ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5834

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37484
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging alimentatieovereenkomst na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 17 mei 2000 uitspraak gedaan in een alimentatiekwestie tussen een man en een vrouw, die eerder gehuwd waren. De man verzocht om wijziging van de alimentatiebijdrage die was vastgesteld op 1.810,06 euro per maand, naar 800 euro per maand. Hij stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat zijn inkomen was gedaald door een VUT-uitkering en de waarde van de woning die aan de vrouw was toegescheiden, was verdubbeld. De vrouw voerde verweer en stelde dat de man zich had verplicht om haar buiten de bijstand te houden, ongeacht zijn inkomensdaling.

De rechtbank overwoog dat de man eerder had verzocht om wijziging van de alimentatie zonder te verwijzen naar een wilsgebrek, wat zijn huidige verweer onaannemelijk maakte. De rechtbank concludeerde dat de alimentatieovereenkomst was ingegeven door de wens van beide partijen dat de vrouw buiten de bijstand zou blijven. De rechtbank oordeelde dat de waardevermeerdering van de woning geen grond voor wijziging van de overeenkomst vormde, aangezien dit een te verwachten mogelijkheid was bij het aangaan van de overeenkomst. Ook de keuze van de man om gebruik te maken van de VUT-regeling was voorzienbaar en kon niet leiden tot wijziging van de alimentatie.

De rechtbank verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. De beschikking kan binnen twee maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te Leeuwarden. De uitspraak benadrukt het belang van de intenties van partijen bij het aangaan van alimentatieovereenkomsten en de terughoudendheid bij het wijzigen van dergelijke afspraken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Uitspraak 17 mei 2000
Rekestnummer 1904/99
Zaaknummer 37484
ALIMENTATIE
BESCHIKKING
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige fami-lieka-mer, in de zaak van:
[de man]
wonende te Frieschepalen,
hierna ook te noemen de man,
procureur mr A.J. Brink,
tegen
[de vrouw]
wonende te Heerenveen,
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr A.C. Zillinger Molenaar.
PROCESGANG
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 maart 2000, waarvan de inhoud als hier overgenomen en ingelast dient te worden beschouwd, is de behandeling van de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting.
Behandeling vond plaats ter terechtzitting met gesloten deuren van deze kamer op 11 april 2000.
Bij de stukken bevindt zich onder meer een schrijven d.d. 3 april 2000 van de zijde van de vrouw.
RECHTSOVERWEGINGEN
De man heeft wijziging verzocht van de beschikking van 19 juli 1995, waarbij alimentatie is vastgesteld ten behoeve van de vrouw ad ¦ 1.810,06 per maand. De man verzoekt thans de bijdrage te doen vast-stellen op een bedrag van ¦ 800,-- per maand. Hij stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu zijn inkomen is gewijzigd doordat hij thans een VUT-uitkering ontvangt en hij niet meer in staat is de vastge-stelde bijdrage te voldoen en voorts dat de waarde van de aan de vrouw toegescheiden woning is verdubbeld. Ook voert hij aan dat de vrouw zeer wel in staat is om inkomsten uit arbeid te verwerven. Bo-vendien stelt de man nog dat hij destijds de overeenkomst onder druk heeft gesloten.
Bij brief van 19 januari 2000 heeft de man de grondslag van zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij wijziging verzoekt van het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man.
Zij stelt dat de man zich heeft verplicht om aan haar een bijdrage te betalen in de kosten van haar levensonderhoud ter hoogte van de voor de vrouw geldende bijstandsnorm. Aan het feit dat het inkomen van de man door de VUT-uitke-ring is gedaald, doet niet af aan de afspraak dat de man de vrouw buiten de bijstand zou houden. Voorts probeert de vrouw wel degelijk serieus een werkkring te vinden maar dat is tot op heden niet gelukt. De vrouw weerspreekt dat de overeenkomst destijds onder druk is gesloten. Partijen waren het erover eens dat de bijdrage in de kosten van levensonderhoud zodanig moest zijn dat de vrouw buiten de bijstand bleef.
De vrouw zal echter haar aanspraak beperken tot het bedrag van de beslagvrije voet.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voorzover de man stelt dat hij de overeenkomst onder druk zou hebben gesloten en hij daarmee bedoelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek in de zin van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat dat verweer onaannemelijk is nu de man, blijkens een beschikking van deze rechtbank van 15 mei 1996 inzake partijen, destijds heeft verzocht de alimenta-tie te wijzigen, zonder daarbij een beroep te doen op enig wilsgebrek. De rechtbank verwerpt derhalve het beroep op enig wilsge-brek.
Uit het convenant blijkt dat de alimentatieovereenkomst is ingegeven door de wens van zowel de vrouw als de man dat de vrouw buiten de bijstand blijft. Partijen zijn daarmee bewust afge-weken van de wettelij-ke maatstaven voor alimen-tatiebepaling. Dit brengt mee dat als grond voor wijziging van de overeenkomst slechts art. 1:401 BW kan worden toegepast in dier voege dat slechts tot wijziging van de overeenkomst zal mogen worden overgaan indien na het totstandko-men van de overeen-komst een wijziging van de omstandighe-den is ingetreden die meebrengt dat de vrouw, in het licht van alle dan bestaande omstandigheden, naar maat-staven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instand-houding van de overeenkomst niet mag verwachten. Terug-houdendheid is daarbij geboden in die zin dat zoveel moge-lijk aansluiting moet worden gezocht bij wat partijen met hun overeenkomst voor ogen stond (HR 23 oktober 1987, NJ 1988/438). Het enkele feit dat de woning die destijds aan de vrouw is toegescheiden, thans fors in waarde is gestegen, geheel volgens de huidige landelijke trend, is niet een wijziging van omstandigheden, die met zich meebrengt dat de overeenkomst gewijzigd dient te worden. Waardevermeerdering of waardevermindering van onroerende zaken is een reëel te verwachten mogelijkheid waarvan partijen zich bij het aangaan van de overeenkomst rekenschap dienden te geven. Partijen stond destijds voor ogen dat de vrouw buiten de bijstand diende te blijven en dat oogmerk dient ook thans overeind te blijven en een waardevermeerdering van de woning maakt dat niet anders, nu de bijdrage in de kosten van levensonderhoud zonder nadere clausulering omtrent een eventuele waardevermeerdering van de woning is gekoppeld aan de voor de vrouw geldende bijstandsnorm.
Ook de omstandigheid dat de man heeft gekozen voor gebruik-making van de vut-regeling, is een mogelijkheid die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst voorzienbaar was. Dat de man vervolgens daadwerkelijk van deze regeling gebruik heeft gemaakt met de inkomens-vermindering van dien, is een aangelegenheid die voor zijn rekening dient te komen en is geen omstandigheid die een wijziging van de overeenkomst met zich mee brengt.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat ook in het feit dat de vrouw, gezien haar leeftijd en haar verouderde opleiding, geen werkkring heeft weten te verwerven en zeker gelet op de pogingen die zij daartoe onweersproken in het werk heeft gesteld, geen omstandigheid gelegen is die tot wijziging van de onder-houdsbijdrage moet leiden.
De door de man gestelde wijziging van omstandigheden voldoet niet aan het hierboven weergegeven criterium. Van een grond voor wijziging is niet gebleken zodat de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De proceskosten zullen als volgt worden gecompenseerd, nu partijen echtgenoten zijn geweest.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere par-tij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr A.H.M. Dölle, lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2000 in tegenwoor-digheid van de griffier.
(cc: 19)
Van deze beschikking kan binnen 2 maanden hoger beroep worden inge-steld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.