De vijftienjarige [verdachte] heeft iemand doodgestoken tijdens een ruzie, waarbij zijn ouders en andere volwassenen waren betrokken. Een reconstructie van de gebeurtenissen wordt bemoeilijkt doordat de volwassen aanwezigen door overmatig alcoholgebruik onvolledige herinneringen hebben. Afgaande op [verdachte]'s eigen verhaal was zijn motief kwaadheid, maar deze zal gelet op hetgeen is gebleken mede gevoed zijn geweest door een gevoel van machteloosheid. Het gevolg is dramatisch voor de nabestaanden van het slachtoffer die voor de rechtbank in een slachtofferverklaring hun lijden en verwarring hebben toegelicht. [verdachte] heeft tijdens de terechtzitting en de onderzoeken, waaraan hij naar aanleiding van deze noodlottige gebeurtenis is onderworpen, emotioneel en overtuigend laten zien dat de familie van het slachtoffer en met name zijn zoon - ook in zijn gedachten zeer ernstig zijn getroffen.
De rechtbank realiseert zich dat dit vonnis de schade, die het delict voor de nabestaanden heeft veroorzaakt niet zal kunnen beperken. Het jeugdstrafrecht heeft zijn beperkingen doch met name in deze zaak acht de rechtbank deze beperkingen zeer terecht. Zij baseert haar oordeel mede op de bevindingen van de deskundigen van het forensisch centrum Teylingereind. De eerste indruk, die men daar van [verdachte] had was die van een radeloze, emotioneel verwarde jongen. In de loop van de tijd is dat veranderd en in het groepsverslag wordt opgemerkt dat het erop lijkt dat hij zijn verblijf als een welkome rust heeft ervaren. De psycholoog omschrijft het gezin, waaruit [verdachte] komt, als een kluwengezin; bij de ouders ontbreken de vermogens om conflicten op te lossen. [verdachte] is gepreoccupeerd met zijn rol in het gezin, zijn eigen emotionele ontwikkeling is er bij ingeschoten en zo heeft hij niet kunnen leren om met boosheid om te gaan; agressie werd zijn uitvlucht. In het psychiatrisch onderzoeksrapport is vermeld dat [verdachte] eenmaal thuis weer gemakkelijk in vergelijkbare voor hem bedreigende omstandigheden kan terechtkomen, aangezien zich daar conflicten voordoen waarbij agressie niet wordt geschuwd. De deskundigen concluderen dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en dat het tenlastegelegde in verminderde mate kan worden toegerekend. Behandeling van [verdachte] kan leiden tot een verandering ten goede; hij heeft de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen. Bij terugkeer naar huis zal hij weer opgenomen worden in het gezinssysteem, hetgeen zijn ontwikkeling ongunstig kan beïnvloeden. Daarom adviseren de deskundigen van Teylingereind een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ).
[verdachte] en zijn ouders, gesteund door het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvK), staan vooralsnog niet open voor de PIJ-maatregel. Men verwacht de komende periode een zodanig verandering te kunnen ondergaan, dat bij een terugkomst van [verdachte] in het gezin na zijn detentieperiode de gesignaleerde problemen - ook de RvK onderkent deze - zullen zijn aangepakt en verbeterd met behulp van een civiele ondertoezichtstelling.
De rechtbank acht het onverantwoord dit voorschot op de toekomst thans te nemen. Zij sluit zich aan bij de conclusies van de deskundigen van Teylingereind en zal de PIJ-maatregel uitspreken met de volgende bemerkingen. De algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel en eveneens is deze in het belang voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte]. Het komt de rechtbank wenselijk voor dat wordt gestart met een korte gesloten fase om [verdachte] en zijn ouders te motiveren en te begeleiden. Deze kan vervolgd worden door een besloten en open fase in een instelling zoals Rentray of Groot Emaus.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN:
De rechtbank acht het hierna te vermelden voorwerp vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.