vordering zal derhalve geheel worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 ten aanzien van zaak 15 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: inbraak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2a] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.593,20 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten aanzien van zaak 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten aanzien van zaak 3 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij 4a] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.659,10 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten aanzien van zaak 8 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Ter terechtzitting heeft [benadeelde partij 4a] de vordering vermeerderd met een bedrag van € 8.650,-, hetgeen betrekking heeft op de geschatte waarde van de ontvreemde erfstukken.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten aanzien van zaak 8 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 25 november 2011 in de zaak met parketnummer [nummer] heeft de politierechter te Haarlem verdachte ter zake van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en medeplegen van mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertien (13) dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 december 2011 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft thans gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 ten aanzien van de zaken 2, 3, 6 (diefstal), 8 en 16, onder 2 ten aanzien van zaak 7 en onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 ten aanzien van de zaken 4, 6 (heling), 11, 15 en 17, en onder 2 ten aanzien van de zaken 1 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 stk Personenauto van het merk Audi, voorzien van kenteken [kentekennummer].
Onttrekt aan het verkeer:
31 1.00 stk Wapen Kl:zwart, patroonhouder/slede/afsl balletjespistool (146976);
32 1.00 stk Wapen Kl:chroomkl. Kast zilver/zwart van kleur balletjespistool (146979);
33 1.00 stk Wapen Kl:chroomkl. Kast zilver/zwart van kleur balletjespistool (146979);
34 1.00 stk Vuurwerk Kl:zwart super cobra 6 2g (146964);
35 1.00 stk Wapen Kkl:zwart, patroonhouder/slede/afsluiter balletjespistool (146976).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 7] geleden materiële schade tot een bedrag van € 1.490,-, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde partij 7], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.490,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vierentwintig (24) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 5b] B.V. geleden materiële schade tot een bedrag van € 5.636,70 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde partij 5b], voornoemd, rekeningnummer [nummer]9, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 5b] B.V. de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.636,70, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door drieënzestig (63) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 4a] en [benadeelde partij 2a] niet ontvankelijk in hun vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 stk Personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van kenteken [kentekennummer].
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer [nummer] en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertien (13) dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 25 november 2011.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. C.G. Beyer-Lazonder, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2012.
Mr. Beyer-Lazonder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.