ECLI:NL:RBLEE:2000:AA6136

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/085214-00
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beledigende uitlatingen over asielzoekers tijdens demonstratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 8 juni 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 7 oktober 1999 in Kollum beledigend heeft uitgelaten over asielzoekers. De verdachte, bijgestaan door advocaten W. Anker en J. Boksem, heeft tijdens een demonstratie en een gemeentelijke informatie-avond zich in het openbaar, zowel mondeling als schriftelijk, beledigend uitgelaten over een groep mensen, te weten asielzoekers, op basis van hun ras. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren beledigende uitspraken heeft gedaan, waaronder het beschrijven van asielzoekerscentra als 'broeinesten' van criminaliteit en het uiten van gewelddadige en kwetsende opmerkingen over de cultuur van asielzoekers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft haar veroordeeld tot een geldboete van ƒ 1.500, waarvan een deel voorwaardelijk is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van beledigende uitlatingen en het risico dat dergelijke uitlatingen kunnen hebben in een publieke context, vooral tijdens een demonstratie.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Uitspraak d.d. 8 juni 2000.
Parketnummer 17/085214-00.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren [1950] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 25 mei 2000.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mrs. W. Anker en J. Boksem, advocaten te Leeuwarden.
TELASTELEGGING:
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING:
De rechtbank acht het onder 1. primair en onder 2. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
zij op 7 oktober 1999, te Kollum, in de gemeente Kolummerland Ca., zich in het openbaar, mondeling, meermalen, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten in Nederland verblijvende buitenlanders, meer in het bijzonder asielzoekers, wegens hun ras, door op het Maartensplein een toespraak te houden (tijdens een manifestatie tegen de komst van een permanent asielzoekerscentrum bij Kollum) ten overstaan van het daar aanwezige publiek en de pers, met daarin de volgende uitlatingen:
1) "De asielzoekerscentra zijn broeinesten waar vele criminele aktiviteiten plaatsvinden. Mensenhandel, drugshandel, handel in gestolen goederen en het opwaarderen van beltegoed is heel normaal", en
2) "Wij weten wat een AZC met zich meebrengt. Overlast, intimidatie, onverschilligheid, diefstal, verkrachting en.... moord", en
3) "Vrouwen en dochters worden doodgestoken, in koele bloede vermoord. Dat is hun cultuur",
welke uitlatingen zelf en/of in onderlinge samenhang en/of in hun context beledigend zijn voor bovengenoemde groep mensen;
2. primair
zij op 7 oktober 1999 te Kollum, in de gemeente Kollumerland Ca., tezamen en in vereniging met anderen, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend hebben uitgelaten over een groep mensen, te weten in Nederland verblijvende buitenlanders, meer in het bijzonder asielzoekers, wegens hun ras, door tezamen en in vereniging met anderen, tijdens een manifestatie tegen de vestiging van een permanent asielzoekerscentrum en tijdens een openbare gemeentelijke informatie-avond over de komst van een asielzoekerscentrum, een petitie en afschriften van een petitie uit te delen aan het aldaar aanwezige publiek en de burgemeester van Kolummerland Ca. met de volgende teksten:
1) "Meisjes/vrouwen worden regelmatig lastig gevallen, bedreigd, geïntimideerd en achtervolgd", en
2) "Winkeliers en hun personeel worden lastig gevallen geïntimideerd en bestolen!", en
3) "90% valt niet onder de noemer 'asielzoekers'! Deze mensen dienen linea recta teruggestuurd te worden!", en
4) "A.Z.C.'s zijn broeinesten van mensensmokkel, drugshandel en andere criminele activiteiten",
welke teksten zelf en/of in onderlinge samenhang en/of in hun context beledigend zijn voor bovengenoemde groep mensen.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE:
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair: Zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, meermalen gepleegd.
2. primair: Medeplegen van het zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.
STRAFBAARHEID VERDACHTE:
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING:
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit de haar betreffende voorlichtingsrapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair en onder 2. primair telastegelegde tot betaling van een geldboete van ƒ 1.500,=, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs alsmede ten aanzien van de op te leggen straf
Verdachte heeft zich in haar toespraak tijdens een demonstratie die was gericht tegen de permanente vestiging van een asielzoekerscentrum in Kollum alsmede in een bij die gelegenheid verspreide petitie - voor de inhoud waarvan zij mede verantwoordelijk was - uitgelaten over de bewoners van asielzoekerscentra. Naar algemeen bekend is behoren bewoners van asielzoekerscentra tot bepaalde (groepen van) etnische minderheden.
Blijkens de Memorie van 'Toelichting bij het ontwerp dat heeft geleid tot de Wet 18 februari 1971. Stb 96. tot uitvoering van het internationaal Verdrag van New York inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie van 7 maart 1966 bij welke wet in het Wetboek van Strafrecht onder meer artikel l37c is ingevoegd, moet het - in dat artikel niet nader omschreven - woord "ras" worden uitgelegd naar de kennelijke strekking van de in artikel 1 van voormeld Verdrag gegeven opsomming, waarin naast ras ook worden genoemd: huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming.
De bewezenverklaarde uitlatingen kunnen - bezien in samenhang met de overige tijdens de demonstratie en de aldaar uitgedeelde petitie gedane uitlatingen, onder meer daar waar naar "hun cultuur" wordt verwezen en waar wordt gerept van "zwarte scholen waar het wapengekletter aan de orde van de dag is" - niet anders worden gezien dan als uitlatingen gericht op de in de asielzoekercentra aanwezige (groepen van) etnische minderheden. Daaraan doet niet af dat die groepen niet met name worden genoemd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de aard van de bewezenverklaarde uitlatingen, bezien in de gehele context waarin ze zijn gedaan, als beledigend moeten worden gekwalificeerd.
Aldus heeft de verdachte strafbare feiten gepleegd, welke ernstig zijn te nemen en welke de verdachte zwaar vallen aan te rekenen. Dat laatste geldt temeer nu verdachte is opgetreden tijdens een openbare bijeenkomst voor een publiek dat zeer ontvankelijk was voor haar woorden, waardoor het risico kon ontstaan dat de demonstratie uit de hand zou lopen.
Met betrekking tot de op te leggen straf dient voorts in aanzienlijke mate mee te wegen het gegeven dat voor verdachte de discussie omtrent de aanwezigheid van een asielzoekerscentrum in Kollum in aanzienlijke mate verweven is geraakt met haar bijzondere emotionele betrokkenheid in de zaak Marianne Vaatstra, hetgeen naar het gevoelen van de rechtbank verdachtes handelen in zeer belangrijke mate heeft bepaald.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak kan worden volstaan met een geldboete, waarvan enerzijds de hoogte uitdrukking moet geven aan de ernst van de feiten en anderzijds uitdrukking moet geven aan de specifieke omstandigheden van deze zaak. Voorts zal de op te leggen straf voor de verdachte een signaal moeten zijn zich in de toekomst te onthouden van het door haar gebezigde beledigende taalgebruik. De rechtbank zal om die redenen met betrekking tot de op te leggen geldboete bepalen dat een groot deel voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN:
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57 en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. primair en onder 2. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van ƒ 1.500,= (zegge: vijftienhonderd gulden), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat van deze straf een gedeelte, groot ƒ 1.000,= (zegge: duizend gulden), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mrs. G.M. Meijer-Campfens en T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. J. de Gans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 juni 2000.
Mr. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.