ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5737

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/090198-99.
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak over vergunning voor besloten busvervoer met historische bus

In deze zaak, die werd behandeld door de economische politierechter van de Rechtbank Leeuwarden, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het verrichten van besloten busvervoer zonder de vereiste vergunning, zoals voorgeschreven in de Wet personenvervoer. De zitting vond plaats op 20 april 2000, waarbij de verdachte werd vertegenwoordigd door J.L.K. Fischer. De telastelegging was gebaseerd op het feit dat de verdachte haar hotelgasten met een historische bus van het merk Bedford, bouwjaar 1953, vervoerde zonder hiervoor een vergoeding te vragen.

De economische politierechter heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 5 van de Wet personenvervoer en de uitzonderingen daarop, grondig bestudeerd. Het bleek dat de verdachte de bus gebruikte als onderdeel van een historische verzameling en dat het vervoer niet commercieel van aard was, aangezien er geen vergoeding werd gevraagd en het vervoer slechts een nevenactiviteit betrof van de hoofdactiviteit van de verdachte, namelijk het aanbieden van hotelaccommodatie.

Na het horen van de argumenten en het bestuderen van de feiten, kwam de rechter tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de telastelegging. De rechter verklaarde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging te ondersteunen en sprak de verdachte vrij van alle aanklachten. Dit vonnis werd uitgesproken op 3 mei 2000 door mr. G.M. van der Meer, bijgestaan door griffier A. van Dijk, tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
VONNIS
Uitspraak d.d.: 3 mei 2000.
Parketnummer: 17/090198-99.
VONNIS van de economische politierechter voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam verdachte].,
gevestigd te [woonplaats],
[adres].
De economische politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 20 april 2000.
De verdachte is verschenen in de persoon van haar vertegenwoordiger J.L.K. Fischer.
TELASTELEGGING:
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
GEVOERDE VERWEREN:
Ingevolge artikel 5 van de Wet personenvervoer (: WP) is het verboden besloten busvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning.
Artikel 2, lid 2 van de WP juncto artikel 3, onder g, van het Besluit personenvervoer (: Besluit) bepaalt dat voornoemde wet niet van toepassing is op vervoer met vervoermiddelen die in gebruik zijn als onderdeel van een historische verzameling, voor zover het niet commercieel van aard is dan wel een geringe weerslag heeft op de vervoermarkt.
In de toelichting op artikel 3, onder g, van het Besluit staat vermeld dat tot deze uitzonderingsbepaling gerekend kan worden het vervoer met auto’s of bussen van historische merken of modellen, de zogenaamde oldtimers, die een object van verzameling vormen, verricht als presentatie aan het publiek of als attractie voor liefhebbers. Deze bepaling is een verruiming van artikel 2, lid f, van het Uitvoeringsbesluit Autovervoer Personen 1939, waarin van de vergunningplicht werd vrijgesteld het vervoer zonder enige vergoeding van ten hoogste vier personen, de bestuurder daar niet onder begrepen, met een autobus die als onderdeel van een verzameling historische motorrijtuigen wordt verplaatst.
Het vervoermiddel waarmee de verdachte haar hotelgasten van en naar de veerboot vervoert betreft een bus van het merk Bedford, type village style, bouwjaar 1953. De bus is voorzien van het kenteken BE-19-23. De verdachte vervoert reeds vanaf de begintijd van de automobiel haar gasten van en naar de veerboot en vraagt hiervoor geen vergoeding. Zij ontkent dat er een verband is tussen de hoteltarieven en het gebruik van de bus.
Behalve over deze bus beschikt de verdachte ook nog over een Jeep uit 1950 en een Peugeot 604 uit 1970.
Gelet op vorenstaande is de economische politierechter van oordeel dat van voornoemde bus kan worden gezegd dat hij in gebruik is als onderdeel van een historische verzameling en dat, nu er geen vergoeding wordt gevraagd voor het vervoer en het slechts om een nevenactiviteit gaat van een hoofdactiviteit die niet uit het vervoer van personen bestaat, het gebruik niet commercieel van aard is. Wat dat laatste punt betreft wijst de economische politierechter ten overvloede nog op hetgeen in de wetsgeschiedenis (Memorie van Antwoord, nr. 7, blz. 40) ten aanzien van het bepaalde in artikel 53, lid 1, van de WP is opgemerkt, namelijk dat het vervoer dat als nevenactiviteit wordt verricht ten behoeve van een hoofdactiviteit die niet uit het vervoer van personen bestaat, zoals werknemersvervoer, geen op de markt gericht commercieel vervoer is.
UITSPRAAK VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT:
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van der Meer, economische politierechter, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de economische politierechter op 3 mei 2000.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.